AchtergrondFeatured

Operafanaat voor het leven

Een Wiener Schnitzel met Mirella Freni, bijna twee uur applaus in Bayreuth, Hollandse tulpen gooien tijdens Carmen: Fred Lingen heeft het allemaal meegemaakt. En nog steeds begeeft hij zich vol energie in het operaleven. Een portret van de man die al meer dan vijftig jaar een cultureel huwelijk met De Nederlandse Opera heeft.

Fred Lingen met de sopraan Marina Poplavskaya, die in december 2009 van de Vrienden de Prix d'Amis ontving voor haar vertolking van Violetta in La Traviata (foto: M.H.Eisenblätter).

Als u regelmatig De Nederlandse Opera in Amsterdam bezoekt, moet u hem kennen: Fred Lingen. Het moet namelijk raar lopen als hij niet achter de balie van de vriendenvereniging van het operahuis staat. Met een hart dat nog even hard voor opera bonst als vele jaren geleden.

Lingen is zo’n twintig jaar betrokken bij de vriendenvereniging. Officieel heet hij tegenwoordig ‘artistiek adviseur’, nadat hij eerder in het bestuur zat. Hij staat klaar voor geïnteresseerden in de pauze en voorafgaand aan voorstellingen, hij organiseert filmavonden en reizen naar operahuizen in het buitenland en zit in de redactie van het vriendenbulletin. Niet voor niets vertrouwde artistiek directeur Pierre Audi hem eens toe dat hij ‘één van de pilaren van het operahuis’ is.

En dan te bedenken dat Lingens activiteiten een jaar of vijftien geleden nog uitgebreider waren. ,,Ik was pas de boel aan het opruimen en vond een reisplan uit 1992”, vertelt hij. ,,Er stonden dat jaar maar liefst dertig reizen op het programma.”

Dit jaar gaat Lingen met vijftien reizen mee. Hij heeft bijvoorbeeld net een trip naar Brussel achter de rug, waar de vrienden hebben genoten van Eva-Maria Westbroek in een productie van Elektra.

Lingen zorgt ervoor dat het buspubliek geamuseerd wordt. ,,Je krijgt echt les”, lacht hij. ,,Ik begin met recente recensies van DNO, dan heb ik wat internationale nieuwtjes, daarna vertel ik wat over de componist en de inhoud van het werk en gaan we een paar fragmenten luisteren, waarbij ik met mijn eigenwijze kop natuurlijk ook vermeld wat ik goed vind en wat niet.”

Drie gulden

Hoewel Lingen nu twintig jaar direct bij DNO betrokken is, gaat zijn band met het operahuis veel verder terug. ,,Met DNO heb ik een soort huwelijk, een cultureel huwelijk”, zegt hij. ,,Al meer dan vijftig jaar.”

Hij begon op zijn twaalfde aan opera. ,,Dat was op initiatief van mijn beide ouders. Zij waren allebei geïnteresseerd in opera. Omdat ze me niet alleen thuis wilden laten, namen ze mij mee. En ze sleurden me ook mee naar ballet.”

,,Mijn eerste opera was La Bohème, mijn tweede Lohengrin. Van Lohengrin weet ik zelfs de bezetting nog uit mijn hoofd, die voorstelling maakte zo’n indruk op me. Het waren allemaal klinkende namen. Nederlandse namen. Kom d’r nog maar eens om tegenwoordig.”

‘Mam, mag ik naar de Stadsschouwburg?’

Opera begon steeds meer beslag te leggen op de jonge Lingen. ,,Ik vroeg vaak: ‘Mam, mag ik naar de Stadsschouwburg?’ Mijn moeder, die het druk had met haar horecabedrijf, was dan allang blij dat ik me ervoor interesseerde.”

Aangezien DNO toen nog een ensembletheater was, kon je verschillende stukken per week zien. Er waren twintig producties per jaar en bijvoorbeeld drie verschillend bezette Carmens.

