Brusselse verismodubbel zindert van passie
De eenakters Cavalleria rusticana van Mascagni en Pagliacci van Leoncavallo vormen wellicht de bekendste double bill ter wereld. In de productie van Damiano Michieletto in Brussel worden de banden tussen beide opera’s extra stevig. Met succes.
Damiano Michieletto plaatst beide opera’s in hetzelfde lome, Zuid-Italiaanse dorp, ergens tussen de jaren vijftig en zeventig. In beide stukken is er een ronddraaiend decor. Cavalleria speelt zich af in en rond een bakkerij, gerund door Mamma Lucia en Turridu, met een charmante bakkersknecht die gaandeweg Silvio uit Pagliacci blijkt te zijn. Aan het begin van Cavalleria worden de aankondigingsposters voor de voorstelling van Pagliacci alvast opgehangen.
Pagliacci speelt zich af in een buurtcentrum, met een parochiezaal, gymzaal en kleedkamer voor de artiesten. Dezelfde gespierde dorpeling die in Cavalleria nog armpje drukte met Turridu versleept hier de decorstukken voor de theatertroep.
De kruisingen tussen de verhaallijnen zijn erg subtiel en overtuigend gedaan door de regisseur. Met name de intermezzi gebruikt hij om de opera’s echt aan elkaar te knopen. Zo zien we in het intermezzo van Cavalleria het begin van de affaire tussen Silvio en Nedda, en in het intermezzo van Pagliacci zien we Santuzza in gesprek met een priester en aan Mamma Lucia duidelijk maken dat ze zwanger is.
Ook mooi aan de regie, die Michieletto in 2015 voor Covent Garden maakte, is dat hij het grote gebaar niet schuwt en goed raad weet met extreme passies. De manier waarop Santuzza zich aan de voeten van Turridu werpt en de manier waarop Alfio woest een sigaret neersmijt: het is telkens perfect in lijn met de muziek.
Nu had Michieletto geluk met zijn zangers. Eva-Maria Westbroek acteerde en zong een diep ontroerende Santuzza. Waar de rol van Leonora in La forza del destino bij De Nationale Opera (DNO) niet altijd even comfortabel leek voor Westbroeks stem, was de rol van Santuzza juist een ‘perfect fit’: van hoog tot laag en van hard tot zacht, het kwam er allemaal even trefzeker en overtuigend uit.
Ook met de rest van de cast van Cavalleria rusticana zat het goed. Elena Zilio (Lucia) zong en acteerde een hartverwarmende, emotionele Zuid-Italiaanse moeder. José Maria Lo Monaco was een wulpse, lekker donker gekleurde Lola. Een voor mij aangename verrassing was de Turridu van Teodor Ilincai, met een heerlijk gepassioneerde Italiaanse klank. Ook Dimitri Platanias zong een Alfio vol italianità, maar ik meende een hees randje aan zijn klank te bespeuren.
Pagliacci was eveneens prima bezet. De Nedda van Simona Mihai klonk zoet en lyrisch, al kwam ze in de grote confrontatie aan het slot een piepklein beetje volume tekort. Haar acteerwerk was net zo fenomenaal als dat van Westbroek.
Dit viel waarschijnlijk extra op door het contrast met de Canio van Carlo Ventre, die met zijn rauwe stem behoorlijk wat decibellen wist te produceren. Vooral in zijn emotionele uitbarstingen werkte dat perfect. Op de wat meer ingetogen momenten een stuk minder.
Tonio werd gezongen door Scott Hendricks, een bariton die voor mij een mysterie is. De keren dat ik hem bij DNO hoorde zingen (I puritani, Macbeth) vond ik hem vocaal de zwakste schakel op het toneel. Maar in Brussel hoorde ik hem eerder een prachtige Macbeth zingen en ook nu was hij weer ijzersterk – zowel vocaal als qua acteerwerk. Het zal wel aan de grootte van de respectievelijke zalen liggen, maar het is een verschil van dag en nacht.
Gabriele Nani was een zoetgevooisde, gepassioneerde Silvio. Tansel Akzeybek vulde de cast mooi aan als Peppe. Daarnaast werd in beide eenakters de rol van de dorpelingen uitstekend gezongen en geacteerd door het koor van de Munt.
Bijzonder was de Italiaanse passie die dirigent Evelino Pidò aan het orkest van de Munt wist te ontlokken. De heerlijk aanzwellende strijkers, de explosieve klanken vanuit de blazers: alles was op en top veristisch.
De double bill Cavalleria rusticana/Pagliacci is nog tot en met 22 maart te zien. Zie voor meer informatie de website van de Munt.