Westbroek is een perfecte Fanciulla
Met de Nederlandse sopraan Eva-Maria Westbroek als perfecte gun-slinging heroine bracht de Metropolitan Opera zaterdag La fanciulla del West, live te zien in bioscopen overal ter wereld, waaronder Pathé Schouwburgplein in Rotterdam.
Naar eigen zeggen is Fanciulla één van Eva-Maria Westbroeks absolute favorieten, en het is goed te zien waarom. Ze weet zich geheel met haar personage te vereenzelvigen. Ze ís Minnie, vanaf het moment dat ze haar saloon binnenkomt en met een geweerschot een einde maakt aan een vechtpartij tot het verrassende einde, waarin ze alle goudzoekers op de knieën krijgt en er met haar geliefde vandoor gaat.
Voor iemand die bekend is met het fenomeen ‘Chekhov’s gun’ komt dat einde overigens niet uit de lucht vallen. In een ogenschijnlijk onbeduidende kleine scène kort na haar binnenkomst leest ze een groepje mannen voor uit de Bijbel. Het klasje krijgt een passage uit Psalm 51 te horen en Minnie legt uit: “En dat betekent jongens, dat er geen zondaar is in de hele wereld waarvoor de weg tot verlossing niet openstaat.” Het duurt tot het einde van de opera voordat ‘het pistool afgaat’, maar dan valt alles ook direct keurig op zijn plaats.
De enscenering van Giancarlo del Monaco is uiterst klassiek, zelfs met een langsrijdende postkoets op de achtergrond en iedereen op z’n paasbest ‘western style’. De kostuums van Michael Scott zijn iets te netjes voor een ruige goudzoekerskroeg in een afgelegen kamp, maar het werkt wel.
In de tweede akte is het toneel opgedeeld tussen het interieur van Minnies huisje en de wereld erbuiten, waar het sneeuwt. Het brede toneel laat dat toe, maar voor de handeling heeft het weinig meerwaarde. Sowieso vraagt het libretto nergens om een Minnie en Dick die buiten in de sneeuw staan te zingen – veel te koud.
Dirigent Marco Armiliato dirigeerde zonder naar de partituur te kijken, “zodat hij zijn blik goed kon richten op de zangers en hen waar nodig te hulp kon komen”. Mooi uitgangspunt, echt een operadirigent, maar je moet het werk dan wel van buiten kennen. Daar ontbrak het niet aan. Het orkest van de Met liet zich ook niet onbetuigd.
Westbroek zong een smetteloze Minnie, op twee topnoten na waar ze net iets tekortkwam. Het deerde niet, ze was geweldig in vorm en wist haar twee directe tegenspelers gemakkelijk partij te geven. Haar personage staat bijna twee derde van de speeltijd op het toneel en heeft zeer veel te zingen. Daarvan was hoegenaamd niets te merken. Aan het einde klonk haar Minnie nog net zo fris als in het begin. Alle lof voor Eva-Maria.
Jonas Kaufmann deed vocaal niet voor haar onder, maar bleef acterend wel een beetje achter. In de eerste akte leek hij zich niet goed raad te weten met zijn figuur. Nu is dat natuurlijk ook wel een beetje zo in het verhaal – hij komt binnen voor een beroving en ziet daarvan af als duidelijk wordt wie het slachtoffer is – maar iets meer ondersteuning in de personenregie had geen kwaad gekund.
Vocaal was Kaufmanns optreden zonder meer uitstekend. Zowel qua uiterlijk als qua zang deed hij me aan een jonge Domingo denken. Zijn ‘Ch’ella mi creda’, waarin hij met de strop om zijn nek zijn belagers vraagt om Minnie te doen geloven dat hij ver weg een nieuw leven is begonnen in plaats van te zijn opgehangen, leverde hem terecht een open doekje op.
Bariton Željko Lučić vergeleek ik eerder eens met een Servische warlord, zoals hij overkwam als Macbeth. Als sheriff Rance had hij daar ook wel iets van weg: een oudere man met een wat verlopen voorkomen, een vertegenwoordiger van de wet van het louche type. Maar als hij zijn hart bij Minnie uitstort, verandert dat beeld. Na zijn fraai gezongen ‘Ti voglio bene, Minnie’ kon ik wel met de man meeleven, maar ach, dat zal de leeftijd zijn. Hij is de spreekwoordelijke bariton die de tenor zijn geluk bij de sopraan misgunt. In dit stuk is dat des te schrijnender, omdat er onder de protagonisten geen mezzo is om op terug te vallen.
Lučić en Westbroek speelden de laatste scène van de tweede akte alsof het een remake van de scène tussen Scarpia en Tosca betrof, met dezelfde intensiteit en met dezelfde inzet: een ten dode opgeschreven man. Hier bedriegt de sopraan haar tegenstander door vals te spelen, daar moet hij zijn machtsspel met de dood bekopen. Maar Scarpia heeft postuum het laatste woord, terwijl Rance zich (knarsetandend) aan zijn belofte houdt. Dat maakt Fanciulla tot zo’n bijzonder werk: het loopt goed af met de hoofdpersonen.
Als Minnie de goudzoekers ervan heeft weten te overtuigen dat iedereen recht heeft op vergeving, mits hij oprecht tot inkeer komt, zingt Sonora: “Le tue parole sono di Dio.” Chekhov’s metaforische pistool laat zich eindelijk horen. Eerlijkheidshalve moet wel worden vermeld dat de goudzoekers hun gevangene vooral laten gaan omwille van hun geliefde Minnie en niet omdat het in de Bijbel staat.
