Broschi’s Merope herleeft in Innsbruck
Een vergeten barokopera in een op en top authentieke uitvoering: de Innsbrucker Festwochen der Alten Musik presenteerde in augustus met Riccardo Broschi’s opera Merope een formidabele productie.
Als je naar een opera gaat die bijna driehonderd jaar niet meer opgevoerd werd, is het raadzaam de inleiding te bezoeken, om iets over de achtergrond van het werk, de interpretatie van regisseur Sigrid T’Hooft en het algehele concept te horen. In de loop van de introductie raak ik steeds meer onder de indruk: vanavond wordt niet zomaar een opera met barokmuziek opgevoerd, de voorstelling zal in alle facetten de baroktijd ademen.
De kostuums, de gebaren, de mimiek: alles is historisch geïnformeerd en heeft een diepere betekenis. Het lichtontwerp simuleert kaarslicht, zodat de zangers en zangeressen werkelijk naar voren moeten stappen om in het licht te gaan staan. Dat verandert niet gedurende de hele voorstelling.
Direct bij het opengaan van het doek word je betoverd door de wereld op het toneel. De eerste akte duurt 1 uur en 45 minuten, maar verloopt razendsnel. Het barokke toneelbeeld grijpt je aandacht en de cast draagt een flinke steen bij aan de spanning. Wat een geweldige zangers, met name de countertenoren!
Componist Riccardo Broschi was de broer van Farinelli en schreef zijn aria’s op maat voor de legendarische castraat. De virtuositeit en expressie zijn groots. David Hansen, die de verloren gewaande Epitide vertolkt, raakt aan de grenzen van zijn mogelijkheden, maar zingt zijn uiterst emotionele partij zeer authentiek en invoelend. Een geweldige prestatie.
Filippo Mineccia doet als de enigszins dubieuze Anassandro, die geheel in het zwart gekleed ook een wat demonische uitstraling heeft, vocaal niet onder voor Hansen. Het is een ware traktatie om twee countertenoren van zo’n kaliber, die zo aan elkaar gewaagd zijn, in één productie te mogen horen. Hagen Matzeit voegt er nog een derde indrukwekkende stem aan toe als Licisco.
De dames stellen evenmin teleur, met name Arianna Vendittelli als Argia, die jeugdig, fris en stralend zingt. Anna Bonitatibus zingt de titelrol van koningin Merope en Vivica Genaux vertolkt Trasimede. Zij completeren mooi het ensemble, waarin niettemin de countertenoren in het middelpunt staan.
Na de eerste akte vraag ik me af of het werkelijk mogelijk is om een hele opera in deze pure, authentieke barokstijl te regisseren, vol historische vormen en gebaren. Maar dat lukt, want ook de tweede akte is een succes. Er is meer actie, de handeling is spannender, maar de karakteristieke stijl van de eerste akte blijft behouden. Het heerlijke Pierrot-en-Colombine-ballet met fantastische kostuums vormt de finale van deze akte en toont dat het ook in barokopera’s gebruikelijk was om dit volkse vermaak een plek te geven.
De derde akte is minder sterk. De wens van dirigent en intendant Alessandro De Marchi om de opera zonder coupures op te voeren, is uit wetenschappelijk oogpunt begrijpelijk. Een paar inkortingen zouden de uitvoering echter goedgedaan hebben. Het is in barokopera’s gebruikelijk dat de derde akte aan het lamento gewijd is, maar te veel is te veel. Vooral het slotballet mist vaart en ideeën, dat had best wat gestroomlijnd kunnen worden.
Het doet geen afbreuk aan de zeer geslaagde opera-avond, zeker gezien de stress voor de voorstelling: de vertolker van de tiran Polifonte, een sleutelfiguur in de opera, was ziek. Als noodoplossing zong Carlo Allemano vanuit de orkestbak sterk en overtuigend de muziek, terwijl Daniele Berardi op het toneel de lastige barokenscenering acteerde. Petje af voor beide zangers, die de productie redden.
Voor mij was het een avond met een wagneriaanse dimensie. Een geweldige ontdekking van een verloren meesterwerk.