Reisopera zet Die tote Stadt op de kaart
De Nederlandse Reisopera heeft het aangedurfd Korngolds grootste succes Die tote Stadt op het programma te nemen. Een waagstuk, omdat het werk minder bekend is bij het grote publiek. Maar met deze productie kan men de tournee die in januari van start gaat met vertrouwen tegemoet zien.
Die tote Stadt stamt uit 1920 en is muzikaal op twee manieren te duiden. Enerzijds is het een terugblik op het laatromantische repertoire, anderzijds een voorbode van de filmmuziek waarmee Korngold later furore zou maken in Hollywood. Het werk ligt gemakkelijk in het gehoor, ook al komen er slechts twee geheel op zichzelf staande melodieën in voor.
Als echt theaterstuk vraagt Die tote Stadt om een aansprekende enscenering. Daar is de Reisopera met deze productie volledig in geslaagd. Regisseur Jakob Peters-Messer heeft zich laten inspireren door Hitchcocks beroemde film Vertigo, waarin de hoofdpersoon net als in Die tote Stadt een levende vrouw vereenzelvigt met een betreurde dode, zozeer dat hij haar wil veranderen in haar voorgangster. Alles beter dan toegeven dat het verlies definitief is. Dat zoiets ook in werkelijkheid wel voorkomt, zien we bij Agnes Luckemeyer, die na haar huwelijk door het leven zou gaan als Mathilde Wesendonck. Op aandringen van echtgenoot Otto had ze de naam aangenomen van diens jonggestorven eerste vrouw.
“Ein anderer wirkt stärker”
Voor Paul is Brugge na het overlijden van zijn vrouw Marie een dode stad. Voor de rest van de wereld was dat al langer zo, sinds het dichtslibben van de haven. Hij heeft de dood van zijn vrouw niet kunnen verwerken en houdt de herinnering aan haar in leven door middel van een klein tempeltje dat hij in een aparte kamer heeft ingericht. In deze productie is dat vervangen door een kabinet waarin diverse objecten zijn uitgestald die met Marie te maken hebben, waaronder haar portret, een sjaal, een luit en het pronkstuk: Maries haar.
Als Paul na jaren van rouw en vergeefse hoop op een wonder iemand op straat ziet lopen die op Marie lijkt, spreekt hij haar aan en nodigt haar op dringende wijze uit naar zijn huis te komen. De ramen moeten open, er moeten rozen worden gehaald: Marie is gereïncarneerd in deze vrouw, Marietta.
Als Marietta binnenkomt, blijkt ze niet slechts het evenbeeld van Marie, maar ook van Kim Novak uit Vertigo, type ‘Hitchcock blonde’. Nieuwsgierig naar deze vreemde man, die kennelijk zo onder de indruk was van haar verschijning, kijkt ze rond in het tempeltje. Hij hangt haar Maries sjaal om en drukt haar de luit in handen: zing wat voor mij. Dan volgt het topstuk van de opera: ‘Glück, das mir verblieb’, aanvankelijk door Marietta, maar later in duet met Paul.
Paul raakt hierdoor verstrikt in zijn herinneringen, waardoor bij Marietta, een gevierde danseres die aan elke vinger een aanbidder heeft, de verveling toeslaat. “Ein anderer wirkt stärker”, constateert ze en vertrekt, nadat ze heeft verteld in de stad op te treden in Robert le Diable. Daarmee werpt ze Paul onopvallend een lijntje toe; je weet waar je me kunt vinden.
Vanaf dat moment volgen we Pauls fantasie. Alle gebeurtenissen die de revue passeren, blijken zich later slechts in zijn droomwereld te hebben afgespeeld: de confrontatie met zijn vriend Frank, het bezoek aan Marietta’s huis, de nagespeelde derde akte van Robert le Diable waarin nonnen uit hun graf opstaan om Robert en dus ook Paul te verleiden. De regie heeft er echter van afgezien om deze droom te laten voortduren in de laatste akte.
Marietta heeft ermee ingestemd om naar Pauls huis te komen en ze hebben hun eerste liefdesnacht beleefd. Routine voor haar, toch wel een beetje een hybride van Zerbinetta en Lulu. Paul verliest zich echter al snel weer in het verleden, in de hand gewerkt door een processie die bij hem kennelijk een trauma oproept. Een jongen die Paul als kind voorstelt, blijkt door een groep zwartrokken van top tot teen te zijn bepoteld.
Marietta heeft er genoeg van en gaat de strijd aan met Marie. Het is haar eer te na dat zij – aantrekkelijk, sensueel en in het volle leven staand – het zou moeten afleggen tegen een dode. Ze eist Pauls volledige aandacht op, niet als Maries dubbelganger, maar als Marietta. Als dat niet lukt, treitert ze hem door een dans uit te voeren met Maries haar als trofee. Hij verdraagt dat niet en wurgt haar met die lange haren. Omdat dit in de benadering van Peters-Messer geen deel meer uitmaakt van Pauls droom, blijft de dode Marietta gewoon liggen. Dit tot ontzetting van de binnengekomen Frank en Pauls huishoudster Brigitta.
Op de achtergrond staan een rijkswachter en drie mannen in witte jassen al gereed om zich over de patiënt te ontfermen. De regie wringt hier een beetje met de tekst en de afsluitende handeling, maar doordat de moord echt is, is het geheel wel geloofwaardiger. Daarmee gaat men overigens terug naar de afloop in de roman Bruges la Morte van Georges Rodenbach, waarop het libretto is gebaseerd.
Bezielende leiding
Het toneelbeeld van deze nieuwe productie is ronduit schitterend, met een fraai kabinet, een uit lamellen bestaande achterwand die dubbelt als venster en projectiescherm en fantasierijke kostuums, die met name de scène met de herrezen nonnen een barok tintje geven. Mooi detail is Marietta’s kostuum in de derde akte. Ze draagt een overhemd van Paul, achteloos verkeerd dichtgeknoopt, over een zwarte maillot. Een duidelijke aanwijzing dat ze die nacht samen hebben doorgebracht.
De dramatische sopraan Iordanka Derilova, Kammersängerin van de stad Dessau, was een werkelijk fantastische Marietta. De partij bleef geheel binnen haar niet geringe vocale mogelijkheden, wat haar ruimschoots de gelegenheid gaf om ook haar acteren de volle aandacht te geven. Haar Marietta vlinderde om Paul heen, bespotte hem ironisch en daagde hem al dansend zozeer uit dat ze het met de dood moest bekopen.
