WOW! Wat een Wozzeck in Barcelona
In het Gran Teatre del Liceu in Barcelona loopt de productie van Alban Bergs Wozzeck in de regie en de overdonderend mooie decors van Willian Kentridge. Wozzeck liefhebbers kennen deze productie reeds uit Salzburg en de Metropolitan opera en ook ik had de productie eerder gezien, maar de meerwaarde van deze serie voorstellingen in Barcelona is de Marie van Annemarie Kremer.
Van Matthias Goerne wist ik dat hij een zo goed als perfecte Wozzeck is. Dat liet hij Salzburg in 2017 in dezelfde regie zien, maat ook al veel eerder in Covent Garden in de regie van Keith Warner. Nu, in Barcelona maakte hij dat weer bijna helemaal waar, op een paar lage passages na die wat kracht misten. Maar Goerne ís Wozzeck.
Vocaal en qua spel is hij één met het karakter zoals dat Alban Berg in de opera heeft neergezet en zoals Büchner dat in zijn drama beschreven had. Zijn Wozzeck is in deze regie een ontroerende man; meer een goedzak zonder al te veel ruggengraat dan een kwaadaardige moordenaar, maar bovenal een kansarm slachtoffer van zijn omstandigheden en de rijke gevestigde orde. Alles in zijn leven lijkt hem te overkomen, zonder daar veel invloed op te hebben. Hij is precies zoals de tekst zegt een van de ‘arme Leut’.
Matthias Goerne lijkt zo op te gaan in de rol, dat je niet meer naar muziektheater zit te kijken, maar naar een bijna perverse en voyeuristische teloorgang van een man van vlees en bloed. Zijn zang is zo communicatief, zo rauw en beeldschoon in een handomdraai, zo gevarieerd en gelaagd, dat je in elke noot de liedzanger, de operazanger én de acteur Goerne hoort en ziet, die voor je ogen Wozzeck wordt.
Aan zijn, of juist níet, aan zijn zijde de haast even perfecte Marie van Annemarie Kremer. Haar jugendlich-dramatische stem kent geen grenzen. De hoogste en laagste noten, en die liggen in Wozzeck extreem ver uit elkaar, vormen geen enkele beperking voor Kremer, die daaraan een geloofwaardige jeugdigheid koppelt, waardoor Marie, net als Wozzeck, een echte jong mens van vlees en bloed wordt. Kremer gebruikt waar nodig en effectief haast Brechtiaans ‘sprechgesang’, zingt haar wiegelied vol stemschoonheid en kan op de dramatische climaxen, zonder te forceren, over het immense en soms erg luide orkest op de golven van geluid mee rijden. Ze is net als Goerne, een overtuigende actrice, die van Marie een sterke vrouw maakt.
Marie zoekt naar menselijke warmte, maar is een vrouw die zelf de regie in handen wil houden. Als Marie besluit in te gaan op de avances van de Tamboer Majoor (een licht karikaturale interpretatie van de goed zingende Torsten Kerl), doet ze dat op haar voorwaarden en niet als hij haar met dwang probeert te veroveren. Als ze na de ‘liefdesnacht’ met hem de prijs voor die nacht, de fatale gouden oorbellen, heeft gekregen, speelt Annemarie Kremer haar rol als een blije jonge vrouw die haar aangezicht bewondert in de spiegel. Ze twijfelt tegelijkertijd aan haar daad en vraagt zich af of ze gezondigd heeft.
Geld
Dat het ook om waardevolle gouden oorbellen gaat, is wel degelijk belangrijk voor Marie en dat is het belangrijkste thema in de opera. Alles draait uiteindelijk om geld en Marie kiest de Tamboer Majoor als haar financiële uitvalsroute. Kremer toont in de toch niet echt lange scene het hele palet aan emoties en gevoelens, constant schakelend tussen de acceptatie van noodzakelijke handelingen en noodlottige consequenties die haar te wachten staan. Berg (en Büchner) vatten dit alles samen in één zin die een voorzet is op het vreselijke einde van de opera. Marie uit haar twijfels en afkeur over haar daden met de woorden:’ Ich bin doch ein schlecht Mensch, ich könnt’ mich erstechen.’ (Ik ben toch een slecht mens, ik zou mezelf wel kunnen neersteken.’)
Marie is de enige die nadenkt of haar daden en bewuste keuzes maakt. Ze voelt zich schuldig na het overspel, maar zij is een overlever. Wat voor kansen heeft een alleenstaande moeder met een man die haar niet ziet staan en die langzaam verdwijnt in de diepte van zijn hallucinaties? Elke twijfel, elke overweging zien we in de vertolking van Annemarie Kremer, die werkelijk een caleidoscoop aan kleuren in haar stem en in haar acteren weet te leggen, daarbij af en toe ‘lelijke’ tonen niet uit de weg gaand, maar die ook op de lyrische momenten prachtige pianonoten met perfect legato kan laten zweven boven de donkerte van het bestaan van Marie.
Hond
Dat Wozzeck voor velen in de opera geen volwaardig mens is, blijkt al direct in de openingsscène. De Kapitein, geweldig gezongen en gespeeld door Mikeldi Atxalandabaso, die schijnbaar moeiteloos de haast onzingbare tessituur van de rol beheerst, roept Wozzeck zoals een baasje zijn hondje roept.
