FeaturedOperarecensie

Girls of the Golden West is rauw realistisch

De Nederlandse première van Girls of the Golden West werd donderdagavond met veel gejuich ontvangen in Nationale Opera & Ballet. De nieuwe opera van Peter Sellars en John Adams ontdoet het leven in het Wilde Westen van elke romantiek.

Scène uit Girls of the Golden West. (© DNO / Martin Walz)

Het idee voor een nieuwe opera over de goldrush in Californië, midden negentiende eeuw, komt van librettist en regisseur Peter Sellars. Hij kreeg een paar jaar geleden het verzoek om voor de Scala La fanciulla del West van Puccini te ensceneren. Sellars verdiepte zich in de stof, deed historisch onderzoek en bedankte vervolgens voor de klus. Het toneelstuk waarop Puccini’s werk was gebaseerd, gaf een veel te rooskleurig, bijna suikerzoet beeld van de werkelijkheid, zo vond Sellars. Dat was het beginpunt voor een nieuw traject met John Adams, wat leidde tot Girls of the Golden West.

Het libretto leunt sterk op een reeks brieven die een vrouw uit New England naar een vriendin stuurde tijdens haar verblijf in een goudzoekersdorp rond 1851. Wat haar ertoe heeft gebracht daar met haar man naartoe te gaan, blijft onduidelijk. Maar als volledige buitenstaander weet ze wel een mooi beeld te schetsen van de omgeving, het harde leven van de goudzoekers en de frictie tussen de verschillende etniciteiten die de kolonie bevolken. Dame Shirley, zoals ze zichzelf noemt, schrijft met afstandelijke betrokkenheid, waardoor haar brieven een redelijk objectief beeld geven van de situatie ter plaatse. En dat staat ver af van Puccini’s Fanciulla.

De handeling speelt zich af in het fictieve dorpje Downieville, niet te verwarren met het naburige Hangtown. We krijgen zo al direct een idee van het leven aldaar. Een tweetal goudzoekers, echte rednecks, bepalen het verloop van de handeling. Het zijn Joe Cannon en zijn maat Clarence. Joe is een beetje een ‘loose cannon’ en Clarence zijn ‘keeper’. Aanvankelijk past Joe wel in het romantische plaatje van de arme sloeber die zijn vriendin heeft achtergelaten om rijk genoeg te worden om met haar te kunnen trouwen. Maar ze heeft niet op hem gewacht en per brief krijgt hij te horen dat ze inmiddels een kind heeft bij een ander, een baby met rood haar. Hij zingt erover in de plaatselijke saloon met commentaar van een koor van collega-goudzoekers.

Het muzikale idioom van deze scène had wel wat weg van C.W. McCall’s hit ‘Convoy’ uit 1975. Zo schildert Adams in dit nieuwe werk een beeld van de Amerikaanse muziekgeschiedenis, waarin onder anderen Gershwin, Ellington, Glass en natuurlijk Adams zelf goed herkenbaar zijn. De muziek is vooral eenvoudig gehouden, zo stelt de componist, omdat het gaat om simpele verhalen en gedachten, net zoals bij zijn eerdere opera Nixon in China het geval was. De zanglijnen van de protagonisten zijn ook tamelijk rechttoe rechtaan – ‘Sprechgesang’ voor gevorderden – met als enige uitzondering het hoertje Ah Sing, dat als coloratuursopraan op lyrische wijze de stratosfeer mag betreden.

Showstopper

Behalve de zelfkant van het leven – kenmerkend voor een omgeving die bepaald wordt door zuipen, gokken, vechten en bezoek aan de bordeeletage van het centrale hotel, hier Empire genaamd – speelt in Sellars’ libretto racistisch geïnstigeerd geweld tegen niet-yankees een belangrijke rol. Er vallen de nodige doden en de viering van de Fourth of July is aanleiding voor wat in een Russisch-Joodse context gewoon een pogrom zou worden genoemd.

Dame Shirley treedt op in een scène uit Macbeth als onderdeel van het gecultiveerde vermaak, maar een deel van de goudzoekers gaat vervolgens als een stel hooligans door het lint. Het tekent de wankele vrede in het dorp, waarin eerzame burgers leven naast licht ontvlambare, gefrustreerde rednecks, die hun hoop op snel fortuin hebben zien verdampen en de verzachtende invloed van een vrouw missen. Bezoek aan een hoer biedt geen oplossing.

Scène uit Girls of the Golden West. (© DNO / Martin Walz)

Omgekeerd probeert Ah Sing haar klant Joe te bewegen tot een huwelijk. Hij wijst haar af omdat ze hem dan te veel zou inkapselen, ontmannen. De rol werd uitnemend vertolkt door de Koreaanse sopraan Hye Jung Lee en haar ‘Ballad of Ah Sing’ was het vocale hoogtepunt van de avond, als showstopper te vergelijken met ‘I am the wife of Mao Tse-tung’ in Adams’ Nixon in China, een rol die ze ook al eens heeft gezongen.

Behalve Dame Shirley, Ah Sing en de twee genoemde goudzoekers draait het verhaal om kroegbaas Ramón, die een geheime relatie heeft met de aantrekkelijke barmeisje Josefa Segovia en de weggelopen slaaf – ‘passenger of the underground train’ – Ned Peters, een prachtige rol van bas-bariton Davóne Tines.

