Superbe productie van Pagliacci/Cavalleria
In 1893 werden ze samengevoegd, de eenakters Cavalleria rusticana uit 1890 en Pagliacci uit 1892. Als Cav/Pag veroverde de avondvullende tweeling de wereld en bracht roem aan hun componisten Mascagni en Leoncavallo. In de nieuwe productie bij De Nationale Opera draait regisseur Robert Carsen de rollen om en kneedt een spannende theatrale ervaring.
De opening van het seizoen 2019/2020 bij De Nationale Opera (DNO) had donderdagavond niet spectaculairder kunnen zijn. Met zijn verbeelding van beide drama’s onder één grote theatrale boog zorgde regisseur Robert Carsen voor adembenemende momenten. En de bij DNO debuterende toekomstige chef-dirigent Lorenzo Viotti voerde de muzikale spanning geraffineerd op met een genuanceerde, van vette effecten ontdane weergave van beide partituren.
Het spectaculaire school vooral in de meeslepende vocale kwaliteiten van de beide solistenteams. Ook in de acterende uitbeelding van hun rollen trokken zij de toeschouwers de verhalen over liefde en ontrouw binnen. Carsen en Viotti konden bovendien rekenen op een operakoor dat in allerlei posities, zowel in de zaal als op het toneel, spatgelijk en met expressieve zang op grootse wijze reageerde. “Gewoon bidden dat het goed gaat”, reageerde Viotti na afloop laconiek op mijn vraag hoe de zaalscènes zo perfect konden verlopen.
Het Nederlands Philharmonisch Orkest volgde zijn toekomstige chef-dirigent gedreven en kleurrijk. Met kleine, geconcentreerde gebaren liet Lorenzo Viotti de muziek vloeien en golven, en vuurde hij de talloze heftige uitbarstingen aan zonder dat de expressie larmoyant of bombastisch werd. Viotti toonde als 29-jarige een opvallende rijpheid in zijn muzikale leiding.
In zijn directiegebaren zag ik een zelfde attaque waarmee zijn directe voorgangers Yakov Kreizberg en Marc Albrecht het NedPhO op het scherp van de snede lieten en laten spelen. Maar Viotti is veel rustiger in zijn houding. Hij zwaait niet wijd uit met zijn lichaam, maar blijft in een stabiele positie. Zijn soepele armbewegingen en veelzeggende handen doen het werk. Daardoor ontstond bijvoorbeeld in het orkestrale tussenspel in Cavalleria rusticana een intense en warme, maar ook kamermuzikale klank.
DNO kan in de handen knijpen dat het lukte om Viotti – ondanks zijn volle agenda – in deze productie te krijgen als vervanger voor de Engelse maestro Mark Elder, die zich ziek meldde op het moment dat de repetities zouden beginnen. Door dit optreden weten we zeker wat een fantastische toekomst de liefhebber van de Italiaanse operacultuur tegemoet kan zien, want Viotti wil veel uit dat repertoire dirigeren.
Showfiguur
De omkering van Cav/Pag naar Pag/Cav getuigde van een intelligente schoonmaak van beide drama’s. Carsen benutte de proloog van Pagliacci als opmaat voor een overzetting van beide stukken naar een echte theateromgeving. Bij Pagliacci ligt dat voor de hand, omdat een reizend commedia dell’arte-gezelschap komt optreden in een Italiaans boerendorp. Alle pittoreske clichés waren echter weggepoetst. Met zaallicht aan betrad de proloogzanger het voortoneel. Bariton Roman Burdenko, in zwarte casual kleding, zong deze kleine, maar belangrijke rol met genuanceerde expressie over echte en theatrale tranen, over menselijke emoties uitgebeeld door acteurs.
Daarna opende het rode doek en toonde over de volle breedte en diepte van het toneel een kale speelvloer, omzoomd met technische hulpmiddelen, vooral belichting, met sfeervolle effecten benut door ontwerper Peter van Praet. Spel en leven, langs die gegevens voerde Carsen het publiek, zowel het acterende deel (dat de eerste twee rijen vulde) als het echte publiek.
Carsen smeedde beide stukken aaneen door na de pauze Nedda en haar geliefde Silvio, beiden aan het einde van Pagliacci vermoord door Nedda’s echtgenoot Canio, op het toneel ‘dood’ te laten liggen met het koor (volk) eromheen, terwijl de orkestrale inleiding van Cavalleria (een dansante siciliana) opklonk uit de orkestbak. Toen stond men op, wandelde naar de coulissen. Ach, het was maar spel.