Daniël Frank bracht het volume en de stamina van een heldentenor mee voor de rol van de gekwelde Paul. Zijn vertolking was zeer overtuigend, vocaal uitstekend verzorgd en acterend steeds geloofwaardig. Paul staat bijna de gehele avond op het toneel en heeft zeer veel te zingen. Frank bracht dit tot een goed einde en had uiteindelijk nog genoeg over. Mooie tenor.
De uit Estland afkomstige bariton Modestas Sedlevičius gaf als Pierrot een welluidende vertolking van de tweede hit uit de opera, ‘Mein sehnen, mein wähnen’. Mooie optredens waren er ook van Rita Kapfhammer als de trouwe huishoudster Brigitta en Marian Pop als Pauls vriend Frank. De overige zang- en dansrollen – het koor Consensus Vocalis inbegrepen – waren eveneens goed bezet.
Het Noord Nederlands Orkest stond onder de zeer bezielende leiding van Antony Hermus. Deze dirigent kan toveren, zo lijkt het. Ongelooflijk wat hij allemaal uit zijn orkest weet te halen. Wat uit de bak klonk, was fantastisch. Na zijn jarenlang verblijf in Hagen en Dessau is Hermus sinds enige tijd regelmatig in eigen land te horen en dat is pure winst voor het Nederlandse muziekleven.
Die tote Stadt gaat vanaf 16 januari op tournee. Er volgen nog acht voorstellingen door het hele land, zodat elke operaliefhebber van dit meesterwerk kan komen genieten zonder ver te hoeven reizen. Zeer warm aanbevolen.
Zie voor meer informatie de website van de Nederlandse Reisopera.
Deze recensie verscheen eerder op de blog Basia con fuoco.
44Reacties
Ook in de recentelijke Carsen-produktie in Berlijn is de moord op Marietta echt en komen er op het einde dokters in witte jassen aan te pas. Dit mag dan wel meer conform zijn aan het boek van Rodenbach (en realistisch gezien geloofwaardiger), het is toch in strijd met de glimp van hoop zoals door Korngold op het einde bedoeld: Paul zal zijn vriend Frank volgen “weg, uit de stad van de dode” en “proberen” nog iets van zijn leven te maken -dat geeft die droom dan ook een zin.
Zo was het ook in de (prachtige) Willy Decker produktie waar Paul op het einde de huis-clos van de kamer verlaat.
In de (eveneens prachtige) Götz Friedrich produktie eindigt hij dan weer met een pistool in zijn hand…
‘Die Tote Stadt’ is één van mijn lievelingsopera’s. Moest het voor mij niet of zo ver of zo moeilijk te bereiken zijn, zou ik zeker naar deze (schijnbaar ook heel mooie) produktie komen kijken. Waarom komt de Reisopera bv ook niet naar Antwerpen?
Er zijn uitvoeringen in Breda en Maastricht, dat is toch helemaal niet zo ver vanuit België? Of blijft er overnachten om te genieten van beide prachtige steden.
Maar inderdaad, waarom ook niet naar Antwerpen, al zal dat vanwege de subsidie niet vanzelfsprekend zijn. Misschien kunnen we uitwisselen? Producties van de reisopera met twee voorstellingen naar België en producties van de Vlaamse Opera twee voorstellingen naar Nederland?
Ik heb één keer in Maastricht een voorstelling van de Reisopera bijgewoond – dat was toevallig net daar in matinee: de heel mooie produktie van ‘Tristan und Isolde’ (vlak na de afschuwelijke in de Vlaamse Opera!)
Moest ik meer geld en tijd hebben zou ik inderdaad overal kunnen blijven overnachten wat inderddad ook toeristisch interessant zou zijn. Maar ik ga ook al naar alle mij interesserende produkties in België zien (Munt, Antwerpen, Luik, soms Bozar) en ga ook geregeld naar Parijs. Men moet keuzes maken en kiezen is altijd verliezen…
Ik denk wel naar Amsterdam te komen voor de ‘Tannhäuser’ …en misschien ook voor de “Pelleas”…
Dat laatste idee van produktieuitwisselingen zou ik ten zeerste toejuichen, er is wel een verschil natuurlijk tussen een ‘rondreisende’ opera als de Reisopera en een ‘sedentaire’ opera als de Vlaamse Opera (en dat bedoel ik niet kwalitatief maar organisatorisch), maar laat hun dat wat mij betreft zeker niet tegenhouden…
Ach, de Vlaamse Opera is al gewend om op twee locaties te spelen, daar kan een derde (Rotterdam? Utrecht?) nog wel bij.
Inderdaad…
Ja zeker mooi plan om dit te gaan doen en stel zeker voor 2 om 2 voorstellingen.
Schitterend idee.
Kwaliteit is altijd welkom.
WE WORDEN WEER EENS IN DE MALING GENOMEN
Regisseur Jakob Peters-Messer is niet blij met het door Pa Korngold vervaardigde libretto en laat dus maar eenvoudigweg een cruciale scène weg als deze niet in zijn kraam te pas komt: aan het einde van de opera wordt Marietta, die volgens het libretto terugkeert om haar zoekgeraakte paraplu op te halen, eenvoudigweg ausradiert (wat uiteraard weer tot bizarre, onbegrijpelijke teksten leidt), omdat Peters-Messer heeft besloten dat Marietta dan al dood is. Quod non.
Paul heeft een tik van de molen gekregen door het verlies van zijn vrouw. Fout! Paul is in zijn jeugd misbruikt door een Rooms-katholieke pedofiel, zo heeft Peters-Messer (als enige) ontdekt. Voor deze dwaasheid en de daarbij opgevoerde bedenkelijke beelden met een half-ontkleed jochie is geen enkele rechtvaardiging in het libretto te vinden.
We moeten hierbij natuurlijk bedenken dat deze productie drie jaar oud is; ware het libretto anno 2018 door de mangel van Herr Opernregisseur gegaan, dan was het ongetwijfeld een MeToo-drama geworden. En het verzoenende einde van de opera, dat kan anno 2018 natuurlijk ook niet meer. Dus heeft de regisseur ook hier ferm ingegrepen ter wille van het verlichte gedachtegoed van Mensen van Nu.
