Operarecensie

Fraaie Giovanni bij Orkest Achttiende Eeuw

Na de zeer succesvolle Clemenza di Tito in 2017 komt het Orkest van de Achttiende Eeuw nu met een semiscenische productie van Don Giovanni. De première maandagavond in De Doelen was een groot succes.

André Morsch als Don Giovanni. (© Hans Hijmering)

Regisseur Jeroen Lopes Cardozo heeft gekozen voor een toneelbeeld zonder rekwisieten. Ja, er staan twee stoelen, maar dat is alles. Dus zelfs geen notitieboekje voor Leporello. Het wordt allemaal aan de fantasie van de toeschouwers overgelaten. Alles draait om de uitgekiende personenregie en de kostumering.

Bij aanvang vormen acht vrouwen in zalmkleurige, lange jurken een tableau vivant. Het zijn leden van het koor Cappella Amsterdam, dat in deze opera slechts een cameorol vervult (ruim een minuutje als gasten bij de bruiloft van Zerlina en Masetto). In die scène voegen zich ook nog eens acht mannen bij het groepje. Feitelijk is hun optreden vooral edelfiguratie, al laat dirigent Kenneth Montgomery toe dat ze een paar keer als achtergrondkoor meedoen als sowieso alle protagonisten staan te zingen. De regie van het koor kwam op mij wat geforceerd over. Goed beschouwd mijn enige echte punt van kritiek.

De kostumering van Wobine Bosch gaat uit van eigentijdse kleding met onderscheidende accenten. De deugd in de persoon van Don Ottavio en Donna Anna gaat in het blauw. Don Giovanni loopt in een wat proleterig overkomend felrood pak. Leporello in vaal paars, een ‘beetje deugd’ als het ware. Donna Elvira gaat in het zwart, met gele accenten; haat en nijd. En de onschuld, Masetto en Zerlina, eenvoudige boeren, is van top tot teen in het wit gestoken. Accessoires in de vorm van grote hoeden en kleine gezichtsmaskers geven het een historisch tintje.

Paula Murrihy (Donna Elvira) en Henk Neven (Leporello) in actie. (© Hans Hijmering)

Het zeer brede podium van De Doelen zorgde voor wat kleine problemen met betrekking tot de verstaanbaarheid. De beide bassen Leporello en Masetto aan de rand van het toneel laten zingen, bleek geen goede keuze. Verder dragende sopraanstemmen hadden daar minder last van. Het is typisch het gevolg van het brengen van toneel op een vrijwel onbekend concertpodium, elke voorstelling weer ergens anders. Maar gelukkig bleef dit kleine euvel beperkt tot een paar momenten.

Leporello bezingt de veroveringen van zijn meester, in totaal 2065, waarvan inmiddels 1003 in Spanje. De tekst is op dit punt niet eenduidig, maar we mogen er gerust van uitgaan dat Donna Anna door hem in de lijst is opgetekend. Of Zerlina nummer 1004 zal worden, is eigenlijk de crux van het verdere verloop. Natuurlijk is die score een hele prestatie, maar Don Giovanni zal er wel zo lang over gedaan hebben dat hij zo nu en dan een dagje vrijaf heeft kunnen nemen. Hoewel, zonder eten en ademhalen kom je natuurlijk niet ver. En in die categorie vallen voor hem de vrouwen ook.

Hoezeer het hier gaat om kwantiteit, wordt aanschouwelijk als we ons een beeld vormen van zijn voorkeuren. Die zijn er niet: alles telt. Moeder, dochter, kleindochter, alle generaties komen in aanmerking. In zijn productie voor de Salzburger Festspiele van 2002 laat Martin Kušej niets aan de verbeelding over door een grote groep schaars geklede vrouwen van alle leeftijden bijna permanent te laten figureren. Dan blijft er van enige romantische fascinatie met deze rondneukende edelman weinig over.

Scène uit Don Giovanni. (© Hans Hijmering)

André Morsch wist de bijbehorende irritatie over zijn gedrag gemakkelijk op te wekken. Ik heb zelden zo’n onsympathieke titelheld op het toneel gezien in deze opera en dat is bedoeld als compliment. Zijn muzikale hoogtepunt was een schitterend zacht gezongen ‘Deh! Vieni al finestra’, de serenade waarmee hij Elvira’s kamermeisje probeert te lokken.

Henk Neven was een eveneens prima acterende en goed zingende Leporello. Zijn topstuk ‘Madamina, il catalogo è questo’ werd met verve gebracht en in het verloop van de handeling ontpopte hij zich als het werkpaard van de voorstelling. Berend Eijkhout en Rosanne van Sandwijk zetten als Masetto en Zerlina herkenbaar een pasgetrouwd stelletje neer, dat in problemen komt door de fascinatie voor ‘high life’ van de kersverse bruid. Mooi optreden.

Het brave duo Ottavio en Anna, door regisseur Jonathan Miller ooit gekarakteriseerd als nietszeggende figuren, haalde acterend alles uit hun rol dat het libretto hen had gegund. Thomas Cooley gaf twee uitstekende aria’s ten beste, die goed de aandacht wisten af te leiden van zijn schlemielige personage. Als enige ‘oudere’ in de cast verder een adequate David-Wilson Johnson als de Commendatore.

Donna Anna (nr. 2003?) was in handen van Katharine Dain, een heel fraai optreden. Haar twee grote aria’s ‘Don Ottavio, son morta!’ en ‘Crudele Non mi dir… bell’idol mio’ waren van grote klasse; verrassend, met een paar extra coloraturen.

Haar rivale als prima donna van de opera werd vertolkt door Paula Murrihy. Net als haar Sesto in Clemenza di Tito was Murrihy’s Donna Elvira om door een ringetje te halen. Elke keer als ze ten tonele verscheen, zat ik op het puntje van mijn stoel. Haar aria’s hebben niet het ‘showpiece-gehalte’ van die van Anna, maar zijn vooral functioneel in het verloop van de handeling. En in die zin werden ze door Murrihy schitterend gebracht.

De bijdrage van het Orkest van de Achttiende Eeuw onder leiding van Kenneth Montgomery completeerde de muzikale ervaring: een Don Giovanni met een gouden randje.

Don Giovanni is tot en met 20 oktober te zien in verschillende concertzalen. Zie voor meer informatie de website van het Orkest van de Achttiende Eeuw. Lees ook ons interview met regisseur Jeroen Lopes Cardozo.

Vorig artikel

Cité de l’Opera: Marcello, Jaap en Karina

Volgend artikel

Actie: met korting naar Raoul Steffani!

De auteur

Peter Franken

Peter Franken