De jacht op talent blijft een mysterie
Twee jonge operazangers, evenveel talent, net zo gedreven. De één maakt het, de ander wordt accountant. Hoe kan dat? Twee veteranen in het scouten van talent, voormalig intendant John M. Mordler en talentenchef van de Royal Opera David Gowland, geven hun kijk op de stand van zaken in talentenland.
Op het toneel een legioen jonge zangers: getalenteerd, goed opgeleid, hongerig naar een doorbraak. Achter de jurytafel een bataljon mensen met invloed, die zo’n doorbraak mogelijk kunnen maken. Tijdens zangconcoursen komen vraag en aanbod op de talentenmarkt op unieke wijze samen. De jonkies zijn overgeleverd aan het oordeel en de welwillendheid van de chefs, maar de ‘machthebbers’ zijn op een bepaalde manier ook afhankelijk van het talent dat zich voor hen presenteert. Wie vindt de volgende grote ster? Wie lokt de beste talenten naar zijn huis?
Afgelopen week werd dit fascinerende ‘spel’ gespeeld in Jūrmala, Letland, tijdens de 37ste editie van de International Hans Gabor Belvedere Singing Competition. 15 intendanten en casting directors oordeelden over 147 zangtalenten, met nog eens ruim 40 sleutelfiguren in de zaal, waaronder veel artiestenmanagers. Er stond wat op het spel voor het talent.
Enigszins quirky
Waar de zangers al hun concentratie en adrenaline in dat ene optreden kunnen pompen, ziet de competitie er van achter de jurytafel heel anders uit. David Gowland, sinds 2001 artistiek directeur van het Jette Parker Artists Programme van het Royal Opera House, vertelt hoe de jury de eerste dag van het Belvedere direct tachtig zangers voor de kiezen kreeg. “Het is niet makkelijk om je dan te blijven concentreren. Gelukkig was er na elke twintig zangers een pauze, zodat we die groep direct konden beoordelen.”
Gowland was één van vijftien juryleden. Die forse omvang ziet hij als een voordeel. “Hoe meer juryleden er zijn, hoe beter je een beeld krijgt van hoe een zanger een zaal met publiek zal aanspreken. Elk jurylid brengt immers zijn eigen identiteit mee. We hadden bijvoorbeeld zes intendanten van Duitse huizen in de jury. Die zoeken naar mensen die in een solistenensemble kunnen meedraaien. Zelf kijk ik, als directeur van een talentenprogramma, vooral naar potentieel, niet zozeer naar een afgerond ‘product’.”
Gowland geeft toe dat het uiteindelijk subjectief is welke stemmen je aanspreken. “Ik houd zelf van mensen die iets anders doen, enigszins quirky zijn, persoonlijkheid hebben. Ik hoor graag mensen met een eigen stem en een eigen interpretatie, ook als ik het niet eens ben met die interpretatie.”
Juryvoorzitter John Mordler, 23 jaar lang directeur van de opera in Monte-Carlo en sinds tien jaar met pensioen, vertelt dat hij een uitzondering in de jury was. “Alle juryleden waren in een positie om mensen te engageren – dat maakt het Belvedere zo speciaal – behalve ik. Maar dat is als voorzitter een voordeel.”
Mordler geniet van een rustig pensioen, vertelt hij, maar speelt als adviseur nog altijd een rol in de operawereld. Waar hij naar zocht tijdens het Belvedere? “Mensen met een grote toekomst, of het nu op korte termijn in een ensemble is of op langere termijn. Ik kijk naar de kwaliteit van de stem, maar iemands persoonlijkheid vind ik net zo belangrijk. Een zanger moet zijn rol kunnen communiceren en je verbeelding kunnen aanspreken.”
Nieuwe markten
Terugkerend thema bij competities en audities is het belang van iemands look. Het politiek correcte antwoord is dat het niet uitmaakt hoe je eruitziet, maar de schoonheid van de rising stars die bij de grote platenlabels doorbreken, lijkt het tegendeel te bewijzen.
Voor John Mordler maakt het uiterlijk van iemand werkelijk niet uit, meent hij. Wel denkt hij dat het helpt in de business als je knap bent. Hij wijst op een interessant verschil tussen Amerika en Europa. “Jurylid David Agler vertelde me dat het in Amerika echt niet uitmaakt hoe dik je bent. Het gaat enkel om wat je op het toneel presteert. In landen waar veel regietheater gemaakt wordt, houdt men zich veel meer bezig met hoe iemand eruitziet.”
