Giovanni rockt op een Hongaarse heuveltop
Is opera levensvatbaar te houden door aan te sluiten bij populaire muziekstijlen? Het Bartók Plusz Operafesztivál in Miskolc gelooft er heilig in. Het festival plaatste dit jaar Don Giovanni op een heuveltop en liet de jonge componist Apor Szüts los op de partituur. Zijn marinade van rock en jazz gaf Mozarts meesterwerk een geheel nieuwe smaak. Is dit de toekomst?
Het is waarschijnlijk de meestgestelde vraag in operakringen: hoe ziet de toekomst van opera eruit? Regisseurs buigen zich over nieuwe vormen, componisten zoeken naar nieuwe muziek, intendanten experimenteren met hun programmeringen. Er wordt flink geïnvesteerd in educatie en operahuizen gaan de straat op om onbereikte doelgroepen het operaevangelie te verkondigen.
Mijn indruk is dat de verwoede pogingen nog niet het gewenste effect hebben. Het publiek stroomt niet terug naar het theater, de kaartverkoop blijft een uitdaging, zelfs bij bekende titels en bekende zangers. Dé formule voor een duurzame operatoekomst – als die al bestaat – is nog niet gevonden.
Gergely Kesselyák, directeur van het Bartók Plusz Operafesztivál, formuleerde in 2013 een manifest met zijn antwoord op de vraag naar de toekomst van opera. Kesselyák vindt dat opera weer moet aansluiten bij de smaak van het grote publiek. Hedendaagse componisten moeten, net als Mozart, Verdi en Puccini, stijlen gebruiken die bij wijze van spreken op straat te vinden zijn. Er is nieuwe operamuziek nodig en die muziek moet voor iedereen herkenbaar en toegankelijk zijn, zo vindt hij.
Klassiek versus rock
Kesselyáks visie is steeds duidelijker in zijn festivalprogrammeringen te herkennen. Vorig jaar bracht hij onder meer The Master and Margarita, een bonte cocktail van belcanto, fanfare, verismo, rock en musical, gemaakt door Levente Gyöngyösi. Dit jaar is een ander Hongaars componeertalent aan zet, Apor Szüts, die de opdracht kreeg om Mozarts Don Giovanni ‘op te pimpen’.
De locatie: de Avas-toren, een 72 meter hoge televisietoren met uitzichtplatform, geplaatst op een heuvel naast het autovrije centrum van Miskolc. Een lange trap naast de gotische Avas-kerk voert je de heuvel op, waarna een slingerend paadje je bij de toren brengt. Pal voor de toren zijn een paar honderd stoelen geplaatst, waar je voor nog geen 3 euro (!) de tot RockGiovanni omgedoopte Mozart-productie kunt bekijken.
De setting is fantastisch. Je kunt door de toren heen het dal inkijken, waar de zon zijn laatste werk verricht. De toren zelf wordt prachtig belicht, met een paar lange doeken als aanvullende projectievlakken. De trappen aan weerszijden van het bouwwerk en de smalle ladders aan de voorzijde bieden regisseur Vlad Troitsky en choreograaf Attila Kozma veel mogelijkheden om het spel dynamisch te houden, wat met name Kozma benut.
Als Gergely Kesselyák met het orkest van het Miskolc National Theatre de ouverture inzet, is het wel even slikken. Mozarts magnifieke opmaat is gereduceerd tot een grove, houterige rockbewerking. Het klassieke instrumentarium wordt keer op keer ruw onderbroken door de inbreng van elektrische gitaren, drums, percussie en jazzorgel. Zij gaan aan de haal met Mozarts motieven en doen dat zo hard en lomp dat alle nuance uit de partituur verdwijnt.
De valse start is gelukkig niet representatief voor de hele voorstelling, maar de inmenging van de rockmusici blijft bot aanvoelen. Vrijwel elk moment dat de elektronische instrumenten zich roeren, bolt Mozarts muziek op tot een dikke, ondoorzichtige eenheidsklank. De knetterharde versterking van de zang helpt daarbij niet. In mijn ogen had componist Apor Szüts veel subtieler en doordachter te werk moeten gaan. Geraffineerdere geluidsapparatuur en een geluidstechnicus met meer sensitiviteit voor Mozart waren ook welkom geweest.
Uitbundige bruiloft
Szüts heeft de zangpartijen van Mozart vrijwel onaangetast gelaten (op een paar merkwaardige octaveringen naar beneden na). In de orkestratie wil hij het verschil maken. Daarbij heeft hij sterk gewerkt vanuit de karakters. Leporello is het beste voorbeeld. De begeleiding van zijn solo’s is zo vervormd dat die volledig met zijn zang dissoneert. De ingreep zou Leporello als vreemde snuiter in het geheel moeten neerzetten, maar het komt op mij geforceerd over en ontsiert bovendien een paar anders zo mooie fragmenten. Aan Dragoljub Bajic ligt het niet; hij geeft een prima vertolking van de rol.
Beter gelukt zijn de scènes waarin Szüts een ingetogener, jazzy sound inbrengt, bijvoorbeeld in ‘Là ci darem la mano’ en later in ‘Deh, vieni, alla finestra’. De orkestklank matcht de verleidende toon van de zang goed en het volume is niet zo oorpijnigend hard.
Prachtig is ook de opkomst van Zerlina, Masetto en hun bruiloftsgasten. Ze racen in een truck en een busje de heuvel op, springen uitbundig op het ’toneel’ en beginnen te feesten, begeleid door dansmuziek die niet op Don Giovanni gebaseerd lijkt te zijn. De toevoeging heeft zin; het zet de bruiloftssfeer veel krachtiger neer dan Mozarts beperkte koorstuk. De wervelende sopraan Annamária Kászoni en de humoristische bas-bariton András Hábetler stelen ondertussen de show als het pasgetrouwde paar.