Lingen zat altijd boven, tweede balkon, voor drie gulden. Twee, soms zelfs drie keer per week. En hij kreeg wat te zien. Samuel Ramey, Teresa Berganza, Neil Shicoff, Catherine Malfitano, Anna Moffo, Giulietta Simionato, Hermann Prey: heel de wereldtop – toen nog aan het begin van hun carrière – schoof voorbij.

Tulpen

Ondertussen begon Lingen een eigen cd-zaak, die hij dertig jaar lang grotendeels alleen runde. De winkel werd door Gré Brouwenstijn, een bekende Nederlandse sopraan in die tijd, geopend. Typerend voor de goede band die Lingen in de loop der jaren met veel artiesten opbouwde.

Het begon met dat hij als operafanaat bij de artiestenuitgang op zangers ging wachten. Zo werd hij eens toegelaten tot de kleedkamer van Simionato, waar hij vervolgens trillend op zijn benen enkel ‘prego’ (alsjeblieft) kon stamelen en achteruit lopend weer vertrok.

Maar zijn connecties met zangers werden steeds serieuzer. Mirella Freni trad eens op in Carmen en zong zo’n mooie aria dat het publiek net zo lang bleef brullen tot ze het nog eens zou zingen. De dirigent wilde daar echter niets van weten.

De voorstelling daarop namen Lingen en zijn makkers de nodige Hollandse tulpen mee, die ze na dezelfde aria op het Spaans aangeklede toneel gooiden. Toen ging de dirigent wel overstag, al was de directie van het operahuis er wat minder over te spreken. Naderhand gingen Lingen en een paar vrienden met Freni een Wiener Schnitzel eten op het Leidseplein.

‘Ik ben natuurlijk strontverwend’

Lingen kreeg ook naam onder de zangers voor de bijzondere opnamen die hij had in zijn zaak. Er zullen niet veel winkeleigenaars zijn die op een dag een taxi voor hun deur hebben zien stoppen waar de sterren Luigi Alva en Guilietta Simionato uitstapten.

Nu hij bij DNO betrokken is, gaat Lingens band met artiesten onverminderd door. Dan stapt hij even de kleedkamer in voor een praatje of om een recensie te laten zien. ,,Ik weet bijvoorbeeld waar ze eerder hebben gezongen en waar ze gaan zingen en neem recensies uit het buitenland voor hen mee”, vertelt hij. ,,Dat vinden ze heel leuk.”

Bloementekort

Een gebaar dat de artiesten ook erg op prijs stelden, was het gooien van een bloemetje bij het applaus. Dat introduceerde Lingen als eerste in Amsterdam. Het viel zelfs zo op, dat hij er veel pers mee haalde.

De Stadsschouwburg in Amsterdam.

,,Voor de voorstelling gaf ik de bloemen aan een kennis van me bij het operahuis. In de pauze haastte ik me dan naar de garderobe, waar ze klaar stonden. Ik verstopte ze onder mijn stoel en gooide ze na afloop op het toneel. Ik heb het jaren volgehouden. En pas, bij La fanciulla del West van DNO, heb ik het weer gedaan. Iedere voorstelling.”

Lingen weet nog dat hij op een avond voor één van de solisten bloemen tekort kwam. Die kreeg dus niets (al zong hij ook niet fantastisch). ’s Avonds vond Lingen een briefje op zijn mat van de zanger in kwestie, die hem vertelde dat hij geen gentleman was.

Een andere keer had hij geen tijd gehad bloemen te kopen voor een productie van Così fan tutte, waar Charlotte Margiono in zong. Margiono vroeg hem na afloop: ‘Fred, waren we zo slecht?’

