AchtergrondFeatured

Drie staande ovaties voor Pierre Audi

Gezeten op de eerste rij kreeg Pierre Audi zondagavond in een stampvol Nationale Opera & Ballet een grandioos muzikaal cadeau aangeboden als officieel afscheid van De Nationale Opera. Dertig jaar was hij artistiek leider. Franz Straatman doorvliegt de drie decennia.

In aanwezigheid van prinses Beatrix werd Pierre Audi een avond lang gehuldigd voor zijn werk voor De Nationale Opera. (© Michel Schnater)

Pierre Audi’s afscheid heeft een ruime uitlooptijd. Het net begonnen seizoen en dat daarna zijn nog onder zijn leiding samengesteld. Bovendien heeft hij nog twee bijzondere regies voor de boeg: een opera van György Kurtág en het monumentale aus Licht-project van Karlheinz Stockhausen.

Zondagavond 30 september werd tijdens het verrassingsgala stilgestaan bij dertig jaar Audi. Toevallig was het ook precies twintig jaar geleden dat op hetzelfde podium de laatste voorstelling van de nieuwe enscenering van Wagners Götterdämmerung werd gespeeld. Hiermee werd het plan afgerond voor een complete Ring des Nibelungen.

De opbouw begon op 4 september 1997 met de première van Das Rheingold en werd in 1998 voortgezet met de drie overige delen. In juni 1999 ging een tientallen jaren gekoesterde droom in vervulling toen DNO als eerste Nederlandse operahuis de volledige Ring-cyclus produceerde. Viermaal zelfs.

Al in 2005 werd de Ring na een serie losse voorstellingen met drie volledige cycli hernomen. De reden was chef-dirigent Edo de Waart, maar die nam vroegtijdig ontslag, waarna voormalig chef-dirigent Hartmut Haenchen teruggevraagd werd.

Voormalig chef-dirigent Hartmut Haenchen werd met applaus en bravogeroep ontvangen. (© Michel Schnater)

In 2013/2014 keerde de Ring vanwege het Wagnerjaar terug met twee complete cycli, weer met Haenchen. Liefst 150.000 bezoekers ondergingen de mythe en magie die uit deze productie straalden. Pierre Audi leidde als regisseur een geweldig apparaat aan ontwerpers, zangers, technici en kostuummakers naar visioenen van muziektheater in een voor Nederland ongekend avontuur.

Daar moest ik zondagavond aan denken toen Pierre Audi onder de tonen van de Hongaarse mars van Hector Berlioz de zaaltrappen afdaalde en verwelkomd werd met een eerste staande ovatie. Applaus en bravogeroep bolden ook op toen in de loop van de avond Hartmut Haenchen de zaal groette om als dirigent leiding te geven aan een onderdeel in het feestprogramma.

Haenchen was verrast door de publieksreactie, vertelde hij tijdens afterparty van het afscheidsfeest. “Ze kennen mij nog.” Inderdaad, het is alweer vier jaar geleden dat de vroegere chef-dirigent te gast was aan de Amstel. Nu leidde hij het Nederlands Kamerorkest, het DNO-koor en Bejun Mehta als Orfeo in een schitterend uitgevoerd fragment uit Glucks Orfeo ed Euridice.

“A far shot”

Dertig jaar Pierre Audi betekent de inhoud van dertig seizoenen bij elkaar puzzelen. Audi kon zijn prestatie alleen realiseren dankzij een serie in opera doorknede medewerkers, want hij had wel veel opera’s gezien, maar er niet middenin gestaan. De belangrijkste namen uit de afgelopen dertig jaar: Klaus Bertisch (sinds 1990 dramaturg, binnenkort met pensioen), Peter De Caluwe (casting director, nu intendant van de Brusselse Munt), Hein Mulders (casting director na De Caluwe, nu intendant van het Aalto-Musiktheater in Essen), Winfried Maczewski (jarenlang dirigent van het operakoor) en Hartmut Haenchen (chef-dirigent).

Toen op 17 juni 1988 Pierre Audi – dertig jaar, met indringende oogopslag – aan de pers werd voorgesteld als nieuwe artistiek directeur, kende vrijwel niemand in Nederland deze Engelsman met Libanese en Franse achtergrond. Hij werkte in Londen, waar hij oprichter en leider van het piepkleine Almeida Theater was, kraamkamer voor avant-gardetoneel en muziektheater. Toenmalig hoofd artistieke zaken Rebecca Rickman gaf de tip, maar zei erbij: “But that’s a far shot!” “Ook toenmalig dramaturg Tim Coleman kende die naam en samen konden zij genoeg vertellen om ons in ieder geval nieuwsgierig te maken”, aldus zakelijk directeur Truze Lodder in een interview met het Bulletin van de Vrienden van De Nationale Opera in 2015.

Claron McFadden zong een nieuw werk van Michel van der Aa, Il Ritorno. (© Michel Schnater)

“Het belang dat werd gehecht aan het produceren van nieuwe opera’s was voor mij in 1988 de reden om bij De Nederlandse Opera aan de slag te gaan. Voor mijn passie voor moderne muziek vond ik een enthousiaste ontvangst. Ik heb mij er bij DNO sindsdien consistent mee beziggehouden”, aldus Audi in een interview dat ik met hem maakte voor dagblad Trouw.

