Formidabele Macbeth uit de Royal Opera
Met een cast aangevoerd door Anna Netrebko als de Lady en een gedreven Antonio Pappano in de orkestbak wist het Royal Opera House woensdagavond van de wereldwijd uitgezonden voorstelling van Verdi’s Macbeth een muzikale topavond te maken. Op een paar kleinigheden na bleek de productie uit 2002 van Phyllida Lloyd nog prima te voldoen.
Phyllida Lloyd heeft ervoor gekozen om de heksen een prominente rol in haar regie te geven. De opening laat deze vrouwen als een perfect geregisseerd koor aan het werk zien met dingen die heksen nu eenmaal doen, zoals de toekomt voorspellen. Maar daar blijft het niet bij. Ze bezorgen ook Macbeths brief bij zijn vrouw en één van hen speelt nadrukkelijk een rol in de ontsnapping van Fléance later in de opera. Zodoende worden ze onderdeel van de actie en helpen ze het noodlot een handje.
Gespeeld werd op een toneel met aan drie kanten hoge grijze muren. Opvallend detail was een grote waterkraan, die bij aanvang door Macbeth gebruikt werd om het bloed van zijn handen te wassen. Elke keer dat er in het vervolg bloed werd vergoten, werd even op die kraan ingezoomd; de stille getuige van het kwaad. In bepaalde scènes werd midden op het speelvlak een grote, goudkleurige kooi geplaatst, symbool voor de macht, maar ook voor het neveneffect van radicale machtsuitoefening: opgesloten worden in een eigen wereld van list, bedrog en geweld.
De aankleding door Anthony Ward was goed verzorgd, met veel goudkleurige rekwisieten als machtssymbolen en fraaie kleding met koninklijke allure. Ook de heksen zagen er prachtig uit, terwijl de ontheemden aan het einde er prettig sjofel bij liepen.
Het bewegende bos werd getoond door de koorleden elk een tak te laten dragen. Macduff ging Macbeth in de eindstrijd te lijf met zo’n tak. Dat hij het van zijn zwaard dragende tegenstander wist te winnen was een minpunt, hoewel altijd nog te prefereren boven het stompzinnige gezwaai met automatische wapens, die vaak te pas en te onpas worden aangesleept ‘omdat het toch oorlog is’.
De titelrol was in handen van Željko Lučić. Zijn uiterlijk is dat van een Servische warlord en dat maakte het wat lastig om een Schotse krijgsman in hem te zien. Vocaal deed hij exact wat van hem verwacht mocht worden: heel bewogen zacht zingen, veelal dreigend, en geleidelijk in kracht toenemen waar de tekst dat verlangde. Van meet af aan liep zijn Macbeth niet over van blind vertrouwen in de toekomst, reden voor zijn vrouw om hem lafheid te verwijten. Ten onrechte natuurlijk en voor een deel slechts bedoeld om hem niet te veel te laten overpeinzen.
Banquo, vertolkt door Ildebrando D’Arcangelo, heeft betrekkelijk weinig te zingen. De aria ‘Come dal ciel precipita’ is de belangrijkste bijdrage van dit personage. Op zich goed gedaan, maar zonder echt veel indruk te maken; te veel bariton, te weinig bas. Met zijn ‘Ah, la paterna mano’ kwam Yusif Eyvazov wat beter uit de verf – een opgelegde kans voor een tenor natuurlijk.
Ik zou deze Lady graag eens zien als Ortrud in Lohengrin
Ster van de avond was zoals verwacht Anna Netrebko als Lady Macbeth. Zij gaf door haar spel een compleet beeld van de verschillende fasen die haar personage doorloopt, uiteraard in een groot aantal jaren, maar hier samengebald tot een paar uur. “De weg naar de macht is geplaveid met misdaden; wee hem wiens schreden onzeker zijn of die onderweg omkeert”, aldus Lady Macbeth. Aanvankelijk is zij de drijvende kracht in het streven naar macht en het behouden daarvan. Maar al die moorden beginnen haar geestelijke weerbaarheid te slopen en dat maakt haar schreden toch onzeker. Uiteindelijk komt ze al slaapwandelend aan haar einde.
Netrebko zette de toon in ‘Vieni, t’affretta’ en liet haar Lady onbeschaamd triomf vieren in ‘La luce langue’ en ‘Si colmi il calice’. Vanaf dat moment raakt ze de controle kwijt en verandert ageren in reageren tot het moment dat ze aan het slaapwandelen slaat, een schim van zichzelf. Netrebko was schitterend in die grote scène: ‘Una macchia è qui tuttora’. Het is de vraag of haar vocale middelen het ooit zullen toelaten, maar ik zou deze Lady graag eens zien als Ortrud in Lohengrin. Dat kan wat moois opleveren.
Een paar kleinigheden (naast de opdringerige waterkraan): het heksenkoor is iets te veel bezig haar eigen voorspellingen uit te laten komen en er is een overdaad aan kinderfiguranten in verschillende scènes. De twee kinderen van Macduff wordt ter plekke door Macbeth de keel doorgesneden. Dat had wel iets minder gemogen.
De muzikale bijdrage van het koor was buitengewoon goed, evenals die van het orkest van de Royal Opera. Antonio Pappano had na afloop alle reden om met enige trots terug te kijken op een zeer geslaagde uitvoering van één van Verdi’s meesterwerken.
Gezien in: Cinerama Filmtheater in Rotterdam. Er staan dit seizoen nog twee live-voorstellingen uit Londen op het programma: de balletten Manon (3 mei) en Swan Lake (12 juni). Zie voor meer informatie de website van Cinerama.
3Reacties
Op 10 april (herhaling) naar de bioscoop in Hoorn, intressant om deze recensie te lezen. In juni naar Luik, Macbeth met de beste bariton Leo Nucci.
Deze mooie productie is, ik meen, reeds in 2010 in de bioscoop te zien geweest en op DVD/Blu-Ray verschenen.
Netrebko als Ortrud? Kan. Bekijk eerst haar geweldige Elsa! Op DVD/Blu-Ray met de fantastische Beczala als een wonder Lohengrin olv Thielemann met een tweede akte die, van de beschikbare live uitvoeringen, eens een keer niet saai is maar je zelfs keer op keer weer wil horen.
Ik herinner me de HD uitzending uit de MET. Toen ook met Netrebko en Lucic en Calleja als Macduff en Pape als Banquo. Fabio Luisi dirigeerde. Het was wel een andere productie dan bij de ROH. De regie in de MET productie was in handen van Adrian Noble.
De aanwezigheid van de vele kinderfiguranten waar Peter Franken zich aan ergerde, had waarschijnlijk tot doel één van de thema’s van het toneelstuk van Skakespeare te benadrukken namelijk het hebben van nageslacht of in het geval van de Macbeths het gebrek eraan. Het stuk van Shakespeare is bijzonder gruwelijk: Lady Macduff en haar kinderen worden op brute wijze afgeslacht (Act IV, scene III) door de handlangers van Macbeth.