Mooie bijrollen waren er voor Carlo Bosi als barman en Minnies steun en toeverlaat Nick, Michael Todd Simpson als de oprecht op haar verliefde Sonora, die zijn concurrent Rance het liefst van de wereld zou zien, en Matthew Rose als de professionele boevenvanger in dienst van Wells Fargo. Goed werk ook van de zangers in de kleinere bijrollen.
Wederom een mooie avond vanuit de Met. Op 10 november is het de beurt aan Marnie, een eigentijds werk. Voor wie het verhaal niet kent: er is door Hitchcock een film van gemaakt. Leuk om eens te bekijken als voorbereiding op de opera.
6Reacties
Helemaal mee eens! Zelden een zo intense vertolking meegemaakt als Westbroek in Minnie! Dit is inderdaad een rol die ze zich compleet eigen heeft gemaakt en waarmee ze zich voor de duur van de voorstelling volledig mee vereenzelvigd! Elke geste, elke gelaatsuitdrukking was hier op zijn plaats! Opera als toneel, wat zeg ik, als film! Dan vergeef je haar enkele hoge noten waar ze er inderdaad naast zat…
En ik spreek zeker hier ook diegenen tegen die blijven beweren dat men van opera in de cinema niet evenveel (soms zelfs meer) kan genieten dan van live in een operazaal. De close-ups werkten hiet helemaal in het voordeel en lieten details zien die men vanop een -minder goede- operazetel zou missen… Ik was in ieder geval helemaal “in” de voorstelling…
De rest van de cast was minder intens (zou ook niet kunnen) maar zeker niet ‘in de schaduw’.
De chemie tussen Westbroek en Kaufmann spatte er bij momenten af!
Ik vond trouwens zijn nogal ruwe entrée in I best geslaagd, al valt dat ruwe daarna toch nogal opvallend snel weg. En inderdaad prachtig gezongen aria in III.
Lucic mag misschien niet de allermooiste stem hebben, hij is volledig op zijn plaats als de norse, cynische (maar ook verbitterde) sheriff.
En inderdaad alle hulde voor de bijrollen, de dirigent, het orkest…
Oerklassieke enscenering natuurlijk, maar dat mag hier wel. En te mooie (hollywoodiaanse) kostuums? Tja, dit is wel opera… En mooie opera…
In ieder geval dit seizoen tot hiertoe drie quasi perfecte producties uit de Met (met als enig minpunt de mindere Radames van Antonenko!).
En ik kijk toch ui wat voor nieuwigheid ‘Marnie’ ons gaat brengen…
Helemaal met Peter Franken en Stefan Caprasse eens. Ik zag deze productie op 14 oktober, 1991 in de MET met Domingo, Barbara Daniels en Sherrill Milnes o.l.v. Leonard Slatkin. Ik had toen prachtige plaatsen maar heb nu veel meer genoten in de bioscoop. De gedetailleerde regie werd prachtig in beeld gebracht door de vele close ups.In mijn herinnering was de belichting in de eerste akte niet zo duister en was er een heftige vechtpartij op het houten balkon waarbij het balkon gedeeltelijk instortte en er mijnwerkers naar beneden vielen. Ik neem aan dat de Health and Safety regels zijn aangescherpt.Domingo viel me toen nogal tegen omdat hij zich zoals zo vaak nogal in houdt. Jonas Kaufmann zong en acteerde veel spannender. Barbara Daniels was een uitstekende Minnie en Sherrill Milnes ongeveer de beste Jack Rance. Eva Maria Westbroek acteerde beter dan Daniels en de kaart scène was echt spannend. Marco Armiliato kende duidelijk de partituur beter dan Leonard Slatkin en dirigeerde met vaart en verve.
Om nog even binnen dezelfde productie te blijven, een vergelijking met de vorige keer dat ze in de cinema werd gegeven:
“Debbie” Voigt (die ik later nog live in dezelfde rol in luik zou zien) gaf een sympatieke, meer “moederlijke” (de fysiek speelt ook een rol!) Minnie, maar had niet de uitstraling of intensiteit van Westbroek. Idem voor Marcello Giordani tov Jonas Kaufmann. En Lucio Gallo benadrukte meer het ‘schelmachtige’ van Rance…
Opera als een hele goede film. Een Western dus. Ik ga niet graag naar opera in de bioscoop, maar deze prachtige productie uit 1991(!) van Giancarlo del Monaco is een lust voor het tegenwoordig zo dikwijls getergde opera-oog.
Het klopte gewoon helemaal van begin tot eind en dat er dan zó geweldig gezongen en gespeeld wordt is bijna een logisch gevolg. Dit wil niet alleen het publiek, dit willen ook de zangers en dat werd hier maar weer eens bewezen.
Een topvoorstelling waarin onze ‘eigen’ Eva-Maria Westbroek zich heel duidelijk senang voelde naast de geweldige Jonas Kaufmann en Zeljko Lucic.
Plezierig te lezen dat er hier een lans gebroken wordt voor “opera in de cinema”, een project waar nogal wat operasnobs op neerkijken! Dit was zo’n avond die hen volledig ongelijk geeft.
Inderdaad!