Puccini, een operagenie waar ik van hou
Giacomo Puccini stierf op 29 november 1924 in Brussel. Hij is een van de meest geliefde operacomponisten aller tijden. Zijn 100ste sterfdag is daarom aanleiding voor persoonlijke verhalen over de Italiaanse meester. We zouden ook graag van u, onze lezers, horen wat uw speciale band met Puccini is, of wat zijn opera’s zo bijzonder maakt.
Tussen zijn honderdste sterfdag op 29 november (1924) en zijn geboortedag op 22 december (1858) heeft u 23 dagen de tijd ons uw persoonlijke relaas te sturen. We zullen ze op de website publiceren en onder de inzendingen trekken we een ‘winnaar’ die een Cd-set met de complete opera’s van Puccini zal ontvangen. We hopen van u te horen.
Stuur uw verhaal naar: redactie@operamagazine.nl onder vermelding van Ik hou van Puccini.
Puccini is een deel van mijn leven
Als puber hield ik al van opera. Ik was in 1978 met mijn ouders en broers op vakantie aan het Gardameer en we gingen vandaar naar de Arena van Verona voor Il Trovatore, met niemand minder dan Luciano Pavarotti. Ik vond het geweldig en ging me meer in opera verdiepen. Ik had mijn eigen hifi-installatie bij elkaar gespaard als vakkenvuller bij de lokale Albert Heijn. Madama Butterfly met Montserrat Caballé en haar echtgenoot Bernabé Martí was de allereerste complete opera die ik in de uitverkoop kocht.
Een vriendin van mijn moeder was een goede amateur sopraan en met haar ging ik mee naar Amsterdam of Utrecht om in de Stadsschouwburgen onder andere Joan Sutherland en Cristina Deutekom te zien. Heel af en toe was er opera in mijn woonplaats, maar de woonplaats van Puccini zou mijn operaleven echt veranderen.
Torre del Lago
Mijn ouders hadden voor de zomervakantie van 1981 Torre de Lago, een voor ons onbekend dorpje aan een meer en dicht bij zee uitgekozen. Een ideaal vakantieoord. Dat er een operafestival werd gehouden wisten we toen nog niet, maar gedurende de zomer werd er aan het meer een openluchttheater opgebouwd en we keken vol bewondering hoe dat immense theater steeds meer vorm kreeg. Het allerleukste was dat er al gerepeteerd werd voordat het theater helemaal stond. Op het openluchttoneel stonden zangers La Bohème te repeteren. En elke dag kwam er meer decor bij.
Als ze niet op het toneel stonden, hoorde ik ze zingen in een wat vervallen stenen gebouwtje in het jachthaventje. Een Italiaans vakantievriendje had een zeilboot dus ik kon met hem het terrein van het jachthaventje in en uit lopen. Mijn broers waren niet geïnteresseerd, maar ik was er niet weg te slaan. Wat ik niet wist dat er echt beroemde zangers aan het repeteren waren. Katia Ricciarelli, Ingvar Wixell en Eva Marton (die Tosca deden) om er maar een paar te noemen. In trainingspakken, of in ieder geval weinig glamoureuze outfits, zongen ze in dat schuurtje de sterren van de hemel. En ik was verkocht.
Toen het festival eenmaal begon konden we buiten eigenlijk de hele opera horen en zat ik met een klapstoeltje bij de omheining de hele avond te genieten. Ik hoorde zo Tosca en La Bohème. Mijn ouders vonden het prima. Zo prima zelfs dat ze een kaartje kochten voor La Bohème. Niet Ricciarelli maar Mietta Sighele zong Mimi en zelfs mijn vader, die helemaal niet zo van opera hield, was verliefd op Mimi.
Mietta en haar echtgenoot Veriano Lucchetti, die In Torre del Lago het liefdespaar hadden gezongen, werden mijn operahelden. Ik kocht elke opname die er maar te vinden was en volgde ze een paar zomers achter elkaar in Torre del Lago, maar ook in de Arena van Verona. Daar wachtte ik na afloop van Madame Butterfly bij de artiesteningang op het paar en vroeg hen mijn Puccini biografie te signeren. Ik zei dat zij voor mij de ideale Puccini vertolksters waren en ze schreven een mooi opdracht in mijn boek. Een paar jaar later zag ik Mieta Sighele als Liu, een van de mooiste vertolkingen die ik ooit van die rol gehoord heb.
Sinds die late tienerjaren heeft Puccini me nooit meer losgelaten.
Zomaar een greep.
Als figurant deed ik mee aan Tosca met Martina Arroyo in de titelrol. Verhalen over die productie te over, die zijn voor een andere keer, maar toen Arroyo een slechte avond had en flauwviel in haar kleedkamer behoeft de zin ‘I won’t jump’ waarschijnlijk nauwelijks nadere uitleg.
