Yoncheva en Beczala domineren Luisa Miller
Plácido Domingo trok vooraf de meeste aandacht met de baritonrol van Miller, maar het was het ‘power couple’ Sonya Yoncheva en Piotr Beczala dat zaterdag bij de Metropolitan Opera voor een bij wijlen zinderende uitvoering van Verdi’s enigszins verwaarloosde overgangswerk Luisa Miller zorgde.
Operaplots hebben vaak wrede trekjes. Die van Luisa Miller spant de kroon. Als de nieuwbakken graaf Walter in het bezit is gekomen van het erfgoed van de door hem vermoorde neef, wil hij zijn status bevestigen door zoon Rodolfo te laten trouwen met hertogin Frederica. Rodolfo is echter verliefd op het dorpsmeisje Luisa en wenst niet te wijken voor het bevel van zijn vader. Hij gaat zelfs zo ver dat hij hem toefluistert te weten wie de oude graaf heeft vermoord: Walter en de rentmeester Wurm. Vader schrikt terug, maar het is ‘reculer pour mieux sauter’.
Walter en Wurm zetten alles op alles om hun zin door te drijven en gebruiken daarvoor gestapomethoden avant la lettre: intimidatie, geveinsde vertrouwelijkheid, chantage, bedrog. Het is een heel eng duo en dat wisten de respectievelijke vertolkers Alexander Vinogradow en Dmitry Belosselskiy zaterdag volledig uit te spelen. Het duet tussen deze twee bassen kan worden gezien als voorloper van de ontmoeting tussen Filippo II en Il Grandinquisitor.
Wurm had al langer een oogje op Luisa en probeert gelijk een graantje mee te pikken door Luisa niet slechts te dreigen dat haar vader zal worden terechtgesteld als zij niet meewerkt, maar in de marge te eisen dat ze met hem zal trouwen. Verder moet ze zweren Rodolfo niet te openbaren dat ze onder druk heeft gehandeld. Luisa ziet haar leven binnen één fatale dag volledig geruïneerd.
De niet erg dankbare rol van Frederica was in handen van Olesya Petrova. Ze heeft twee scènes en in geen van beide kan haar personage op veel sympathie van het publiek rekenen. Ze zong goed genoeg, maar toch kon ik een gevoel van opluchting niet onderdrukken zodra ze van het toneel verdween. Op zich is dat een compliment voor de vertolker natuurlijk.
Ook vader Miller heeft niet al te veel te zingen, maar zijn aanwezigheid op het toneel zorgt voor hartverscheurende momenten. De keuze voor Plácido Domingo was in dat opzicht een zeer goede. Hij is op leeftijd en weet door zijn spel het hele palet aan vaderlijke emoties uit te beelden: bezorgd, woedend als Luisa wordt beledigd, angstig om haar te verliezen etc. Een echte bariton is hij echter niet. Zijn aanwezigheid – noem het camp of cult – had niettemin een grote meerwaarde en hij werd dan ook na afloop luid toegejuicht.
Wat deze voorstelling tot een mooie Verdi-avond maakte, was vooral het optreden van het gedoemde liefdespaar Luisa en Rodolfo. Piotr Beczala excelleerde in de rol van de zoon die door zijn eigen vader zonder veel scrupules wordt verraden en belogen, en wel zo overtuigend dat hij uit wraak zijn grote liefde vermoordt. Zijn laatste woorden tegen zijn vader zijn: “Mijn dood is uw straf”, en daarmee kan Walter het verder doen.
Deze schitterende tenor is geknipt voor de rol van Rodolfo, overigens eerder bij de Met gezongen door Domingo. Naarmate zijn innerlijke onrust toenam, pakte Beczala’s Rodolfo meer en meer uit en nam zodoende volledig bezit van het toneel. Toen hij stervende was, kroop hij in emotioneel opzicht bijna in zijn schulp. In zijn ‘wraakscène’ met Luisa zingt ze hem toe: “Piangi, piangi il tuo dolore”, gebonden door een eed niet in staat zich vrij te pleiten, maar tegelijkertijd in alle opzichten haar liefde tonend. So close and yet so far apart.
Luisa Miller is in muzikaal opzicht een merkwaardig werk binnen Verdi’s oeuvre. Met name de eerste akte doet sterk denken aan Donizetti, terwijl de entree van Luisa associaties oproept met Amina in Bellini’s Sonnambula. Gaandeweg komt er meer Traviata in het werk en de sterfscène van het koppel heeft de vage contouren van Otello. Tussen Luisa Miller en Verdi’s ‘grote drie’ zit alleen nog Stiffelio en ook daarin preludeert Verdi nadrukkelijk op zijn latere werk.
Sonya Yoncheva is duidelijk op weg naar een sterrenstatus en cementeert haar pad omhoog op gedegen wijze met haar vertolking van alweer een nieuwe rol. Ze heeft het allemaal: het opgewekte belcanto, de dramatische zang van een verscheurd personage en de liefdevolle berusting van een ten dode opgeschreven verraden vrouw. Van begin tot einde was haar aanwezigheid op het toneel enerverend en overtuigend, waarbij ze de complete partij met kennelijk gemak wist te zingen. Geen enkel tenenkrommend moment, volledige beheersing, ook in de moeilijkste passages. Ik zag dit werk ooit bij De Nationale Opera (1991) en bij Opera Vlaanderen (2003), maar dit keer wist het pas echt indruk op me te maken, met dank aan Yoncheva en Beczala.
Het koor heeft in de opera een bescheiden rol en vervulde deze adequaat. De koorleden zijn in deze productie meer edelfiguratie dan zangers. Het orkest stond onder leiding van Bertrand de Billy. Zijn bijdrage was een echte operadirigent waardig. Waar mogelijk liet hij het orkest flink uitpakken en waar nodig, met name op de momenten dat Domingo’s bariton in de problemen zou kunnen komen, dempte hij het geluid tot fluisterniveau. Mede dankzij De Billy werd het een bijzonder avond.
Regisseur Elijah Moshinsky en ontwerper Santo Loquasto (decors en kostuums) waren in 2001 verantwoordelijk voor deze productie. Ik heb dat detail speciaal opgezocht en was verbaasd dat dit museumwerk slechts zeventien jaar oud bleek te zijn. Niet alleen voor het publiek zag het er allemaal nogal oudbakken uit, ook technisch wekte het verbazing.
Als bioscoopbezoeker kon je meekijken wat er op het toneel gebeurde tijdens de scènewisselingen. Een heel peloton toneelwerkers was doende complete decors te rangeren en zetstukken op zijn plaats te zetten. Dat gebeurde na elke scène, in totaal viermaal, terwijl het publiek naar het gesloten doek mocht kijken. Dankzij twee pauzes vonden nog eens twee wisselingen onopgemerkt plaats. Erg storend hoe de handeling telkenmale langdurig werd stopgezet en ook nog eens onnodig, gelet op de middelen die het moderne toneelbedrijf ten dienste staan.
Het zag er weliswaar aardig uit, maar van enige toegevoegde waarde was geen sprake. Goed beschouwd was het een concert met heel veel aankleding.
Gezien in: Pathé Schouwburgplein in Rotterdam. De volgende live-vertoning vanuit New York aldaar is Massenets Cendrillon op 28 april. Zie voor meer informatie de website van Pathé.
1 Reactie
Op zondag 22 april in de bioscoop Pathé Tuschinski te Amsterdam (herhaling). En is een VIP ticket goed verzorgd en een prima plaats 1e ring, balkon. Ik kijk er naar uit.