De Munt viert Mozarts Requiem als levensdans in bonte aankleding
Honderd minuten lang volgde vrijdag 29 april het publiek in een uitverkochte Muntschouwburg in ademloze stilte de revue-achtige scènes die regisseur Romeo Castellucci had bedacht bij Mozarts Requiemmuziek, gezongen en gespeeld onder leiding van Raphaël Pichon.
De requiemmis die Wolfgang Amadeus Mozart in 1791 componeerde, zou je in een theatervoorstelling kunnen brengen als een middeleeuwse dodendans. De tekst van het dreigende ‘Dies irae, dies illa’ stamt uit die periode. Zij geeft de sfeer van de angst, vooral voor de hellestraffen, perfect weer die leefde bij de zondige gelovigen van die tijd. Maar regisseur Romeo Castellucci bedacht er het tegendeel voor: een vitale levensdans waarin het koor de hoofdrol speelt, in uitgebreide volksachtige dansen ontworpen door Evelin Facchini, het enige onderdeel dat niet uit handen komt van Castellucci. Hij tekent voor zowel regie als decor, kostuums en belichting!
Wat deze productie, die de Munt overnam van het Festival d’Aix-en-Provence uit 2019, bovenal zo bijzonder maakt, is de fantastische zang van het koor en de prachtige instrumentale onderbouwing van het Ensemble Pygmalion, geleid door oprichter Raphaël Pichon. Het was een feest om dit gezelschap, na verscheidene malen gehoord en gezien te hebben in vastgelegde live-uitvoeringen van onder meer de Johannes-passie van Bach, in het echt te ervaren.
Volkse rondedans
Alhoewel ik in tientallen jaren heel wat prachtig uitgevoerde Requiems van Mozarts door de oren hoorde gaan, beleefde ik niet eerder een uitvoering waarin de perfectie in de uitspraak van de teksten, de belijning van de harmonieën en melodieën, de accentuering van de ritmiek en de afwerking van de ensembleklank, zo hoog was. Waarbij aangetekend dat dit Pygmalion-koor met overgave en precisie zijn partijen dansend realiseerde. Verbluffend zoals op de felle ritmiek van het ‘Dies irae, dies illa’ een hartstochtelijke rondedans het hele podium vulde, de koristen gehuld in fantasierijke rode kleding geënt op de Renaissance. De scène deed denken aan het dansen om de meiboom, het symbool van nieuw leven.
Een vrijheidsboom met kleurige linten zoals ten tijde van de Franse revolutie aan het volk nieuw elan gaf, was te zien in een dans op de tekst en muziek van het tweede deel van het offertorium ‘Hostias et preces’ (Geschenken en gebeden). Een toepasselijke combinatie.
Toch begon de voorstelling in duisternis, met in het centrum van het podium een bed in uitgespaarde belichting. Aan de rechterzijde een televisietoestel waar een vrouw in bedachtzame houding naar stond te kijken. Wat zij zag, was in de zaal nauwelijks waarneembaar, waarschijnlijk een religieuze plechtigheid, want er klonk de gregoriaanse zang van het graduale voor Witte Donderdag ‘Christus factus est’ (Christus heeft zich voor ons onderworpen tot de dood op het kruis).
De vrouw dronk wat, en ging in bed liggen. Had zij gif ingenomen? Heel langzaam zakte haar omvang weg in het bed. In een volgende scène bleek het bed een doodskist waaruit een jonge vrouw op de toneelvloer werd getoverd. Ik houd erg van dit soort trucages, maar de zin ervan was mij niet meteen duidelijk.
’s Werelds ondergang
Castellucci onderbouwt zijn theatrale effect in het programmaboek: ‘Aangezien het Requiem ons met de fundamentele kwestie van de tijd, van een hoop op wedergeboorte confronteert, verkent het zowel de oorsprong als het einde, maar begrijpt het ook het einde als een nieuwe oorsprong.’ Hij werkte die gedachte uit aan het einde van de productie als er sprake is van een totale ontreddering op het toneel als beeld van de ondergang van onze wereld, waarbij gezongen wordt de communio ‘Lux aeterna’/ Moge het eeuwig licht voor hen schijnen’, en een peuter helemaal achteraan tegen het besmeurde achterdoek zit te spelen met de troep rondom.
De naderende ondergang van onze wereld wordt gedurende de hele voorstelling op het achterdoek weergegeven met namen van dieren (vanaf de prehistorie), planten, zeeën en meren, volkeren, landen, steden, monumenten, religies die in de loop der eeuwen zijn verdwenen, opgelost. Castellucci noemt het ’een ímmense catalogus van wezens en dingen die niet meer bestaan’.
Maar sinds de oud-Griekse filosoof Heraclitus beseffen we al, en Plato en Aristoteles zeiden het hem na, dat alles stroomt: Panta rhei. Als we ons nu zorgen maken over klimaatverandering, dan voltrokken dergelijke processen zich al duizenden jaren geleden toen er mastodonten in tropisch Siberië leefden, die plotseling verdwenen door immense koude. En wat er verdween in de wereld, werd opgevolgd door nieuwe dingen, landen, monumenten, et cetera. Ik voelde me dan ook niet geraakt door Castellucci’s catalogus die als een dodendans over het achterdoek gleed. De levensdans op het toneel boeide mij om de revue-achtige enscenering en de geweldige muzikale expressie van koor en orkest en een prachtig solistenkwartet (Sandrine Piau, Sara Mingardo, Anicio Zorzi en Luca Tittoto).
In paradisum
Enige ontroering voelde ik toen een jongetje (Chadi Lazreq) uit de orkestbak opdook en met prille stem het gregoriaanse ‘In paradisum’/’Ten paradijze geleiden u de engelen’ het auditorium in liet zweven. Het toneel was inmiddels in duisternis gehuld en de requiem-muziek weggestroomd. Panta rhei.
Dirigent Raphaël Pichon koos in de uitvoering terecht voor de aanvullingen die Franz Xaver Süssmayer aanbracht in Mozarts verre van voltooide werkstuk. In het programmaboek verantwoorden zowel Pichon als de Belgische musicoloog Pieter Bergé zich in positieve termen hun keuze voor het werk van Süssmayer die Mozarts zwanezang daardoor eeuwig leven heeft bezorgd.
De tien voorstellingen tot en met 14 mei zijn vrijwel uitverkocht.
Verder lezen, kijken en luisteren
Peter Franken beschrijft een eerder totaalkunstwerk van Romeo Castellucci; diens Salomé productie
Mozarts Requiem door de Munt als hedendaags relevant werk.
Een gesprek tussen dirigent Raphaël Pichon en regisseur Romeo Castellucci over dit Requiem.
De Requiem mis van Mozart in zijn geheel door Sir John Elliot Gardiner in 1991