Ik leerde in die tijd mijn eerste grote liefde kennen, Maarten Flipse, die behalve een zeer getalenteerde bariton, ook een enorme operagek was. Samen luisterden we uren, dagen naar Wagner, Verdi, Strauss en heel veel Puccini. Hij zong Marcello in La Bohème aan de Komische Oper in het toenmalige Oost-Berlijn met Charlotte Margiono als Mimí. Als kettingroker hoestte hij in de derde akte meer dan Mimí en het zinnetje ‘Welch Husten’ in de Duitse vertaling kreeg een ongewild komische betekenis.
Een ‘NessunDorma’ in Turandot in Torre del Lago, zo’n tien kilometer van de badplaats Viareggio, waar een toeschouwer na de laatste noot heel hard riep: ‘Als je zo zingt slapen ze in Viareggio ook niet’. Of het ongelukkige moment in Manon Lescaut als Des Grieux Manon alleen laat om water te zoeken. Hij liep af en komt dan terug en zingt “E nulla, nulla’, Er is niets, niet…Het hele meer van Torre Del Lago lag in het maanlicht te schitteren!
Met mijn moeder en een vriendin van haar naar Madama Butterfly in de ‘Stopera’. Daarvan heb ik nog een illegale opname gemaakt waarop ik de vriendin van mijn moeder hoorde zeggen: ’Zitten jullie nou te janken?” En ja, dat deden we en ik hou het nog steeds niet droog bij Puccini.
La Bohème
Door de jaren heen is Puccini’s La Bohème een soort rode draad in mijn professionele leven geworden. Ik reisde naar Barcelona om daar Mirella Freni te zien als Mimi. In de pauze belde ik een bevriend operajournalist vanuit een telefooncel op om hem te zeggen dat zoals verwacht Freni geweldig was, maar dat de jonge tenor die zijn debuut maakte echt iets heel bijzonders was. Dat was het debuut van Roberto Alagna!
Ik zag een regie van Ernst Boreel, die Puccini’s filmische benadering nog verder had uitgewerkt door niet allen de muzikale flashbacks die Puccini gebruikt (in de derde en vierde akte hoor je de liefdesthema’s uit de eerste akte bijvoorbeeld) te benadrukken, maar nog verder te gaan door een ‘flash forward ‘te maken. Mimi zingt haar korte slotaria ‘Sono andati’ vlak voor ze opkomt in de eerste akte. Ze wist in het briljante regieconcept van Ernst wat haar noodlot was. Toen hij zijn concept aan mij vertelde vond ik het in eerste instantie heiligschennis, maar toen ik het zag was het voor mij een meesterzet.
Mijn eerste televisie item over opera dat ik voor het NPS programma Kunstmest met Mieke van de Weij maakte, ging over het kwartet van La Bohème. In de toenmalige repetitiekerk van Opera Zuid filmden we het kwartet en spraken met Miranda van Kralingen die Mimi zong, regisseur Aidan Lang en met Ed Spanjaard die Puccini buitengewoon liefdevol dirigeerde.
Met presentator Ernst Daniel Smit heb ik Una storia particolare, een documentaire over Puccini, gemaakt waarvoor we alle belangrijke plekken in het leven van de maestro aandeden. De productie was een opera op zichzelf, maar ook daarover een andere keer meer.
Ik heb een podcast gemaakt; La Bohème, een soap opera. Ik heb inleidingen en lezingen gegeven en steeds weer ontdek ik nieuwe aspecten die Puccini in dit meesterwerk gestopt heeft. In Glyndebourne zag ik misschien wel de mooiste en meest intelligente regie van La Bohème door Floris Visser. De dood speelt vanaf het begin een stille hoofdrol en de opera speelt zich af op een plek in Parijs die een pad naar de onderwereld is. Briljant gedaan!
Genie
Voor wie niet gelooft dat Puccini een van de grootse theatermakers van zijn en onze tijd is, moet maar eens kijken naar de uitleg die Leonard Bernstein maakte voor televisie*. De derde akte van La Bohème laat hij eerst door acteurs spelen. Mooi, maar niet overdonderend. Dan laat hij vier zangers de scene zingen en spelen. De muziek maakt van een simpel liefdesdrama een tijdloos en magistraal meesterwerk.
Puccini is voor mij een genie en de ideale theatercomponist. Als geen ander begrijpt hij zijn publiek en weet hij ons te pakken. Sommigen noemen dat goedkoop effectbejag, ik noem het briljant! De subtiele leidmotieven, de altijd aanwezige melancholie, de manier waarop hij het drama gaande weet te houden, de kleuren in het orkest, de schoonheid van de melodieën, en het theatrale, als geen ander kan Puccini, hoe modern je zijn werken ook ensceneert, je diep in je ziel raken. Ik hou van Puccini!
*Leonard Bernstein over La Bohème
Floris Visser over ‘zijn’ La Bohème.
Peter ’t Hart zag een moderne versie van La Bohème.
Heeft u een eigen verhaal over Puccini, deel het met ons. Stuur uw verhaal naar: redactie@operamagazine.nl onder vermelding van Ik hou van Puccini.