In de beeldshow die in het begin van het feestprogramma werd getoond over het podiumbrede projectiedoek zagen de aanwezigen flitsen van DNO-producties van bestaande moderne opera’s als Moses und Aaron van Schönberg en Saint Francois d’Asisse van Messiaen (beide in regie van Audi) en van nieuwe werken als de legendarische opera Life with an idiot van Schnittke en ook scènes uit opera’s van Louis Andriessen en Michel van de Aa, beiden favoriet in Audi’s belangstelling voor Nederlandse componisten.

Niet voor niets werd een nieuw kort werk van Van der Aa gebracht, getiteld Il ritorno, met Claron McFadden in de solorol en voormalig chef-dirigent Ingo Metzmacher voor het Kamerorkest. Il ritorno, verwijzend naar Monteverdi’s Il ritorno d’Ulisse in patria, voerde de gedachten terug naar de verrassende eerste regie die Audi al in november 1990 deed met dat werk. Ideeën ervoor trof hij aan in de plannen van zijn ontslagen voorganger Jan van Vlijmen.

“Ik voelde een hete drang in mij om te ontdekken wat opera tot zo’n bijzondere en universele kunst maakt. Hoe zit het geraamte in elkaar onder de uiterlijkheden die het theater te bieden heeft. Hoe werkt het mechanisme van de muziek daarin. Ik wilde het geheel van de ontwikkeling van het fenomeen opera kunnen overzien. Daarom begon ik waar ook de opera begon: bij Monteverdi”, aldus Audi in een terugblik toen hij tien jaar aan DNO verbonden was.

Het DNO-koor zong onder meer ‘Gloire à Didon’ uit Les Troyens. (© Michel Schnater)

Uit die eerste Monteverdi schoof een complete serie fascinerende ensceneringen voort: Il combattimento di Tancredi e Clorinda (1991), L’incoronazione di Poppea (1993), L’Orfeo (1995), Madrigalen (2007) en Mariavespers (2017). Audi breidde zijn vleugels ook uit naar de jonge Mozart én naar Die Zauberflöte (1995) in de spectaculaire aankleding van Karel Appel. Ook dat maakte Audi uniek: zijn samenwerking met beeldend kunstenaars zoals Appel, Georg Baselitz, Jannis Kounellis, en Anish Kapoor.

We zullen ons Audi blijven herinneren als onderzoeker naar alternatieve stromen in het operarepertoire, naar het opbouwen van een Schönberg-lijn met als hoogtepunten Moses und Aaron in 1995 (Pierre Boulez dirigeerde en Peter Stein regisseerde) en de Gurre-Lieder (2014 en 2018). Hij bouwde aan een Berlioz-lijn die niet echt lukte, maar wel een fantastische Les Troyens opleverde (2003, onder Edo de Waart), zondag in herinnering gebracht door het koorstuk ‘Gloire à Didon’, dat het DNO-koor gloedvol zaalwaarts projecteerde.

Een meester

De meest blijvende indruk laat Audi achter met Der Ring des Nibelungen, die hij aan het einde van zijn eerste tienjarenplan wist te realiseren, in eendachtige samenwerking met zakelijk directeur Truze Lodder als het financiële talent en Haenchen als het muzikale talent. Het succes werd mede gedragen door het team dat de spectaculaire vormgeving verzorgde: beeldend kunstenaar George Tsypin, kostuumkunstenares Eiko Ishioka en lichtontwerper Wolfgang Göbbel. Zij schiepen niet de zoveelste Ring-enscenering, maar een uniek monument van ruimte, vorm, kleur, klank en magie.

Dankzij vastlegging op dvd van de eerste cyclus in 1999 kunnen wij ons nog steeds verbazen over deze tijdloze, spannende visie op Wagners meesterwerk. Dat zat hem niet alleen in de grootse, tonnen zware decors, die moeiteloos leken uit te schuiven en te kantelen, maar juist ook in de detaillering die Audi aanbracht in zijn personenregie.

Zie bijvoorbeeld hoe hij de tweede ontmoeting tussen Wotan en Erda aan het begin van de derde akte van Siegfried uitwerkt. Ze komen met statige tred op, Erda onder een enorme sluier, die Wotan laat afglijden. Daarna ontplooit zich een rituele dans van wringende armen, langzaam buigende lijven en expressieve gelaatsuitdrukkingen, die dankzij de close-ups op de dvd je adem doen stokken. Mystieke emoties, verhoogd door de indringende zang van John Bröcheler en Anne Gjevang, twee van de zangers uit de schitterende vocale bezetting die op het podium van Het Muziektheater stond.

Volg ook de aangrijpende vocale en lichamelijke expressie van Jeannine Altmayer als Brünnhilde in Götterdämmerung. Hier toonde Audi zich een meester in het regisseren van gemoedsbewegingen, met behulp van niet meer dan een enorme rode lap stof als verzengend vuur.