Sopraan Ailyn Pérez maakte van Nedda (en als Colombina) een echte showfiguur met haar kwikzilveren geluid en soepele, sexy uitbeelding in een strak getailleerd japonnetje. Begrijpelijk dat de bonkig uitgedoste Tonio zich wilde storten op deze verleidelijke vrouw. Roman Burdenko zong en acteerde met lekkere ruige expressie.
Aangevuurd door jaloezie lichtte Tonio zijn baas Canio in over de ontrouw van Nedda, want die is gevallen voor Silvio, die niet tot de komediantengroep behoort. Mattia Olivieri zette met zijn lichte bariton een hartstochtelijke en mooie lover neer, waarbij Carsen het paar als in een realitysoap de liefde liet bedrijven.
De woede van Canio was heftig, maar tenor Brandon Jovanovich zong de sores van Canio opvallend geserreerd van zich af in het befaamde ‘Vesti la giubba’. Geen vette, valse effecten, maar een eerlijke emotie in “Ridi Pagliaccio”, prachtig ondersteund door dirigent en orkest. Zowel grappig als schrijnend lachte hij met zijn rode lippen en wit geschminkte gezicht naar de zaal. Jovanovich paarde een speelse stijl van acteren aan een karaktervolle stem, die echter duidelijk aan de grenzen van zijn mogelijkheden raakte. Met tenor Marco Ciaponi als Beppe erbij was het een uitstekende cast.
Orkaan voor Rachvelishvili
Ook Cavalleria rusticana speelde zich af in het kale toneel. Dat werd echter gevuld met opmaaktafels (prachtig design van ontwerper Radu Boruzescu), waar de koorleden hun Pagliacci-kostuums (modern ontwerp van Annemarie Woods) verruilden voor Cavalleria-kleren, ook moderne outfits. In een later stadium werd de toneelvloer gevuld met stoelen en veranderde de ruimte in een koorstudio, waar onder meer het prachtige ‘Regina coeli’ werd ingestudeerd, met DNO’s koorchef Ching-Lien Wu in de rol van koordirigent!
Carsen slaagde er wonderwel in om ook in Cavalleria de folklore terzijde te schuiven en te vervangen door de sfeer van een operahuis. Zo werden de boerenfiguren operazangers. Zelfs mama Lucia (mezzo Elena Zilio) werd getransformeerd naar de functie van koorinspiciënt, in welke rol zij geloofwaardig met operadiva Santuzza bakkeleide over haar zoon Turridu, de ontrouwe geliefde van Santuzza.
De samensmelting van beide stukken benadrukte Carsen nog eens in het slotapplaus. Daarin stond de hele solistenbezetting in één lijn voor het koor. Daarna splitsten de Pag-cast en de Cav-cast zich om de geweldige publieksjubel over zich heen te laten komen.
Anita Rachvelishvili ontlokte met haar grote, krachtige stem in de veeleisende rol van Santuzza een terechte orkaan. Haar felle verweer tegen de laffe Turiddu was adembenemend spannend.
In tenor Brian Jagde had zij een fantastische tegenspeler, ruim van klank en heftig met een laconieke ondertoon. Zijn opkomst met het loflied op Lola, bij de opening van het stuk, was een sensatie.
Lola (kleine, goed gezongen rol van mezzo Rihab Chaieb) is zijn vroegere liefje. Ze deelt nu het leven met Alfio, met onderkoelde expressie gezongen door Roman Burdenko, ook de proloogzanger. Alfio laat zich niet bedriegen en doodt uiteindelijk Turiddu.
Zoals aan het einde van Pagliacci de slotzin “La commedia è finita” wordt gesproken, zo eindigt Cavalleria rusticana met de kreet “Hanno ammazato compare Turiddu”. Twee opera’s, één sfeer. Door de vergelijkbare muzikale expressie in beide composities, maar vooral door de overkoepelende zetting van een operahuis in een operahuis, wekt deze superbe productie de indruk dat het om één opera gaat: Pag/Cav van Piero Mascavallo.
Pagliacci/Cavalleria rusticana is nog tot en met 28 september te zien in Nationale Opera & Ballet in Amsterdam. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.