Così fan tutte als ‘hippiemusical’
De Duitse filmregisseur Doris Dörrie maakte in 2001 haar operadebuut met een hippe Così fan tutte bij de Staatsoper in Berlijn. De productie is door EuroArts opnieuw op dvd uitgebracht. Dörries personenregie is meesterlijk en ook muzikaal is de voorstelling om van te smullen.
Het was een bijzonder experiment, in juni 2001. De Berlijnse Staatsoper Unter den Linden zette Mozarts beroemde opera Così fan tutte op het toneel in een regie van Doris Dörrie, een Duitse filmregisseur die in heel haar leven misschien vijf opera’s had gezien. Een ‘opera-nitwit’, noemde ze zich zelfs. Het experiment was een succes, Dörrie slaagde met vlag en wimpel voor haar debuut.
Zoals wel vaker gebeurt met Così fan tutte, heeft Dörrie het werk naar de twintigste eeuw getransporteerd. Bij haar speelt het verhaal – over twee koppeltjes die getest worden op hun trouw aan elkaar – zich af in de ‘Seventies’, de tijd van de hippies. Dörrie vindt de opera tijdloos en ‘cool’ genoeg om deze sprong in tijd te rechtvaardigen. Bovendien ziet ze veel aanknopingspunten in die periode.
Het verhaal is inderdaad tijdloos en aardt inderdaad goed in de ‘Seventies’, maar wat ik jammer vind van dit soort updates is dat men eraan voorbijgaat dat de tekst niet tijdloos is en een paar eeuwen later niet goed aardt. Dat staat hier en daar nogal knullig.
Toch is het lastig niet te vallen voor de regie van Dörrie. De manier waarop ze de karakters uit de opera neerzet, is intelligent en zeer diepgaand. Iedereen heeft een eigen, realistisch gezicht.
Fiordiligi is een pittige, extraverte dame. Ze blijft lang eigenwijs vasthouden aan haar trouw aan haar verloofde, maar die standvastigheid begint op een gegeven moment toch barstjes te vertonen door de charmes van de vermomde Ferrando, wat door Dörrie briljant geregisseerd wordt.
De rol wordt vertolkt door Dorothea Röschmann: een weldaad om naar te kijken en te luisteren. Ze zingt vlekkeloos, met een fel, strak karakter, en haar spel is geen moment saai. Voor mij is ze de uitblinker van de avond, en aan het applaus te merken is ze dat ook voor het publiek.
Haar zus Dorabella is veel introverter, haast verlegen, en staat minder sterk in haar schoenen. Na het vertrek van haar verloofde valt ze daarom al snel voor een nieuwe man. Prachtig is de verandering die dan optreedt: ze lijkt veel beter in haar vel te zetten, ze gaat, om zo te zeggen, ‘helemaal los’. Katharina Kammerloher past prima in deze typering van Dörrie, met haar donkere stem en ingetogen spel.
Ook tussen de heren brengt Dörrie mooi contrast aan. Ferrando is de romanticus, met aangename, zachte stem gezongen door Werner Güra, en Guglielmo is de ‘hunk’, met warme, sexy stem gezongen door Hanno Müller-Brachmann.
Don Alfonso (Roman Trekel) en Despina (Daniela Bruera) zijn ondertussen wie ze moeten zijn: de één de spin in het web, de manipulator, de ander de hippie die Fiordiligi en Dorabella inleidt in ‘het echte leven’.
Naast dit alles is en blijft de muziek van Mozart van een ontstellende schoonheid. Schoonheid die door de solisten en het spel van de Staatskapelle Berlin onder leiding van Daniel Barenboim in al zijn geur en kleur tot je komt. Smullen dus.