Mignon: een onderhoudende Franse middag in Luik
De ‘opéra comique’ Mignon van Ambroise Thomas was nog nooit eerder te zien in de Opéra Royal de Liège Wallonie, en dat terwijl ‘Luik’ nadrukkelijk aandacht besteedt aan het Franse repertoire. Een huispremière derhalve van deze ‘kraker’ uit de eervorige eeuw. De matinee afgelopen zondag, was een plezante aangelegenheid.
Mignon had in 1866 première in de Parijse Salle Favart, waar de Opéra Comique is gevestigd. Het werk bleek een enorm succes; in minder dan 8 jaar werden er 1000 voorstellingen van gegeven, zij het niet allemaal in de Salle Favart. But that’s another story.
Om een indruk te krijgen van de populariteit van dit werk kunnen we maar het beste een vergelijking maken met musicals uit de laatste decennia van de vorige eeuw, zoals Les Misérables. Het publiek bleef maar toestromen en dus werd Mignon keer op keer geprogrammeerd.
Het libretto is ontleend aan een episode uit Goethes Wilhelm Meisters Lehrjahre, maar daarvan is weinig meer overgebleven dan de plot, feitelijk een flinterdunne aanleiding om maar weer eens te gaan zingen na een kwetterende dialoog doorspekt met ‘Franse humor’. Het gegeven was ooit erg in de mode: kind wordt ontvoerd door zigeuners en wordt later herkend en keert terug op haar kasteel. In de tussentijd zwerft het rond in een theatergroep en wordt vrijgekocht door een weldoener.
Opmerkelijk in Mignon is dat het nu een meisje betreft dat geen weet heeft van haar herkomst en haar eigenlijke naam. Mignon is een koosnaampje, lieverdje, schatje. En verder zit er een oudere minstreel in die groep die haar een beetje onder zijn hoede heeft genomen. Deze Lothario is in werkelijkheid haar vader die van het pad is geraakt na haar verdwijning, die tevens de dood van zijn vrouw had veroorzaakt. Hij is al jaren naar haar op zoek terwijl ze bij wijze van spreken bij hem op zijn knie zit.
Geen tranentrekker
Het zou het recept kunnen zijn voor een saaie tranentrekker maar gelukkig voorziet het libretto in een supporting cast met overdreven acterende personages die voortdurend de zaak op stelten proberen te zetten. Frédéric en Laërte zijn rollen die de Franse humor breed kunnen uitmeten. De zangeres die Mignons rivale is in de liefde van Wilhelm Meister is een coloratuursopraan genaamd Philine die de nodige vocale acrobatiek ten beste geeft, waaronder het bekende ‘Je suis Titania’.
Met de melodie van dit spektakelstuk kan het publiek al ruimschoots tijdens de ouverture vertrouwd raken. Of zoals in mijn geval de gedachte ‘waar ken ik dat ook alweer van?’ Van Sumi Jo natuurlijk. Een andere bekende aria is ‘Connais-tu le pays ou fleuriet l’oranger?’ ofwel ‘Kennst du das Land wo die Zitronen blühn? dat in de eerste akte door Mignon wordt gezongen.
Brand
Als Philine tijdens een optreden in een kasteel veel succes heeft als zangeres, en dat terwijl ze ook al Wilhelm heeft ingepalmd, gaat Mignon door het lint. Ze schreeuwt dat ze zou willen dat het kasteel door de bliksem wordt getroffen en afbrandt. Lothario, niet helemaal fris in het hoofd, wil haar troosten door deze wens op te vatten als bevel: hij steekt de zaak in brand. Mignon probeert vervolgens zelfmoord te plegen door tegen beter weten in op ‘verzoek’ van Philine de door haar vergeten bloemen te gaan halen in het brandende theater.
Als de rust is weergekeerd treffen we Wilhelm, Lothario en Mignon aan in het kasteel waar die twee vandaan komen. Hij weet weer wie hij is en zij herinnert zich dat al spoedig ook. Ten tijde van de Opéra Comique leidde dit tot een happy ending maar omdat Mignon bij Goethe sterft van alle opwinding is dat in de latere versies van de opera eveneens het geval, zo ook in Luik.
In de tijd dat alles met kaarsen en gas werkte liep tijdens de voorstelling van 15 mei 1887 de belichting zozeer uit de hand dat het theater zelf in brand vloog. Het gebeurde tijdens de eerste akte en had dus niets van doen met de toneelbrand in de tweede akte maar wordt daar gemakshalve vaak wel mee vereenzelvigd. Veel bezoekers kwamen om en Salle Favart moest worden herbouwd. Tot het nieuwe gebouw klaar was vonden de voorstellingen elders plaats.
Cast
Mezzo Stéphanie d’Oustrac verzorgde een mooie invulling van de titelrol. Haar personage moet het vooral van de zang hebben; het typetje is nogal ongeloofwaardig en daar valt niet altijd tegenop te acteren. Haar ariá’s kwamen er prima uit, goede keuze voor de titelrol.
Coloratuur Jodie Devos haalde alles uit de kast om acterend een vlinderige golddigger neer te zetten en slaagde daar volledig in. De grote aria ‘Je suis Titania’ komt relatief laat in de opera maar gelukkig liet de regie (van Vincent Boussard) haar ook de veelal gecoupeerde extra aria ‘Alerte, alerte, Philine!’ ten beste geven. Devos’ Philine was een verrukkelijk kreng, uitstekend gezongen.
De bas Jean Teitgen wist me aangenaam te verrassen als Lothario, diepe welluidende stem, zeer krachtig en veel autoriteit uitstralend. Hij was weliswaar een minstreel met geheugenverlies maar nog steeds met de stem van een markies.
Tenor Philippe Talbot was een werkelijk fantastisch mooie Wilhelm Meister. Acterend wat eendimensionaal, ook als gevolg van zijn houterige personage, maar zijn zang was om door een ringetje te halen. Leuke bijrollen van Jérémy Duffau (Laërte) en Geoffrey Degives (Frédéric).
Het toneelbeeld (van Vincent Lemaire) was modern gestileerd met dunne lichtbalken en de kostumering (Clara Peluffo Valentini) vooral periode bepaald, al liep Mignon tegen het einde plotseling in jeans. Het zag er goed uit maar speelde geen rol van betekenis in het verhaal, alles draait om de zang en de gesproken dialogen.
Het orkest van de Opéra Royal klonk vooral tijdens de ouverture wat blikkerig, luid en schel maar tijdens de begeleiding hield dirigent Frédéric Chaslin het wat meer in toom. Over het geheel genomen een goede orkestrale bijdrage aan een geslaagde voorstelling van een weinig gespeeld werk. En als zodanig een aanrader. Er volgen nog drie voorstellingen.