In het libretto staat dat Paul uiteindelijk zijn leven een nieuwe kans wil geven. Frank: “Ich reise wieder ab. Sag, willst du mit mir? Fort aus der Stadt des Todes?”, waarop Paul antwoordt “Ich wills, ich wills versuchen”. Maar in Enschede staat er een Twentse diender, getipt door de collega’s in Brugge, Paul op te wachten. Want Paul heeft Marietta in deze “regieopvatting” niet alleen in zijn droom vermoord, zoals het librettovod vermeldt, maar voor ’t echie!
Lee verder onze recensie op http://operagazet.be/recensies/recensies-2018-2019/nl/reisopera-die-tote-stadt/
Dit laatste heb ik ook al gezegd in mijn eerste repliek van wo 12 dec om 09u 47. Zoals ik daar ook zei heb ik in dit geval ook liever dat het bedoelde hoopvolle einde (deels hoopvol toch, Paul zegt wel “ich wills VERSUCHEN”) zo behouden wordt.
Als men vindt dat libretti voor 100% gevolgd moeten worden, zijn interpretaties als in deze productie natuurlijk TOTAAL uit den boze, iets waar ik iets (ik zeg wel “iets”) minder dogmatisch in ben – wat dus zeker niet wil zeggen dat ik alles goed of mooi vind…
Het is echter NIET mijn bedoeling hierover (weer) een (oeverloze) discussie te beginnen…
Ik daag Mensen van Nu al sinds jaar en dag uit om eens in een goed doortimmerd betoog te onderbouwen waarom er van een libretto afgeweken mag worden. Men komt niet verder dan “Opera is geen museum” en “We leven niet meer in 1950”, en allerlei kansloze varianten daarop. Omdat ik hier steeds op terugkom (Ceterum censeo…. etc.), gaat men de discussie nu uit de weg met “daar heb je hem weer”-achtige reacties. Die zijn nog makkelijker.
Ondertussen raad ik iedereen aan tijdens de donkere dagen voor kerst het prachtartikel “Taking Out The (Euro) Trash From Opera” tot zich te nemen.
http://forum.objectivismonline.com/index.php?/topic/18292-taking-out-the-eurotrash-from-opera/
“Opera is geen museum” en ”we leven niet meer in 1950” zijn natuurlijk dooddoeners.
In het algemeen gesproken geef ik u gelijk. Het regietheater ontspoort veel te vaak, het is een bedenkelijk verschijnsel. Toch gaat het ook nogal eens goed, ik heb bij DNO wel geslaagde ”moderne” voorstellingen gezien.
Al gaat het zonder meer te vaak mis met die stompzinnige concepten, een terugkeer naar de regisseur als een soort verkeersagent lijkt me ook niet ideaal. Er bestaat zoiets als artistieke vrijheid, en er zijn wel degelijk verschillende interpretaties van een tekst mogelijk. Bij het genre operalibretto misschien iets minder dan bij toneelstukken (want gebonden aan de muziek), maar het is vaak toch wel mogelijk. Zolang men de zaken maar niet totaal uit het verband rukt.
Er is altijd wel wat, ook in zeer traditionele voorstellingen. Een volmaakte uitvoering is zeer zeldzaam.Peter Stein bereikte dat en Pierre Audi in zijn vroege werk– Ulisse, Mitridate.
Er is altijd de Scylla van oubolligheid en stoffigheid en de Charybdis van malle concepten. En de uitersten van de laudator temporis acti en de ”mens van nu”. Om nog maar te zwijgen van het subjectieve oordeel.
Het verdient volgens mijn bescheiden oordeel om elke uitvoering op zijn merites te beoordelen, ook als er detailkritiek is. En afbrekende kritiek van argumenten te voorzien, hetgeen u (met veel humor)
doet. Want al te vaak gaat het inderdaad mis met de moderne regie. Dat maakt u misschien zo kwaad dat u allergisch bent geworden voor wat voor een volgens u wat te vrije interpretatie dan ook.
In dat artikel worden uitwassen beschreven die verbijsterend zijn…helaas uit de werkelijkheid gegrepen. Maar er zijn echt ook goede ”moderne” uitvoeringen. Er moet inderdaad integriteit en respect voor het libretto voorop staan. Dat ben ik met heer Keegel eens.
Ik zou redenen kunnen geven waarom ik het in sommige gevallen niet erg en zelfs interessant vind dat er “afgeweken” wordt van de letterlijke zin van het libretto – nochmaals, dit MOET van mij niet en ik vind het resultaat zeker niet altijd bevredigend!
Maar omdat ik al op voorhand weet dat U op alles een -welbespraakt- antwoord klaar zult hebben en ik riskeer enorm belachelijk gemaakt te worden, begin ik er niet aan.
Het heeft voor mij trouwens niets met museum of 1950 te maken. Het is voor mij een kwestie van heel persoonlijke en irrationele smaak. Waar ik van geniet daar geniet ik van (en wat ik vreselijk vind vind ik vreselijk!). Punt. Ik zal wel ongelijk hebben maar het zij zo!
En een discussie daarover kan even interessant zijn (als ze met respect gevoerd wordt) maar als ze blijft aanslepen wordt ze oever- en zinloos.
Zou het niet interessant zijn als sommige boeken herschreven zouden zouden worden? Dat we bijvoorbeeld eindelijk weten of Dorbeck (de donkere kamer van Damokles – W.F. Hermans) nu wel of niet bestaat?
Sommige verhalen worden toch herschreven. Ik denk nu bv aan de verschillende ‘versies’ van bepaalde Griekse mythen die in details of zelfs meer van elkaar verschillen. Persoonlijke interpretative is dus blijkbaar van alle tijden. En als dat met zulke ‘heilige’ zaken als mythes mag, waarom mag dat dan niet met een ‘simpel’ operalibretto?
Maar nu heb ik waarschijnlijk iets onsterfelijk belachelijks gezegd…
Inderdaad Stefan romans en verhalen worden constant herschreven. Een paar voorbeelden: Er zijn ongeveer 70 bewerkingen van Pride and Prejudice van Jane Austen, in Wide Sargasso Sea gebruikt Jean Rhys Jane Eyre van Charlotte Brontë als uitgangspunt, Gertrude and Claudius van John Updike gebruikt Hamlet net als Tom Stoppard in zijn toneelstuk Rosencrantz and Guildenstern are Dead, Colm Tóibin herschreef de Oresteia in zijn roman House of Names. Ik kan zo nog wel even doorgaan. Rodenbach, de schrijver van Bruges-la-Morte waarop Die Tote Stadt is gebaseerd bewerkte zijn roman tot een toneelstuk (Le Mirage) in vier bedrijven.Alan Hollinghurst gebruikte Bruges-la-Morte in zijn roman The Folding Star.