Wozzeck is voor de dokter die hem ge(of mis)bruikt in zijn experimenten niet meer dan een object. Peter Rose zingt de rol met ruime vocale middelen en met cynische en donkere ondertonen. Hij geeft Wozzeck geld in ruil voor de experimenten, maar laat hem ook heel duidelijk merken hoe minderwaardig hij Wozzeck vindt, zeker als hij hem op straat wild heeft zien plassen, ‘als een hond’. Geen enkel karakter in de opera lijkt een werkelijk empathische relatie met Wozzeck te hebben, zelfs Marie niet. Ze is dan wel de moeder van zijn kind, maar van liefde tussen de twee lijkt in ieder geval geen meer sprake te zijn. Dat Marie wel degelijk in staat is tot liefhebben, zien we als zij haar kind (hier een abstracte maar vreemd genoeg ontroerende pop) in haar armen neemt voor ze, zo lijkt het, wetend haar dood tegemoet gaat. Een ontroerende scène.
Als Wozzeck Marie uiteindelijk vermoordt uit jaloezie, laat hij haar dode lichaam achter zonder enige blijk van echte emoties. Hij is meer bezig met het moordwapen dan met de moeder van zijn kind. In het wilde feestgedruis in het café, danst hij als een afwezige zombie met de Margret (een mooie rol van Rinat Shaham) en laat zelfs als hij door de Tamboer Majoor in elkaar geslagen wordt, alles emotieloos over zich heen komen en van zich afglijden.
Rood
Hij vraagt zich hardop af of hij een moordenaar is terwijl hij weet dat hij Marie doodgestoken heeft. Er is geen grens tussen werkelijkheid en waanzin, tussen goed en kwaad meer en het ontbrak hem zijn leven lang toch al aan moraal. Hij zoekt het mes waarmee hij Marie vermoord heeft en als hij het vindt gooit hij het in het meer. De voortekenen van de rode hemel die hij in het begin van de opera in zijn eerste hallucinaties ziet, of denkt te zien, worden werkelijkheid als het rood van het bloed van Marie hem aanwijst als haar moordenaar. Het rood van het bloed op zijn arm en dan ook van de maan die de hemel kleurt, het rood dat het noodlot heeft bepaald, heeft bezit van Wozzeck genomen. De rode maan zal hem verraden. Hij moet het rood wegwassen. Wozzeck loopt daarom het water in. Niet desperaat, niet uit schuldgevoel, maar om zich neer te leggen bij zijn lot. Heel zijn leven heeft zich zonder morele beslissingen of consequenties voltrokken en zo verdrinkt hij ook.
De kapitein die samen met dokter op zoek naar Wozzeck is, negeert het dode lichaam van Marie. Daarna concluderen ze dat er iemand aan het verdrinken is, maar verbinden daar geen actie of consequenties aan. Er is geen ruimte voor emoties en het leven van een arme man heeft geen enkele waarde en dat is de bittere, bikkelharde werkelijkheid van deze prachtige Wozzeck.
Gesamtkunstwerk
Het aandeel van dirigent Josep Pons was net als de solisten en de regie, van een uitzonderlijk niveau. Gedetailleerd klinkt de opera in zijn gewelddadigheid en lyriek. Het orkest mag voluit de oerkracht van de partituur tot klinken brengen, maar waar het kan speelt het zacht als een kamerorkest en dreigend als een opkomende storm. De climaxen zijn overweldigend, maar deze Wozzeck is ook verstild, liefdevol en ingetogen. De hele muzikale wereld van vóór Alban Berg, met flarden Wagner en Strauss, van tijdgenoten als Weill maar ook Puccini komen voorbij in een complexe en haast mathematische structuur, die toch ook ruimte laat voor ontroering.
De regie van William Kentridge en bovenal de complete integratie van het decor met de geweldige tekeningen en schilderijen van Kentridge zelf, de handeling en muziek met deze uitzonderlijke cast, hebben de perfecte Wozzeck opgeleverd.
De hele voorstelling ademt en toont de verschikkingen en de gevolgen van de Eerste wereldoorlog en voelt als een levend kunstwerk van de grote expressionisten uit de eerste helft van de 20ste eeuw. De videoprojecties (van Catherine Meyburgh en Kim Gunning), de belichting (Urs Schönebaum) en de scenografie (Sabine Theunissen) geven de voorstelling extra dimensies en je komt eigenlijk ogen tekort om alles in je op te nemen. Er is sinds 2017 al zoveel moois over deze productie gezegd en geschreven, dat ik het wil laten bij de conclusie dat ik in mijn leven waarschijnlijk geen andere Wozzeck meer ga zien die dit ‘Gesamtkunstwerk’ kan benaderen.
Als in de laatste scène van de opera kinderen tegen het kind van Marie zeggen dat ze vermoord is, zien we het kind, in de vorm van de pop, op een soort onzichtbare fiets/hobbelpaard wezenloos het geheel aanschouwen. Wij zijn toeschouwers van de toeschouwers, maar wij zijn wel degelijk emotioneel aangedaan door deze voorstelling. Een euforisch en terecht minutenlang slotapplaus is tevens de ontlading die nodig is na een zo intense operabeleving.
Verder kijken, lezen en luisteren
De productie van Wozzeck in de Salzburger Festpiele in 2017 was een groot succes.
‘Wir arme Leut’ uit Wozzeck gezongen door Matthias Goerne
Peter Franken genoot in 2021 van Annemarie Kremer in Violanta van Korngold
Wozzeck is nog te zien in Barcelona op 28 en 30 mei en op 2 en 4 juni