Gallo doorstaat proeve van veelzijdigheid
Lucio Gallo is een veelzijdige bariton en dat wil hij de wereld laten weten. Op zijn nieuwe album – From Mozart to Wagner – zingt hij werken van negen uiteenlopende componisten. Een ‘proeve van veelzijdigheid’ die hij knap doorstaat.
Lucio Gallo heeft sinds eind jaren tachtig stevig naam gemaakt in de operawereld. Hij is al jarenlang vaste gast bij prominente operahuizen als het Royal Opera House in Londen, de Metropolitan Opera in New York en de Scala in Milaan.
In Amsterdam zong Gallo recentelijk Dulcamara in L’elisir d’amore en Jack Rance in La fanciulla del West. Maar zijn repertoire strekt zich veel verder uit. Hij heeft inmiddels meer dan 50 hoofdrollen gezongen, waaronder zware, dramatische partijen. Zo zong hij niet heel lang geleden twee grote Verdi-hoofdrollen in Londen: Iago in Otello en de titelrol in Simon Boccanegra.
Het album dat hij bij SoloVoce heeft opgenomen is volgens het voorwoord van Elio Battaglia een nieuwe, belangrijke stap op de weg naar een ‘werkelijk allesomvattend vocaal repertoire’. Vandaar de titel From Mozart to Wagner. Die twee omvatten weliswaar nog niet alles, maar wel heel veel.
De cd bevat veertien opera-aria’s van de handen van negen verschillende componisten, die in een periode van een kleine twee eeuwen actief waren. Er zijn fragmenten van Mozart, Rossini, Donizetti, Verdi, Gounod, Tsjaikovski, Puccini, Giordano en Wagner. Luchtige ‘nummers’ als de catalogusaria van Leporello uit Don Giovanni en heftige aria’s als het credo van Iago uit Otello en het ‘Cortigiani, vil razza dannata’ van Rigoletto.
Met enkel twee optredens in Amsterdam als voorkennis, verrast Gallo’s zang me. Zo komt de grote dramatiek die hij bijvoorbeeld laat horen als de Verdi-personages Macbeth, Iago en Rigoletto voor mij onverwacht.
Gallo heeft een zeer herkenbare stem, niet alleen qua timbre, maar ook qua manier van zingen. Hij zingt energiek en erg beweeglijk en wisselt zonder moeite van kleur en sfeer. Het speelse, puntige van zijn Gianni Schicchi is een wereld van verschil met het ernstige gewicht van zijn Macbeth. En de onberispelijke coloraturen in Donizetti staan scherp in contrast met bijvoorbeeld ‘Nemico della patria’ uit Andrea Chénier.
De keerzijde van Gallo’s lenige stem is dat ik hem hier en daar wat slordig vind. Zijn dynamiek is nogal grillig, met soms wel erg zware accenten op bepaalde klinkers en lettergrepen. Ook zijn zwaarwichtige, trage vibrato vind ik niet altijd gepast. Daar staat dan weer tegenover dat zijn pianissimo een lust voor het oor is en dat hij opvallend vol klinkt in de uitersten van zijn bereik.
Is Gallo dé Rigoletto, dé Macbeth, dé Iago, dé…? Nee, dat niet. Dat is misschien ook het risico van de cd: hij stip zoveel stijlen aan, dat het gevaar bestaat dat hij op alle gebieden net niet top gevonden wordt. Er is altijd wel iemand te vinden die zich helemaal op die ene stijl toegelegd heeft en Gallo zal aftroeven. Maar zang is er niet om eindeloos te vergelijken en in dat opzicht is From Mozart to Wagner een indrukwekkende menukaart van wat Gallo allemaal in huis heeft.