Al deze voorbeelden zijn bewerkingen , en worden als zodanig gepresenteerd.
Een opera regisseur die een libretto geweld aandoet, pretendeert het authentieke werk te vertolken. Hij vertelt het verhaal niet opnieuw, hij wordt alleen geacht de opera van Verdi en Piave op het toneel te brengen. Hij kan er hooguit een interpretatie van geven. Dat is wel een verschil. met een schrijver die op basis van een verhaal een geheel nieuw werk schept.
Als bijvoorbeeld een regisseur het vertelperspectief in Rigoletto zodanig verschuift dat de bijzaken hoofdzaken worden en de handeling niet meer uit de verf komt, kan hij dat m;i. niet verkopen als Rigoletto, van Verdi en Piave. Dan is het: Rigoletto, vrij naar Verdi en Piave. En dat kan nooit de bedoeling zijn.
Hoever een regisseur in een interpretatie kan gaan, is natuurlijk een kwestie van subjectieve smaak, daar heeft mijnheer Caprasse natuurlijk gelijk in. Ik vind echter wel dat men van geval tot geval met argumenten op de proppen moet komen. “‘Ik heb ervan genoten” of ” ik vond het belachelijk” voldoet m.i. niet.
Met alle respect voor de kennis, en vooral de wijze van etaleren van die kennis, omtrent verhalen die door auteurs herschreven werden, het heeft 0,0 met de onderhavige materie te maken. We hebben het over opera, een kunstvorm waarvan tekst (en daarmee context) onlosmakelijk verbonden is met het hoofdelement: de muziek. Tenzij we natuurlijk Norma als een opera van Felice Romani beschouwen en niet van Bellini.
Opera is een episodische kunstvorm, net als de symfonieën van Mozart dat zijn. Degene die ten behoeve van Mensen van Nu, en daarmee ten behoeve van zijn broodheren, het libretto aan zijn laars lapt, is niet een of andere “auteur”, maar het is de regisseur. Ooit (en terecht) een opgewaardeerde krullenjongen, de (soms voortreffelijke) ambachtsman die ervoor zorgde dat de boel er een beetje behoorlijk uit kwam te zien op het toneel. “Interpretaties” -en daarmee de schabouwelijke concepten- zijn geheel overbodig; er is een verhaal en er is de daarbij horende muziek die, als de goegemeente dat woord nu eenmaal graag wil gebruiken, de tekst “as is” volstrekt afdoende “interpreteert”. Niks meer aan doen. “It’s all in the music”, zei Callas al. Wij zien haar graag als een autoriteit op het gebied van opera, maar ik kan me vergissen.
De “artistieke vrijheid”, waar mevrouw Minis het over heeft, kan nooit buiten de grenzen van het oorspronkelijk kunstwerk treden. De artistieke vrijheid van een regisseur, de wijze waarop hij de opera op de Bühne brengt, is beperkt, maar kan desalniettemin bewondering wekken en -zeker- zeer artistiek zijn. Ik denk aan, bij voorbeeld, Zeffirelli, die geen fratsen nodig had om aan de bak te komen. Een typisch geval van “kwaliteit verloochent zich nooit”. Zeffirelli had geen hoeren en fellatio nodig in de Entführung om zijn meesterschap als regisseur te bewijzen.
De verschillende interpretaties van een tekst, i.c. libretto, waar mevrouw Minis het over heeft: ik zou er graag een paar voorbeelden van zien. Hoe dan ook lijken ze me uiterst beperkt, aangezien ik nog nooit een concept uit het Regietheater (door onze Amerikaanse vrienden zo treffend “Euro-trash” genoemd) heb mogen ondergaan (ik denk even in pathologische Bieito- en Konwitschny-termen) dat niet enorm vloekt bij de tekst en natuurlijk ook bij de context, de aard van de opera, die cultuur- en tijdbepaald is, hetgeen geen enkel beletsel vormt om er anno 2018 ten volle van te kunnen genieten. Ik kom daar morgen in de loop van de dag nog op terug in mijn recensie van Holländer in Braunschweig.
Toch is voorgaande niet de kern van de zaak. De kern is, zoals ik eerder aangaf, dat er nog nooit een doortimmerde argument is gegeven voor het actualiseren en het daaruit voortvloeiende prutsen aan c.q. verminken van een opera. Het is al zover gekomen dat regisseurs eenvoudigweg scènes schrappen als deze niet in hun kraam te pas komen, en tevens niet schromen de opera brutaalweg een andere inhoud te geven. Weet u nog, Konwitschny in Salome, met zijn “In mijn opera komt geen vrouw als bron van het kwaad voor” ? Wat een grenzeloze zelfoverschatting. Desalniettemin is het regisseursgif al zo ver en zo algemeen ingedaald, dat men niet beter weet. Niemand bezint zich nog op de fundamentele vraag: waarom zou er eigenlijk iets aan de tekst en context van een opera veranderd moeten worden? Wat is het nut van actualiseren (wordt de opera er mooier van?) en waarom slikken we daaruit voortkomende discrepanties als zoete koek?
Ik stel deze vragen sinds jaar en dag, en Mensen van Nu komen in hun bezwaren tegen mijn steeds opnieuw gemaakte, maar nooit inhoudelijk weerlegde kanttekeningen niet verder dan “daar-heb-je-hem-weer”-achtige argumenten. Alsof we de weerman kwalijk moeten nemen dat het al een week achter elkaar regent.
Piotr Baczala zei: “A lot of the modern directors I’ve worked with don’t like opera, they say opera is dead and they have to save her from herself and bring her back to life. It’s completely mad, as if a woman is just walking down the street, minding her own business, and two guys drag her to the floor to give her artificial respiration — but she doesn’t need it.”
Niemand heeft hem ooit weersproken.
Waarde heer Keegel, ik ben het in grote trekken met u eens. Dat kunt u ook lezen uit mijn bijdrage.
Inderdaad is de vrije ruimte voor de regisseur beperkt, maar niettemin aanwezig.
Een voorbeeld van een geslaagde interpretatie vond ik Wozzeck bij DNO. Ik ga mijn argumenten hiervoor niet herkauwen, ik heb ze destijds gegeven. Een geslaagde interpretatie is inderdaad zeldzaam, in zoverre ga ik met u mee.