Er volgen nog een paar tenenkrommende muzikale momenten, maar de finale is scenisch en muzikaal raak. Szüts pikt de dreigende stuwing uit Mozarts partituur adequaat op en creëert een bloedstollend einde. Regisseur Vlad Troitsky laat de hoofdpersoon met veel spektakel ten onder gaan, hoofdrolspeler Uğur Yılmaz buit de dramatische climax volledig uit met zijn intense acteerwerk, schurende zang en onvergetelijke look (rood lang haar, rode lange baard, grote oorbel).
Helaas, terwijl je adem nog ingehouden is en je het kippenvel nog voelt, zet het orkest het ‘Introitus’ uit Mozarts requiem in. Volledig misplaatst en onnodig. Daarna volgt óók nog het vrolijke slotensemble uit de opera, ook al is het al na middernacht. Wat mij betreft hadden beide achterwege kunnen blijven. Was de voorstelling bij de spannende ondergang van Don Giovanni afgelopen, dan was je ten minste met een lekkere nasmaak naar huis gegaan.
Iets nieuws
Is dit nu waar het heen moet met opera? Lastig te zeggen. Wie Don Giovanni als klassieke Mozart-titel kent, ondervindt RockGiovanni waarschijnlijk als een afzwakking. De reactie van het publiek afgelopen zaterdag was echter enthousiast. Zou het kunnen dat een rockbewerking als deze het algemene publiek wel aanspreekt, maar het vaste operapubliek afstoot?
Bij de nazit op het festivalterras reageerden kenners uit de operawereld gemengd op het experiment. Een regisseur meende dat je van Mozarts muziek moet afblijven. Zijn devies: “Componeer gewoon zelf iets nieuws.” Een voormalige rockster uit de jaren tachtig kon de voorstelling wel waarderen, maar zag opera en rock uiteindelijk toch als twee niet te verenen stijlen (“rock kent maar vier akkoorden”). Anderen vonden RockGiovanni juist ultiem entertainment en één van de meest geslaagde voorstellingen van het festival.
In mijn ogen werden de moderne muziekstijlen te zeer aan Mozarts partituur opgedrongen. Een subtiel arrangement, waarbij met het rockpalet hier en daar Mozarts intenties versterkt worden, zou wellicht wel werken. Of maak gewoon iets heel nieuws. Bijvoorbeeld échte rockmuziek op hetzelfde libretto van Lorenzo Da Ponte. Bekend verhaal, nieuwe muziek. Zou dat niet mogelijk zijn? Dan bedien je het publiek van vandaag in een taal van vandaag, zonder een muziektaal van een paar eeuwen geleden er met de haren bij te slepen.
Oeropera
Wat had het festival in Miskolc het afgelopen weekend nog meer te bieden? Op de binnenplaats van het plaatselijke museum werden twee heiligenspelen opgevoerd, voorzien van hedendaagse muziek door György Selmeczi. Zijn doel was om in het fenomeen van de heiligenspelen de oorsprong van muziektheater en uiteindelijk opera aan te wijzen. Een soort ‘oeropera’ dus.
De voorstelling begon buiten het musem met een korte processie, aangevoerd door een groep uiterst enthousiaste zangers/acteurs. Eenmaal op de binnenplaats werden de verhalen van twee heiligen uitgespeeld. De acteurs stonden pal op het publiek, maar bleken onverschrokken en legden veel overtuiging in hun spel en zang, al was de zang technisch niet van het hoogste niveau. Inhoudelijk ging de handeling grotendeels aan je voorbij vanwege het onvertaalde Hongaars.
Selmeczi’s muziek combineerde oude invloeden met zijn eigen, hedendaagse idioom. De partituur zorgde voor een boeiende luisterervaring, al rammelde de uitvoering van het kleine ensemble aan meerdere kanten.
Hoe de voorstelling in de toekomstvisie van Gergely Kesselyák past, werd mij niet helemaal duidelijk. De processie en de intimiteit van de museumbühne wisten de bezoekers weliswaar goed bij de voorstelling te betrekken, maar de muziek was niet direct populair en toegankelijk.
Gala
Op zondag 17 juni werd het festival met een avondje ouderwetse opera in het Miskolc National Theatre besloten. Sopraan Eszter Sümegi en tenor Paulo Ferreira zongen fragmenten uit onder meer Manon Lescaut, Andrea Chénier en Tosca, begeleid door de Pannon Philharmonic. Sümegi bewees haar status als één van de beste Hongaarse sopranen van dit moment, Ferreira was een matige partner met zijn weinig vloeiende, in de hoogte geforceerde zang.
Het orkest uit Pécs, geleid door Tibor Bogányi, was voor mij de uitblinker. De musici gaven een prachtig uitgebalanceerde en opgebouwde lezing van de ouverture van Guillaume Tell en vulden het podium na de pauze met plezier tijdens Till Eulenspiegels lustige Streiche van Richard Strauss.
Een galaconcert met bekende operafragmenten is een logisch slotstuk van een operafestival. Voor een festival dat nieuwe, populaire vormen zoekt, is het wel wat veilig. Kennelijk wil het Bartók Plusz Operafesztivál de traditionele operavorm niet helemaal loslaten. Uit overtuiging? Of is er toch wat schroom? Voor mij is het wachten op een grote, gloednieuwe opera met een volledig eigentijdse, populaire partituur. Dat zou de visie van Gergely Kesselyák werkelijk verwezenlijken.
Zie voor meer informatie de website van het Bartók Plusz Operafesztivál.