Na het ontvangen van de Odeon Penning en een danktoespraak nam Pierre Audi voor de derde keer een staande ovatie in ontvangst. (© Michel Schnater)

Hoe vaak Audi in zijn bijna vijftig regies in dertig jaar echt vuur in zijn ensceneringen opnam, juist hier triomfeerde hij met de macht van de verbeelding. In deze Ring bereikte hij de top van zijn artistieke vermogen. Wat erna volgde, en nog zal volgen, zijn variaties op dat gegeven.

Terecht bood het bestuur van De Nationale Opera een bijzondere en nieuwe penning aan Audi aan, de Odeon Penning voor dertig ongelooflijk interessante operaseizoenen. Het bracht het publiek tot een tweede ovatie. Het derde applaus oogstte Audi na zijn danktoespraak en zijn diepe buiging naar alle uitvoerenden van de feestavond.

Erfgoed

Opera is vluchtig als lucht. Zo ook de Ring. Na zoveel jaren van kostbare opslag zouden na de allerlaatste Götterdämmerung in 2014 alle decorstukken, behalve van Die Walküre, worden vernietigd. Er waren belangstellenden die alles wilden overnemen om de productie in een hal in Duitsland te herhalen, maar die plannen liepen op niets uit. Wat in feite een uniek stuk cultuurgoed was, werd toch als schroot verwerkt. Ook de fantasievolle kostuums, die nog wel als artefacten in het Stedelijk Museum in 2014 werden tentoongesteld, gingen in de uitverkoop. Alleen Die Walküre rest. Die zal in het voorjaar van 2020 terugkeren in het huis aan de Amstel, met Marc Albrecht als dirigent.

Ondertussen is Hartmut Haenchen bezig om financiële middelen bij elkaar te zamelen om de beeldopnames van de derde cyclus uit 2014 uit te brengen op dvd. Hij wil de toen bijgestelde elementen in de productie toegankelijk maken, zowel scenisch als muzikaal, vanwege het gebruik van de nieuwste partituuruitgaven. Hierdoor zou de Nederlandse Ring-geschiedenis als uniek cultureel erfgoed in drie afleveringen blijven bestaan: de dvd uit 1999, de cd-opnames van 2005 en de afronding uit 2014.

Vorig artikel

Cité de l’Opera: Charles, Roberto en Sonya

Volgend artikel

Orkest Achttiende Eeuw op tour met Haydn

De auteur

Franz Straatman

Franz Straatman

2Reacties

  1. Rudolph Duppen
    3 oktober 2018 at 12:30

    Een schitterende avond en een waardig eerbetoon aan Pierre Audi. Er was een kostelijke persiflage op de manier van regisseren van Pierre Audi door Christopher Gillett.De bijdrage van John Osborn was ook hilarisch: de aria uit ‘La Fille du Regiment’, ‘Ah mes amis’ was aangepast en bevatten toespelingen op het vertrek van Audi naar Aix en Provence.Osborn had wel enige moeite met de hoge noten. Enkele hoogtepunten: De vertolking van Sandrine Piau van ‘Piangerò uit ‘Giulio Cesare’, de scenes 1 en 2 uit ‘Orfeo ed Euridice’ van Gluck met de prachtige stem van Bejun Mehta als Orfeo en het schitterende koor van DNO en het Nederlands kamerorkest o.l.v.de superieure Hartmut Hänchen en de zeer verrassend goede vertolking van ‘Que reste-t-il de nos amours’ van Charles Trenet door Thomas Oliemans.Ook de bijdrage van Het Nationale ballet mocht er zijn: ‘Replay’van Philip Glass’in een choreografie van Ted Brandsen en gedanst door Maia Makhatell en Artur Shesterikov. Het programma zat prachtig in elkaar en werd op rolletjes uitgevoerd. Helaas liep het programma bijna een uur uit en ben ik niet meer naar de receptie geweest. Het was al 11.30.

  2. Jan de Jong
    3 oktober 2018 at 17:47

    De avond was een vanzelfsprekend eerbetoon aan Audi met artistieke en menselijke hoogtepunten. Ik vond het bijzonder geslaagd en werd er ook wel weemoedig van. Mijn eerste operabezoek in het Muziektheater was in 1988 en nagenoeg alle producties heb ik sindsdien mogen zien.
    Er zijn veel lovende – en natuurlijk ook kritische zaken, het blijft opera – over Audi gezegd en geschreven. Wat mijzelf misschien nog wel het meeste opvalt, als ik de huidige producties en de situatie in 1988 vergelijk, dan is het dat het muzikale niveau in Amsterdam nu echt veel hoger ligt, zowel orkestraal als vocaal. Dat danken we echt niet alleen aan de dirigenten, al hebben die er wel aan bijgedragen. Daarom was het geweldig dat Hartmut Haenchen er weer was. En dat Pierre Audi tijdens het slotapplaus als eerste naar hem liep, was een prachtige illustratie van wat Franz Straatman hierboven schrijft. De Ring vormde het onovertroffen hoogtepunt in de afgelopen drie decennia.
    Ik ben heel benieuwd naar de komende jaren met de nieuwe directeur en een nieuwe chefdirigent voor het NedPho.