Peters trekt sterk de aandacht als gecultiveerde zwarte man, die de Fourth of July ziet als de dag bij uitstek waarop slavernij en ongelijkheid in al hun barbaarsheid tot uiting komen. Voor de handeling is zijn rol echter overbodig is. Peters zit in het verhaal omdat hij kennelijk past in Sellars’ politiek-maatschappelijke visie, niet omdat hij iets met de goldrush uitstaande heeft. Gelet op het feit dat het werk aan de lange kant is en door de aaneenschakeling van losse scènes weinig vaart heeft, zou deze zijsprong beter geschrapt kunnen worden.

Dat geldt ook voor de vele tekstuele herhalingen in gezongen dialogen en monologen. Drie of vier keer een regel herhalen past goed bij het minimalistische karakter van de muziek waar Adams groot mee is geworden, maar in een werk dat veel meer leunt op tekst dan muziek, is het minder gewenst.

Appleby excelleert

Ah Sing was uiteindelijk de enige waarmee ik enig ‘rapport’ kon ontwikkelen: een personage met duidelijk herkenbare emoties, dat tijdens de avond enige ontwikkeling vertoont. Joe Cannon vertoont dat weliswaar ook, maar die gaat neerwaarts. Hij eindigt als een spitsboef die aan zijn einde komt als hij barmeisje Josefa probeert te verkrachten. Zij steekt hem neer; een Mexicaanse vrouw vermoordt een blanke man. Een volksgericht van rednecks veroordeelt haar ter dood. Het is een historische gebeurtenis, die nadrukkelijk een plaats verdient in dit relaas. Mezzo J’Nai Bridges oogde en zong bijna als een voorname dame, niet echt een kroegwerker. Het maakte haar verscheiden des te pregnanter, maar over Josefa zelf komen we weinig aan de weet.

Scène uit Girls of the Golden West. (© DNO / Martin Walz)

Tenor Paul Appleby excelleerde als de onfortuinlijke Joe Cannon, mooi bijgestaan door bas-bariton Ryan McKinny, geen onbekende in Amterdam (Amfortas). Sopraan Julia Bullock was nadrukkelijk aanwezig als verteller (briefteksten) en als Lady Macbeth. Samen met Joe vormde ze de spil van de avond; goed geacteerd en uitstekend gezongen. Bariton Elliot Madore gaf adequaat gestalte aan de bijrol van Ramón.

Het decor was tamelijk basaal. Het bestond uit zetstukken die door toneelknechten werden verplaatst. De kostumering maakte veel goed: mooie periodekostuums, in het bijzonder bij de vrouwen.

De mannen van het Koor van DNO, zoals altijd ingestudeerd door Ching-Lien Wu, produceerden een krachtig geluid. Bij wijlen waren ze dusdanig stereotiep macho in hun gedrag dat ik onwillekeurig aan de Village People moest denken.

Grant Gershon stond voor het prima spelende Rotterdam Philharmonisch Orkest. De aanwezige componist kon slechts tevreden zijn met hun prestatie. Een mooie voorstelling van een wat uitgelopen werk, dat zeker na de pauze de nodige deprimerende momenten kent. Wie een tweede Puccini verwacht, komt bedrogen uit. Hier geen romantiek, maar rauw realisme. De opera draagt duidelijk het stempel van Peter Sellars – het is zijn schepping. Adams komt op de tweede plaats.

Girls of the Golden West is tot en met 17 maart te zien. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.

Vorig artikel

Opera in de media: week 10 van 2019

Volgend artikel

Yende en Camarena spatten van het doek

De auteur

Peter Franken

Peter Franken

2Reacties

  1. Rudolph Duppen
    2 maart 2019 at 10:33

    In grote lijnen ben ik het eens met Peter Franken. Deze opera is veel te lang. Vooral na de pauze had er wat mij betreft heel wat geschrapt mogen worden. De lange monoloog van Ned “What is this celebration to me” is op zich indrukwekkend qua muziek en tekst maar houdt de handeling erg op. Het is ook een beetje te prekerig naar mijn smaak. Davóne Tines zong het trouwens prachtig. Hij heeft een diep ontroerende stem.Deze opera lijdt aan een gebrek aan cohesie en focus. Peter Sellars heeft veel te veel tekst in het libretto gepropt en wil zoveel over hoop halen dat het resulteert in een woordenbrij.Neem b.v. de eerste scene van de tweede akte. Dame Shirley reciteert de monoloog van Lady Macbeth waarin ze de geesten oproept haar te ontvrouwen (“unsex me here”) zodat de moord op Duncan haar niet zal raken.Op zich doet een opera in een opera of een toneelstuk in een toneelstuk het meestal goed maar hier dient het slechts om nog een vorm van vrouwelijkheid aan het toch al ruime scala in deze opera toe te voegen.De vormen van mannelijkheid waren in de eerste akte al aan bod gekomen.Het is jammer dat Peter Sellars La Fanciulla del West niet geregisseerd heeft voor La Scala want dat had misschien zijn libretto voor deze opera gunstig beïnvloedt. De solisten, koor en orkest zijn fantastisch. Vooral voor de pauze valt er veel te genieten. (Je moet er wel even aan wennen dat er in de derde persoon wordt gezongen).Let op het prachtige fossiel en de stam van de sequoia in de tweede akte.

  2. Rudolph Duppen
    2 maart 2019 at 10:45

    U kunt vanavond met 50 % korting naar deze opera. zie Last Minute Ticket Shop.