Actualiseren is inderdaad een intussen versleten truc, maar niettemin kan een opera in moderne kostuums en props geslaagd zijn, mits de personenregie sterk is en het libretto verder wordt gerespecteerd.
Nogmaals, wat mij betreft heeft u in grote trekken gelijk, maar u neemt het mij hopelijk niet kwalijk dat ik u soms toch echt wat te conservatief vind.
Mijn reactie was een antwoord op de verzuchting van Leen Roetman dat het interessant zou zijn als boeken herschreven zouden kunnen worden. Opera is natuurlijk een heel ander geval.Daar zijn ingrepen en bewerkingen veel moeilijker en leiden zelden tot goede resultaten. Mozart, Verdi, Puccini om er maar enkelen te noemen waren zulke theaterdieren dat ingrepen in hun werken zelden tot bevredigende resultaten leiden. Het drama in de muziek vindt zijn tegenhanger in het libretto. Een climax in de muziek moet ook een climax zijn op het toneel. Alles moet zoveel mogelijk parallel lopen tussen búhne en bak.Regisseurs die dat principe negeren doen het werk vaak geweld aan.
Hier ben ik het ook mee eens. De regie moet inderdaad met de muziek en het verhaal meegaan. Climax in de muziek (en de handeling), climax in de regie!
Niettemin blijf ik pleiten voor de subjectieve smaak en het genot van het ogenblik. Naast produkties die ik afschuwelijk vond (ik kan daar genoeg voorbeelden van geven) zijn er ook verregaande regieinterpretaties geweest die ik echt interessant vond en waar ik toen echt van genoten heb. Mr Keegel, dit zullen dan wel ‘guilty pleasures’ zijn, maar het zij zo. Ieder zijn zonden in deze wereld!
Het zou toch absurd zijn dat ik zou moeten stellen: “Ik heb hiervan genoten, maar uit principe MOCHT ik er eigenlijk niet van genieten…”
Mv Minis, ik zou Dhr. Keegel niet zozeer conservatief noemen maar eerder dogmatisch.
Maar, laat mij wel zeggen: ik heb OOK mij dogma’s. Van de muziek moeten ze afblijven! En coupures door de regisseur zijn voor mij TOTAAL uit den boze. Ik heb slechte herinneringen aan enkele produkties waarin regisseurs inderdaad alles weglieten wat niet in hun concept paste. Dat vind ik vreselijk!
En grosso modo heb ook genoeg van stelselmatige actualiseringen, zodat uiteindelijk alle personages van alle tijden en mythen in hetzelfde kostuum rondlopen en alle operalegers er met mitrailleurs en kalashnikovs bijlopen. Dat wordt inderdaad op de duur vervelend en brengt niets aan het verhaal bij. Maar… ook hier maak ik uitzonderingen op als de produktie sterk en origineel genoeg is en vooral MIJ bevalt. Er schiet me nu toevallig het voorbeeld binnen van Carsen die ‘Semele’ situeert aan het Engelse koningshof. Prachtig! Mr Keegel, wat vindt U van DAT geval? En wat bv met de voor mij nog steeds immense en legendarische Chereau-Ring?
Ik zou trouwens met Dhr. Keegel eens een persoonlijk gesprek willen hebben om aan de hand van (vele) voorbeelden te vragen “mocht dit?” of “mocht dit niet?” en zo te zien hoever ‘het van hem mag’…
Zo, dit waren een paar bedenkingen van een (hoe dan ook) groot operaliefhebber die toch hoopt dat dit eindeloze debat zich WEER niet bij ELKE ‘moderne’ produktie gaat herhalen, of als het dan toch moet, met het nodige respect voor mekaars standpunt kan gevoerd worden…
Beste mijnheer Caprasse, uw pleidooi voor uw recht op uw eigen subjectieve beleving is meer dan duidelijk. U staat open voor ”moderne” uitvoeringen, ondanks slecht ervaringen. Uw onbevooroordeelde houding is zonder meer sympathiek. U laat zich niet kisten door de moderne, veel te machtige regisseur, en u blijft gewoon van opera houden. Bravo!
Over coupures in de partituur is iedereen het gloeiend met u eens, ook heer Keegel.
U doet me blozen…
@Stefan Caprasse:van een aantal moderne producties heb ik de afgelopen jaren ook genoten maar ik heb me ook vaak intens geërgerd. Regisseurs zullen zeggen dat ze gebruik maken van hun artistieke vrijheid.
Nog steeds geen vraag op het grote WAAROM? Even dichter bij huis: als wij allen de ingrepen van een regisseur verwerpen, zoals het weglaten van een scène (Marietta/paraplu) en het morrelen aan de inhoud (einde Tote Stadt / (droom was geen droom, Tote Stadt), dan zijn wij het er dus over eens dat Jakob Peters-Messer behoorlijk zijn boekje te buiten is gegaan.
De artistieke vrijheid van een regisseur gaat niet zover dat hij setting, inhoud en tekst kan veranderen; zijn artistieke vrijheid is beperkt door het primaat van muziek en libretto. Daarbinnen is er allerlei prachtigs mogelijk; zie de genoemde Zeffirelli. Ik wijd een paar paragrafen aan de opkomst van regietrash in mijn recensie van (de inderdaad weer bespottelijke) Der fliegende Holländer, recensie staat nu op Opera Gazet. Ik zie uw gewaardeerde opmerkingen aldaar met belangstelling tegemoet.
@Rudolph Duppen: Datzelfde zeg ik toch ook!?
@Olivier Keegel: “Waarom?” omdat sommige regisseurs idioten zijn en de toeschouwers die daar -SOMS- genoegen mee nemen ook zeker! Nu tevreden?
En kunnen we nu alstublieft stoppen?! We zijn in rondjes aan ’t draaien. Iedereen zal wel vanuit zijn eigen standpunt gelijk hebben, zeker! En ik heb geen zin om verdere argumenten te geven om die dan in het belachelijke te laten trekken! Dit heeft geen enkele zin! Ik wordt hier zooooo moe van! Als dit soort eindeloze, zich steeds herhalende discussies hier weer de norm gaat worden, trek ik me weer terug als commentator! (“oef!” hoor ik sommigen al zeggen!)
@ ik wens iedereen fijne feestdagen en mooi opera jaar 2019
@Stefan Caprasse: kennelijk een misverstand. Ik ben het volledig met U eens. Deze discussie hebben we al zo vaak gevoerd. Een zinloze exercitie.