Schurender wordt de vraagstelling als het gaat om etnische diversiteit. Als iemands look geen rol speelt, waarom zien we dan zo weinig niet-blanke operazangers op de tonelen? “In Londen is het een groot probleem”, erkent David Gowland. “Dat geldt trouwens ook voor het aantal vrouwen in vakgebieden als dirigeren en componeren.”
Op dit moment worden richtlijnen geformuleerd om Britse theaters in tien jaar tijd diverser te maken, zodat ze beter de bevolking om hen heen representeren. Binnen de Royal Opera worden audities al zo ‘blind’ mogelijk vormgegeven, zegt Gowland. Daarmee vermijd je tegelijk dat zwarte zangers aangenomen worden omdat ze zwart zijn; de keerzijde van actief werken aan diversiteit.
Gowland verwacht dat het thema diversiteit de komende jaren aan gewicht zal winnen, aangezien werelddelen als Zuid-Afrika, Zuid-Amerika en China steeds meer zangers leveren. Als scout voor zijn programma reist hij de hele wereld rond en probeert hij bruggen te slaan naar regio’s waar opera geen eeuwenlange historie kent en jong talent moeite heeft zich verder te ontwikkelen. Binnenkort staat bijvoorbeeld een trip naar Sri Lanka op zijn planning en voor de huidige Jette Parker-lichting scoutte hij onder anderen een zanger uit Brazilië, een zangeres uit Zuid-Korea en een zangeres uit Chili. “In Chili is het echt een big deal dat zij in ons programma zit.”
Gowland boort via alumni van zijn programma die zijn teruggekeerd naar hun eigen land veel nieuwe ‘markten’ aan. Zijn doel is om jonge zangers een faire kans te geven. “Er is zo veel talent in deze gebieden, alle hulp kan gebruikt worden.”
Natuurlijk probeert hij collega’s te snel af te zijn in het vinden van het beste talent – “er is gezonde competitie” – maar hij vertelt ook dat hij met veel andere talentenprogramma’s contact houdt en de details van goede zangers die hij niet kan plaatsen aan hen doorspeelt. “We proberen collectief de juiste richting te vinden.”
Te veel zangers
Voor het afgelopen Belvedere deden 1.125 zangers auditie in 71 verschillende steden. Is er niet simpelweg te veel aanbod op een markt waar de vraag bepaald niet groeit? “Afgaand op deze competitie: ja”, zegt John Mordler. “Maar dat is niets bijzonders. Het is net als onder acteurs en balletdansers: er is heel veel competitie. Kijk hoeveel getalenteerde acteurs in restaurants werken. Het is gewoon heel moeilijk.”
Wat volgens Mordler niet helpt, is dat de moderne politiek het belang van cultuur niet lijkt in te zien. “Cultuur behoort tot de basics van onze beschaving. Het is een trieste waarheid vandaag dat men dat niet meer zo ziet.”
Gowland beaamt dat er eigenlijk te veel jonge zangers zijn. “Er zijn steeds meer competities en steeds meer uitmuntende zangers. Tegelijk is er in de industrie minder werk. Zelfs als mensen enorm getalenteerd zijn, is dat geen garantie op een carrière. Je moet dapper zijn als jonge zanger, want dit vak kan heel teleurstellend zijn.”
Een waardevolle tip van Gowland voor jong talent: “Het gaat niet om hoe goed je zingt, maar hoe slecht je zingt. Welk muzikaal niveau kun je garanderen, ook als bijvoorbeeld je relatie net is uitgegaan? Kun je consistent zijn, ondanks de omstandigheden?”
Het kan helpen om juryleden die je meermaals horen te imponeren. Maar meer dan een handreiking is het niet. De jacht op talent – in competities en daarbuiten – blijft grotendeels in nevelen gehuld. Hoeveel competitiewinnaars zijn niet rap vergeten? En hoeveel niet-winnaars hebben het uiteindelijk toch gemaakt?
David Gowland kan wel met die ongewisheid leven. “Als er één correcte formule voor succes zou zijn, zou er geen mysterie meer zijn. En dan zou ik geen baan meer hebben.”