De Beer regisseert eigenzinnige Carmen
Met twee publiekstrekkers opende het Aalto-Musiktheater in Essen zijn seizoen 2018/2019: een herneming van Eine Nacht in Venedig en een nieuwe productie van Carmen. Een Nederlands team aangevoerd door regisseur Lotte de Beer ontwikkelde een eigenzinnige versie van het liefdesdrama van Georges Bizet.
Als de vertolkster van de Carmen-rol niet met juichende bijval beloond wordt bij het slot, maar een beleefd applaus oogst, dan is er wat mis met de bezetting van de titelpartij. Het knelt temeer als de sopraan die de kleine rol van Micaëla zingt wél een enthousiaste reactie opwekt. Dat was zaterdagavond het geval bij de derde voorstelling van de nieuwe Carmen in Essen.
Bettina Ranch, behorend tot het vaste ensemble van het operahuis, liet meteen bij de habanera ‘L’amour est un oiseau rebelle’ horen dat ze geen uitdaging in haar expressie wist te leggen, noch dat haar stem tot vlammen in staat was. Jammerlijk werd de situatie in het laatste bedrijf, met het duet-duel tussen Carmen en Don José. Het forse geluid van de Canadese gasttenor Luc Robert domineerde het fletse zingen van Ranch totaal doordat ze geen kleur en kracht ontwikkelde in de laagte van haar mezzo. Ook in haar acterende expressie nam ze me niet mee in het drama van de zigeunerin die nooit zal zwichten omdat ze vrij is geboren en vrij zal sterven.
Hoe anders presenteerde ensemblelid Jessica Muirhead zich met haar soepele en stralende sopraan als Micaëla. Het is een wonderbaarlijke partij die Bizet haar in de mond legde, effectief in haar lyrische eenvoud, die als vanzelfsprekend bijval uitlokt. Fraai zong ze haar duet met Luc Robert als Don José.
Met joviale expressie presenteerde Robert zich in zijn ‘opkomstchanson’ als hij het kamp van de smokkelaars betreedt. Hartstochtelijk zong hij zijn liefde uit in ‘La fleur que tu m’avais jetée’, maar hij intoneerde zijn beginzinnen slecht. Gelukkig hield het pittig spelende orkest onder leiding van de Franse gastdirigent Sébastien Rouland hem op de vocale rails.
Een sterke, karakteristieke stem ontplooide bas Nikoloz Lagvilava, lid van het ensemble, in zijn rol als Escamillo. Ook vanwege zijn indrukwekkende gestalte was hij een geloofwaardige stierenvechter, die de tophit ‘Toréador en garde’ met glans en glorie uitzong, royaal ingekleurd door het orkest en het vlammend zingende koor.
Lotte de Beer had in haar visie op het kleurrijke verhaal alle folklore en anekdotiek van lummelende soldaten, hitsige sigarettenmeisjes in Spaanse kledij, ruig uitziende smokkelaars en glinsterend uitgedoste stierenvechters geschrapt. In de grote, effectief belichte toneelruimte had De Beers vaste ontwerpersduo Clement & Sanôu een enorm rond plateau laten maken. Dit grondvlak, als een arena van een stadion voor stierengevechten, was speelvlak voor alle scènes.
Naar gelang de situatie kon die rotonde in tweeën gevouwen worden om deels opgehesen te worden. Door verschillende hoogtes in de vloerdelen aan te brengen, ontstond een spannend beeldspel. Zoals het moment dat Carmen na haar dans Don José uitdaagt. Zij stond superieur hoog, terwijl Don José zijn liefde betuigde in ongemakkelijke houding laag en vernederd zittend op de schuin neergeklapte rotonde. Mogelijk een oorzaak voor de onzuivere intonatie in het begin.
De meeste scènes speelden zich echter op het platte vlak af. Het openingsbeeld overdonderde. Twee kinderen als piepkleine torero’s in glitterpakjes dansten en tuimelden cirkelend over het speelvlak, terwijl het orkest wervelend de ouverture speelde.
Het koor kwam op in een lange stoet langs de rand van het plateau, in bruinrode broeken en rokken, en witte overhemden met vest voor de mannen en grijzige jakken voor de vrouwen. Een lange rij kinderen zong met verve ‘Ta ra ta ta’, langs de cirkel marcherend, eveneens in bruinrode uitmonstering. Lotte de Beer zorgde door de hele voorstelling voor spannende kijkmomenten.
In de vorm van de arena kon De Beer haar eigenzinnige visie op spannende wijze uitdrukken. Ze toonde het drama als een gevecht tussen mensen, dat met geslepen messen wordt beslecht. Al in het begin bedreven de twee kind-stierenvechters hun spel met messen in de hand. In de laatste scène van het vierde bedrijf speelden ze mee en coachten ze als het ware José en Carmen in hun liefdesgevecht. Ze drukten zelfs José het mes in de hand en maakten hoerabewegingen toen het koor achter het toneel de triomfen van Escamillo bejubelde.
Aan het begin van die vierde akte bezingt het koor de binnenkomst van de deelnemers aan het stierengevecht. Hier geen kleurrijke optocht met sierlijke kostuums. Telkens toen een groep werd aangekondigd, trokken een paar koristen hun kleren uit en toonden witte, met bloed bevlekte gewaden. Adembenemend. Tevens een stil commentaar tegen het barbaarse gebruik om beesten uit vermaak te doden.
Met deze regie heeft De Beer wederom bewezen waarom ze met haar eigenzinnige aanpak furore maakt in de internationale operawereld. Ik kijk uit naar haar Barbiere di Siviglia bij De Nationale Opera, die op 10 november in première gaat.