@Willem: ik sluit me bij U aan.
Wat die wensen betreft, sluit ik me ook aan, ZELFS voor diegene die andere meningen dan ik hebben. Moge iedereen zich minder ergeren en meer gewoon genieten. Amen.
Het lijkt mij niet geheel zinloos dat wij als operaliefhebbers discusiëren over het fenomeen moderne opera-regie. Maar de standpunten verharden zich, hetzelfde wordt vaak gezegd, dus daarom: laten we erover ophouden.
Een ding nog: een antwoord op de voor heer Keegel kennelijk prangende vraag: waarom?
Ik heb hier een antwoord, gegeven door een moderne operaregisseeur: “” de muziek wordt al eeuwen gespeeld…het zou toch mooi zijn om daar moderne beelden bij te vinden?” Lotte de Beer in een TV interview. Daar zit best iets in, alleen, het moet ook mogelijk zijn. En te vaak gaat het mis.
Overigens was zij er wat mij betreft wonderwel in geslaagd in Hänsel und Gretel. De video’s ondersteunden het libretto en de muziek, de scène in het woud was beklemmend. de kostuums oogden ietwat vreemd, maar het gevaar van oubolligheid was ermee vermeden. Jammer: de heks was over de top en niet leuk meer. Maar de zaal zat vol kinderen en die genoten ervan, wat wil je nog meer?
Voor wie het hier niet mee eens is: ik wilde alleen heer Keegels vraag waarom eens laten beantwoorden door een regisseur. Verder niets.
Zalige Kerstmis en gelukkig nieuwjaar!
Ik begrijp dat vele operaliefhebbers deze fundamentele discussie liever uit de weg gaan. We zijn er met z’n allen ingetuind en willen niet graag met onze naïviteit geconfronteerd worden. Met het antwoord op de fundamentele vraag WAAROM (waarom Regietheater, that is) dat mevrouw Minis geeft, schiet zij zichzelf op pijnlijke wijze in de voet. Zij laat mevrouw De Beer voor zich spreken: “De muziek wordt al eeuwen gespeeld… het zou toch mooi zijn om daar moderne beelden bij te vinden?”
Het initiële waarom roept aldus een nog veel groter, ja zelfs een gigantisch WAAROM op: waarom, by Jove, is het “mooi” om bij episodisch gewortelde muziek “moderne beelden” te vinden? Wat is daar het voordeel van? Waarom zouden wij niet met veel meer genoegen en interesse kennis nemen van nieuwsgierigheid opwekkende beelden zoals die oorspronkelijk bij de muziek gedacht en gebracht zijn? De Hansel und Gretel in de regie van mevrouw De Beer bewijst uw zaak een slechte dienst, mevrouw Minis. Ik geloof u op uw woord dat de de zaal vol kinderen genoten heeft van de parende vader en moeder (of waren die in de familiematinee van 6 december weggecensureerd?), van de heks die van kannibaal in de oorspronkelijke versie opgewaardeerd werd tot pedoseksueel met jarretelles en van het onvermijdelijke fallussymbool. Wat zullen de kinderen heerlijk gedroomd hebben. Ook de collecte voor een goed doel na de voorstelling (Mensen van NU! Opera staat midden in de maatschappij!) zal de peuters in opperste extase hebben gebracht.
Een librettogetrouwe regie heet tegenwoordig een “recht-toe recht-aan” regie. Aangezien de vraag “waarom regietheater” blijkbaar heel moeilijk te beantwoorden is (ik begrijp dat), zou ik de in wezen zelfde vraag op een hapklaarder niveau willen stellen: “Noem eens een opera waarvan een goede, strikt librettogetrouwe regie beduidend slechter is dan een regie waarin de regisseur aan de slag is gegaan met actualisering en ingrepen in libretto en inhoud?” Premisse is wel dat er zoiets bestaat als een goede, librettogetrouwe regie. Ik kan me voorstellen dat er dolenden zijn die zelfs dat ontkennen.
In zijn afscheidsinterview in Het Parool verklaarde Audi dat zo’n recht-toe recht-aan regie “echt niet meer kan”. Helaas verzuimde de interviewer hier de voor de hand liggende vraag te stellen: waarom eigenlijk niet?
Wij, Mensen van Nu en hun adepten, stellen zo’n vraag ook liever niet, omdat wij “deep down” weten: we zijn er ingetuind. En het is niet prettig om dat toe te geven. Vandaar de herhaalde oproepen van deze en gene om met deze discussie te stoppen. Te pijnljke confrontatie met het eigen, falende beoordelingsvermogen.
“Erbij willen horen” is hier het sleutelwoord, nu verworden tot een onbegaanbare en soms zelfs afgesloten weg terug. Toen regietheater nog avantgarde was (en hoe lang is dat niet geleden) volgden wij graag de opiniemakers van destijds. En naarmate men meer aan de ingeslagen weg begon te twijfelen, des te vastbeslotener namen wij ons voor deze weg tot aan de onvermijdelijke afgrond te volgen. Go with the flow!
Verzet men zich echter tegen de flow, borstelt men tegen de haren in, dan wordt met soms griezelige verbetenheid het groepsproces bewaakt. Who let the dogs out! Raus mit denen! Hou een keer op met die discussie! Geen persfaciliteiten meer voor de ongelovigen! En het intellectuele klein bier durft nu ook zijn duit in het zakje te doen: geen perskaarten voor Opera Gazet, zo imiteert de Reisopera dapper haar grote broer. Geen Opera Gazet recensenten meer in de Place de l’Opera nominatiecommissie voor Beste Opera van het Jaar. (Beleefd naar het waarom gevraagd, maar dan krijg je een onbeschoft antwoord terug.) In ons conflict met DNO kwam collegiale solidariteit alleen van dagbladjournalisten. Place de l’Opera besteedde zelfs geen enkele aandacht aan het conflict tussen Opera Gazet/NVJ enerzijds en DNO anderzijds, waar dagbladen als Het Parool en de NRC, en ook Radio 1 en Radio 4 er wél ruim aandacht aan besteedden. Maar goed, deze zaak loopt nog, en valt enigszins , maar niet geheel, buiten het kader.
