FeaturedOperarecensie

Jacobs kleurt Kaïn-kroniek meesterlijk in

Wellicht curieus in het carnavalsweekend: een oratorium vol berouw en boetedoening. Maar dirigent René Jacobs bood toeters en bellen te over in zijn rigoureuze bewerking van Alessandro Scarlatti’s Il primo omicidio. Hoogmoed of briljante vrijbuiterij? Overweldigd door de hyperdramatische aanpak hoorde het Concertgebouwpubliek dat het goed was.

René Jacobs bood toeters en bellen te over in zijn rigoureuze bewerking van Il primo omicidio. (© MolinaVisuals)

Waar komt het geweld in de wereld vandaan? Deze vraag stelde regisseur Romeo Castellucci zich afgelopen maand in het Parijse Palais Garnier via Cain ovvero Il primo omicidio. Antwoorden vond hij vermoedelijk niet in dit werk over het Genesis-verhaal van de eerste moord, die van Kaïn op broer Abel, maar dankzij de NTR ZaterdagMatinee mocht Amsterdam op 2 maart delen in de muzikale component.

Oratoria ensceneren is hip – zie Vivaldi’s Juditha Triumphans recent bij De Nationale Opera – en geknipt voor de Italiaans-barokke variant. Een beperkte of (zoals hier) geheel afwezige rol voor koor en verteller richt alle focus op de personages, het verschil met opera minimaliserend. Uiteraard zongen de zes solisten zaterdag uit het hoofd, met treffende onderlinge blikken en gebaren. Theatraal was al de opstelling: aan de ‘slechte’ linkerkant Kaïn met eerste zondares Eva en de Stem van Lucifer, rechts Abel, Adam en de Stem van God.

Alessandro Scarlatti (1660-1725) mist, anders dan zoon Domenico, nog altijd de hem toekomende roem. Deze sleutelfiguur consolideerde zowel de ABA-aria als de oratoriumvorm, vooral in de tijd dat een pauselijke ban de operahuizen van Rome sloot. Zijn meeste opera’s schreef hij in een ‘geleerde’ stijl voor aristocraten te Napels. Een verovering van de meer volkse Venetiaanse theaters mislukte, maar tijdens diezelfde campagne in 1707 zag Cain het licht, waarschijnlijk in een privépalazzo.

Dat verklaart het gebruik van slechts continuo en strijkers, naast Scarlatti’s anekdotische afkeer van de snel onzuivere blazers. Daar had de eigenzinnige Jacobs geen boodschap aan. In aanvulling op een weelderig continuo van orgels, klavecimbels, luiten, harp en cello telde het B’Rock Orchestra een fagot, hobo’s, blokfluiten en trombones. Elke aria ontvouwde zich in fonkelende kleuren.

Robert Gleadow, in hipsterlook met knotje en leren polsbandjes, stortte zich vol overgave op zijn schurkenrol van Lucifer. Gedurfd maar effectief was hoe hij diverse van Kaïns frasen letterlijk voorzong. In zijn twee eigen aria’s bespotte Gleadow met royale bas-bariton Kaïns lafheid en Eva’s tranen. In stil spel bleef hij steeds de kwade genius, zijn slachtoffers besluipend of cartoonesk zijn baard strelend.

Tegenhanger Benno Schachtner had minder dankbaar materiaal, maar kreeg verrassende ondersteuning van een alttrombone die zijn zanglijnen verdubbelde. Jacobs zong ooit zelf de partij en Schachtners countertenor klonk verwant, tegelijk robuust en weldadig, zoals deze strenge maar rechtvaardige God betaamt. Overdonderend waren de orkestrale introducties voor beide Stemmen, gebruikmakend van divers slagwerk en geluidseffecten achter een kamerscherm.

De warmbloedige maar pure mezzo van Olivia Vermeulen steeg even soepel ten hemel als de rook van Abels offer. (© Felix Broede)

In de minder gewijzigde aria’s van Adam en Eva imponeerden de strijkinstrumenten van B’Rock, met glansrollen voor concertmeester Cecilia Bernardini en cellist Julien Barre. Birgitte Christensens rijpe sopraan paste de moederrol uitstekend, maar klonk soms ietwat wankel. Zo ook de strijkers in haar laatste klaagzang, vrijwel zonder continuo vervloeiend. Deze kwetsbaarheid intensiveerde dit mini-Stabat Mater in het wiegende sicilianoritme dat de van origine Siciliaanse componist vaak benutte.

Als Adam ontplooide Thomas Walker met vrij droge, maar sympathieke tenorstem zowel vaderlijke autoriteit als tederheid. Om ijdeltuiterij te vermijden, had René Jacobs met de solisten gewerkt aan de da capo-variaties. Vooral bij het eerste mensenpaar lukte dit prachtig: de uitstapjes in de hoogte klonken niet altijd comfortabel, maar drukten de pijn van hun berouw ontroerend uit.

De warmbloedige maar pure mezzo van Olivia Vermeulen steeg even soepel ten hemel als de rook van Abels offer, ongehinderd door de feitelijke sopraanligging. Vermeulen stal mijn hart met haar argeloos uitgesponnen arioso vlak voor de moord. Ze herleefde vervolgens voor een uiterst virtuoze troostzang vanuit de hemel. Overigens verstoorde het publiek geen moment de concentratie met welverdiend vroegtijdig applaus.

In de titelrol brak alt Kristina Hammarström mijn hart met Kaïns vaarwel aan zijn ouders. Dialogen met instrumenten kenmerken Scarlatti en het zou me niet verbazen als de twee soloviolen, hier kort verwisseld voor zoete fluiten, Adam en Eva symboliseerden. Maar in Kaïns eerdere wraakzuchtigheid leek Hammarström mij iets van de energie en draagkracht van haar collega’s te ontberen.

Vermoedelijk zou haar subtiele voordracht meer tot zijn recht komen in een kleinere zaal met navenante bezetting, zoals ik graag nog eens zou beleven. Jacobs’ toevoegingen verhulden toch enigszins Scarlatti’s raffinement binnen beperkingen, zoals een Rembrandt-ets soms expressiever kan zijn dan een schilderij. Maar deze grootse uitvoering bood hopelijk velen een toegang tot diens even oer-Italiaanse als weemoedige lyriek.

Vorig artikel

Yende en Camarena spatten van het doek

Volgend artikel

Bonte muziek rond de dood van Caruso

De auteur

Martin Toet

Martin Toet

2Reacties

  1. Rudolph Duppen
    4 maart 2019 at 12:16

    Een prachtige recensie van een topuitvoering.
    Hopelijk krijgen we ook nog eens Il Giardino di Amore te horen.

  2. Gert-Jan
    6 maart 2019 at 14:07

    Niets toe te voegen aan de recensie. Ik heb een heerlijke middag gehad met prachtige muziek, geweldig gebracht door musici, solisten en dirigent. Het terugluisteren waard.