Het zijn mooie verhalen. En dan gaat het alleen nog maar over Nederland. Lingen heeft ook heel wat internationale ervaring. Hij bezocht maar liefst 31 keer Bayreuth, het Wagner-walhalla. Hij maakte er de laatste Götterdämmerung in de regie van Patrice Chéreau mee. Het applaus duurde één uur en vijftig minuten.

Strontverwend

De vraag rijst wel of het nog leuk is na zoveel te hebben gezien, en vooral ook zoveel goeds. ,,Dat vraag ik mezelf ook wel eens af”, zegt Lingen. ,,Maar er zijn nog genoeg titels waar ik voor naar het buitenland zou gaan. Alle Wagners, Il Trovatore, Tiefland, Don Carlos, Falstaff, Otello. Ik ben absoluut niet uitgeluisterd. Als ik dan weer op mijn plekje ga zitten in het donker en de eerste noot klinkt, denk ik: laat maar komen.”

,,Wat ik wel mis, is dat ik weinig tijd heb om een boek te lezen”, vervolgt hij. ,,En ik ben natuurlijk strontverwend.”

Ook mist Lingen de theatersfeer van vroeger. ,,Toen werd er nog gebisseerd, tegenwoordig is dat niet ‘artistiek verantwoord’.” Dat ligt vooral ook aan het publiek zelf, denkt Lingen. ,,Tachtig procent van de mensen gaat snel naar de garderobe. Het is deur open, deur dicht en afgelopen. Mensen staan niet meer twintig minuten bij de artiesteningang. En vijf minuten applaus is al lang.”

,,Dat enthousiasme mis ik echt. Als ik bij een opera zit die ik ken, maar de rest niet, moet ik echt beginnen te klappen na mooie passages, anders gebeurt er niets. Men kent Cavalleria Rusticana niet eens. Ik kwam met Cavalleria op de wereld!”

Vorig artikel

Der Untergang: Wagner’s Rienzi in Berlin

Volgend artikel

Als dat geen belcanto is

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

3Reacties

  1. Kevin
    26 januari 2010 at 12:10

    That’s the passion opera needs, always. And that there is too little of, often.

  2. Henrie
    26 januari 2010 at 22:59

    Wat een prachtig verhaal / interview. Heel erg bedankt. En wat Fred betreft… blijf genieten 😉 !

  3. 31 januari 2010 at 07:10

    Beste Fred,
    de allerbeste herinneringen bewaar ik aan de door jou geleide operareizen. En met je observaties en beoordelingen was ik het altijd eens – op die ene keer na in Duitsland toen jij zeer te spreken was over de Butterfly van dienst, en ik haar nogal lomp vond en van mening was dat ze “intonatieproblemen” had. Op gegeven moment begon het “ons kent ons” van de reispopulatie me wat tegen te staan, en ben ik met de reizen gestopt. Nu verplaats ik mij op eigen gelegenheid naar de diverse operahuizen.
    Misschien nog wel betere herinneringen bewaar ik aan je platenzaak in de Maasstraat. Zaterdagochtend vroeg, lekker over muziek kletsen, en dan bijna vergeten een cd aan te schaffen…
    Ik moest nog aan je denken toen ik las dat DNO een operacursus gaat organiseren. Als er iemand bij uitstek geschikt is om die te leiden, dan ben jij dat wel. Bij nader inzien blijkt het echter niet om een operacursus te gaan, maar om een cursus Regisseur Begijpen. Althans, de opleiding wordt door DNO alsvolgt samengevat:

    Waarom maakt een operaregisseur bepaalde keuzes?
    Wat is het achterliggende concept?
    Hoe werkt hij of zij samen met de andere leden van het artistieke team?
    En wie is er eigenlijk de baas, de dirigent of de regisseur?

    Je ziet, voor de opera onbeduidende begrippen als “muziek”, “componist”, “stemvak”, “stijlperiode” komen er niet in voor. Tijd voor een alternatieve, dat wil zeggen ECHTE, operacursus? Fred, pak de handschoen op! (Ik dek de flanken.)