De grote WAAROM-vraag blijft vooralsnog onbeantwoord. Maar hoe zit het met die tweede, toch veel gemakkelijker te beantwoorden vraag? Als wij allen de besproken ingrepen(inhoud veranderen, libretto aanpassen, etc.) van een regisseur verwerpen (en dat doen wij, zie hierboven), dan verwerpen wij dus ook de regie van Jakob Peters-Messers Tote Stadt?
Ho, wacht even, heer Keegel.
Ik heb niet gezegd dat ik instem met de woorden van lotte de Beer, ik
heb u alleen een antwoord van een moderne regisseur gegeven. U wilde toch zo graag een antwoord? welnu, dit is er een. U hoeft het er natuurlijk niet mee eens te zijn. Dat ben ik ook niet. Ik zeg wel dat er iets in zit , maar tevens dat het bijna nooit mogelijk is en dat het gewoonlijk mis gaat.
De parende echtgenoten waren een detail, inderdaad wat smakeloos in een verder goede voorstelling, afgezien van de heks. Dat zijn we eens.
Wat er dan in zit? WAAROM naar ”moderne” beelden zoeken? Omdat stilstand vaak achteruitgang is. Omdat we niet telkens naar dezelfde opera willen kijken waarin alleen de zangers verschillen. Omdat vertrutting op de loer ligt als iedereen alleen de letter van het libretto volgt, tot in het kleinste detail.
Het bezwaar is, en dat ben ik met u eens, dat het is doorgeschoten. Het gaat bijna altijd mis, maar niet altijd.
Men wil niet dat opera een dode kunstvorm is, daarom zoekt men vernieuwing op de verkeerde manier. (ik zie nu even af van pure egotripperij, helaas maar al te vaak aanwezig) Opera vraagt niet zozeer om vernieuwing, wel om creativiteit. Zoeken naar ”moderne” beelden blijkt niet de goede weg te zijn, al werkt het een enkele keer. Opera is wat mij betreft een prachtige maar dode kunstvorm, omdat er geen nieuwe opera’s komen die dan ook op het repertoire blijven. Men graaft om wille van de variatie vergeten opera’s op. Maar dat brengt deze kunstvorm niet tot leven. Ook malle concepten doen dat niet. Alleen creativiteit en integriteit kunnen de kar nog trekken. Regisseurs die de muziek kunnen lezen en het libretto door en door kennen. En natuurlijk leeft opera eeuwig voort in de muziek van Verdi, Mozart, enz.
Ik ben overigens verbaasd over de uitlating van Audi in het Parool. Dat slaat echt nergens op.
Tussen twee haakjes, Die Tote Stadt heb ik niet gezien. Ik heb een hekel aan Korngold.
@Meneer Keegel: het antwoord is eenvoudig:omdat het kan. Operahuizen stellen regisseurs in de gelegenheid om hun ideeën bot te vieren.Daarbij komt dat operahuizen erg bezig zijn met hun internationale status. Ze willen erbij horen en de boot niet missen en engageren regisseurs die “in” zijn.De internationale concurrentie is veel groter. Er worden veel meer opera prijzen uitgereikt.Je zult als operahuis dus aan de weg moeten timmeren met spraakmakende producties om mee te kunnen doen. Opera is altijd aan mode onderhevig geweest dat weet U net zo goed als ik. Veel regisseurs zijn ook in andere kunstvormen dan opera geïnteresseerd en dat geldt ook voor sommige operaliefhebbers. Die interesse vindt tegenwoordig vaak zijn weerslag in operaproducties.Regisseurs hopen dat het publiek zo flexibel is dat het in hun visie meegaat. Vooropgesteld dat regisseurs het wat uit maakt wat het publiek denkt.Ook moet U niet vergeten dat U en een aantal van de mensen die altijd uitgebreid op de recensies hierboven reageert doorgewinterde operaliefhebbers zijn. Ze hebben in hun leven zoveel opera’s gezien en ze hebben zoveel vergelijkingsmateriaal dat ze in hun hoofd een bepaalde gouden standaard hebben waar opera’s aan moeten voldoen. Het klinkt misschien neerbuigend maar de gemiddelde operaliefhebber articuleert zijn of haar kijk- en luisterervaring niet.Hij of zij vindt het mooi of lelijk en daar blijft het meestal bij. Ons gaat opera aan het hart daarom reageren we ook zo fanatiek. Het is een belangrijke kunstvorm en is beslist niet dood.
ie concurrentiestrijd is ongetwijfeld ook een belangrijke factor. Dat geeft egotrippers en ander regievolk de kansen en die grijpen ze. Goed punt, mijnheer Duppen.
Opera als genre is dood, want het wordt niet vernieuwd door eigentijdse opera’s. Die zijn er wel af en toe, maar ze houden geen repertoire. Maar opera als zodanig, als kunstvorm uit het verleden, is zeker nog verzekerd van een groot publiek en als zodanig leeft het nog voort.
Misschien zijn er zoveel absurde concepten omdat een traditiegetrouwe voorstelling brengen moeilijker is. Dat vergt meer van de regisseur en van de acteerkunst van zangers. Hoe het ook zij, het regietheater is op het moment een feit. Misschien is het een fase. Verstokte conservatieven zullen er geen verandering in kunnen brengen. En af en toe is het regietheater ook interessant, al gebeurt dat niet vaak, het gebeurt.
@Anna Minis:inderdaad regietheater is een feit. Als operaliefhebber heb je natuurlijk altijd de keuze om weg te blijven. Je kunt de recensies afwachten en dan alsnog besluiten om te gaan.Ik heb ook het idee dat librettogetrouwe voorstellingen moeilijker te brengen zijn omdat het meer volgzaamheid en ambachtelijkheid van de regisseur verlangt.Liever laat de regisseur zijn of haar al of niet wilde ideeën op het werk los.Je kunt je als regisseur daarmee ook beter van anderen onderscheiden. Om Carry van Bruggen te citeren: Eenheidsdrift is doodsdrift. Onderscheidingsdrift is levensdrift.
De afgelopen jaren heb ik toch een aantal prachtige, nieuwe opera’s gehoord. Ik denk aan The Tempest van Thomas Adès, Written on Skin en Lessons in Love and Violence van George Benjamin, Clemency van James MacMillan, Émilie, Only the Sound Remains en L’Amour the Loin van Kaija Saariaho. Ik verheug me ook op de voor mij nieuwe werken in het Opera Forward Festival 2019.Stockhausen zal ik aan mij voorbij laten gaan.
Sorry, L’Amour de Loin.
We zijn het dus eens, mijnheer Duppen! eenvoud is moeilijker, de regisseur kan zich dan niet achter props en trucs verschuilen, of opvallen door een ”concept”. Soms heb ik weleens gedacht: ik zou misschien eens een opera willen zien met een eenvoudige belichting, voor mijn part volgspots, en dan een ijzersterke personenregie. En librettogetrouw, natuurlijk.
Ik geloof meteen dat er mooie en zelfs prachtige nieuwe opera’s worden geschreven. Ik zelf was zeer onder de indruk van Faust van Dusapin en de opera van Vervier, jaren geleden. Maar ze houden geen repertoire. En dat is toch wel noodzakelijk voor het voortbestaan van het genre in het heden en de toekomst.
Ik zou willen dat ik Stockhausen kon betalen! gelukkig hebben we previews gehad. Ik houd van zijn klankidioom.
Vandaag is het precies 125 jaar geleden dat de opera Hänsel und Gretel in première ging in Weimar. De Rheinoper vierde dat met de 622ste opvoering in de enscenering van Andreas Mayer-Hanno. De zaal zat zo goed als vol. Ook veel kleine kinderen met vader en moeder, opa en oma. Een heerlijke sprookjesachtige voorstelling uit 1969!
En volgende maand zie ik Xerxes in de reprise in een regie van Stefan Herheim. Wat een mooie mix van oude en nieuwe(re) regie’s! Zo kan het ook! Leve de Rheinoper.
Zo, hiermee heeft Dhr. Keegel weer stof om op te reageren en waar hij niet mee akkoord gaat af te schieten. En zich verder in zijn groot gelijk te wentelen. (wat natuurlijk zijn recht is!) En als we de zoveelste herhaling van deze zinloze discussie willen stoppen zou dat zijn omwille van “een te pijnlijke confrontatie met ons falende beoordelingsvermogen. Naar mijn bescheiden mening beschik ik nog steeds over een beoordelingsvemogen, mr Keegel, ook al denkt U van niet. En als ik deze zinloze, zich steeds herhalende discussies graag zou stoppen is dat enkel omdat ik ze MOE ben (ik niet aleen trouwens, denk ik…) – maar dat zal wel persoonlijk zijn zeker. Zeur dus maar verder tot in het oneindige, IK doe er niet meer aan mee! Trouwens voor de rest van het jaar beschik ik toch niet meer over een PC…
En pas op, mr Roetman, met Herheim te verdedigen! U waagt zich op HEEL glad ijs!
Er zijn overigens WEL hedendaagse opera’s die beginnen repertoire te maken, dwz reeds in verschillende produkties (regies!) te zien zijn geweest: St François d’Assise (al is dat natuurlijk geen ‘hedendaagse opera’ meer, maar wel een goed voorbeeld van een opera die wel degelijk goed repertoire gemaakt heeft) maar bv ook ‘The Tempest’, L’amour de loin’, ‘Written on Skin’, ‘Dead man walking’. Of deze opera’s echte blijvende repertoirestukken zullen worden zullen we natuurlijk -als God belieft- pas binnen 10-20 jaar weten, maar ik heb er wel een zeker vertrouwen in. Intussen sta ik er ook achter dat vele prachtige maar zelden of nooit gespeelde opera’s weer gespeeld worden – wat gelukkig de laatste tijd wel meer en meer gebeurd…
Nee, opera is nog lang niet dood en ik zal er nog lang van genieten – tot spijt van wie het benijdt!
Tot wie weet ooit later eens!
Beste Rudolph,
Wat mijns inziens de essentie is van de roman van W.F.Hermans, namelijk dat het niet is uit te maken of Dorbeck bestaat of niet, maakt dit boek tot een meesterwerk!
Het idee dat een regisseur een opera voor ons moet interpreteten, maakt ons
als toeschouwers tot kleuters!
Over de roman van Hermans ben ik het met u eens. Maar over de regisseur niet helemaal. Het is wel vaak het geval dat ons een ”visie” (of wat daar voor door moet gaan) door de strot wordt geduwd, en dat alle gelaagdheid daaraan wordt opgeofferd. (ik vond dat vooral in Rigoletto zeer storend).
Maar regisseren is niet alleen het verkeer regelen, het heeft ook een artistieke kant. En artiesten interpreteren, alleen moeten ze wel hun grenzen kennen. En daar schort het te vaak aan bij de Moderne Operaregisseur.
Maar al te vaak wordt het publiek niet voor vol aan gezien. Daar heeft u wel gelijk in.
Gisterenavond eindelijk deze productie van Die tote Stadt gezien in een druk bezocht theater Carré in Amsterdam. Het werd helaas een grote teleurstelling.Solisten, koor en orkest konden niet opboksen tegen de meer dan beroerde akoestiek van deze prachtige zaal. Ondanks alle inspanningen van Antony Hermus klonk het orkest blikkerig. Er bleef van de sensuele muziek van Korngold niets over. De zangers hadden grote moeite om hun stemmen te projecteren en ik had ook de indruk dat zowel Daniel Frank als Iordanka Derilova niet goed bij stem waren. Daniel Frank forceerde zijn stem constant waarbij de stem af en toe brak. Derilova heeft een vrij onaantrekkelijk stemgeluid en kon mij niet boeien. Alleen Rita Kapfhammer, als Brigitta was in staat om over het orkest heen te komen.Het toneelbeeld was prachtig en de regie warrig. Ik had een prachtige plaats op het balkon rij 2, stoel 1 waarvan het zitcomfort dusdanig was dat ik in de pauze het pand snel verlaten heb. Een bezoeker voor mij maakte tijdens de voorstelling constant foto’s met zijn mobiele telefoon en trok zich niets aan van mij vermaningen. Geen geslaagde avond.
Gisteren een prachtige avond gehad in Maastricht. Hier geen balansprobleem, goede tot zeer goede zangers, schitterend spelend orkest, sfeervolle regie (al is het einde toch wel vreemd) en bühnebeelden. De zaalbezetting was voor Maastrichtse begrippen meer dan behoorlijk.
Ik hoop dat de Reisopera Carré volgend jaar zal mijden en dat ze hun toevlucht zullen nemen tot een geschiktere zaal zodat ik net als Paul hierboven van de voorstelling kan genieten. Vroeger traden ze altijd op in de Stadsschouwburg. Ook geen briljante akoestiek maar aanzienlijk beter dan het enorme Carré.