Il Trovatore als Keltisch drama
De Staatsopera van Tatarstan hijst Il Trovatore in haar nieuwe productie in een Keltisch jasje. Erg veel voegt het niet toe aan de opera van Verdi, maar gelukkig krijgen de zangers veel ruimte om hun kunnen te tonen. Vlagen van wonderschone zang zijn het resultaat.
Als je de afgelopen weken in ogenschouw neemt, zou je de Staatsopera van Tatarstan haast onder de Nederlandse operagezelschappen gaan scharen. Eerder deze maand maakte het gezelschap een uitgebreide tournee met Lucia di Lammermoor, nu is het alweer op pad met Il Trovatore, één van de klassiekers van Giuseppe Verdi.
De geforceerd moderne aanpak van Lucia di Lammermoor krijgt in Il Trovatore – gelukkig – geen vervolg, al valt het gezelschap ook niet terug op de traditionele insteek waar het voorheen om bekendstond.
De opera van Verdi is verhuisd naar een Keltische omgeving. Althans, dat valt in de toelichting te lezen. Op het toneel is het allemaal niet zo consistent. De hedendaagse legerbroeken van de manschappen van Manrico lijken me nu niet bepaald Keltisch. Ook wordt mij niet duidelijk waarom die Keltische omgeving nu zo goed bij de opera zou passen.
Veel van de acties die de regisseur op het toneel laat plaatsvinden, zijn bovendien gekunsteld en ongeloofwaardig. Het zwaardgevecht tussen Manrico en graaf Luna is lachwekkend, de malle vlammetjes die een brandstapel moeten uitbeelden vind ik volkomen overbodig, de zweepslagen die Manrico krijgt, zijn zo nep dat ze volledig hun functie verliezen, en ga zo maar door.
Als het gezelschap haar energie nu eens zou steken in een goede personenregie en beter acteerwerk van de hoofdpersonen, zou het drama veel echter en krachtiger overkomen. Als de regisseur bijvoorbeeld Manrico niet continu als een zoutpilaar had laten staan zingen, had hij meer bereikt dan met al zijn keltische ideeën.
Niettemin: ik stoorde me verder niet aan de regie en de zangers kregen tenminste alle ruimte om de prachtmuziek van Verdi zo goed mogelijk uit te voeren. Gulzat Duarbaeva hield haar forse, felle stem schitterend in toom en gaf zo genuanceerd en muzikaal gestalte aan Leonora. Haar ingetogen frases zongen uiterst doordringend door de zaal.
Dina Khamzina gaf eveneens een intens optreden, als de zigeunerin Azucena. Zeker in haar rauwe borstregister. Ze had wat lelijke uitschieters, maar eigenlijk hinderde dat niet: ze zat zo in haar rol, dat de temperatuur in de zaal direct steeg als ze aan het woord kwam.
De heren, Yury Ivshin als graaf Luna en Nikolai Vishniakov als Manrico, zongen eentoniger dan de dames (meerendeels uit volle borst), maar qua geluid lieten ook zij mooie dingen horen. Ivshin met een fantastische, gespierde bariton, Vishniakov met een weinig flexibele maar volumineuze tenor, waarmee hij spetterend hoog eindigde in ‘Di quella pira’.
In de laatste twee aktes viel één en ander prachtig samen. Zo mengde in het vierde bedrijf Leonora’s zang op aangrijpende wijze met de zang van Manrico en een koor van monniken achter de schermen en zongen Leonora, Manrico en Azucena in het vijfde bedrijf een fraai uitgebalanceerd trio.
Vlekkeloos was het allemaal niet, maar van deze vlagen van muzikale schoonheid kon ik zeker genieten en aan het eind van de avond verliet ik het theater met het gevoel dat Verdi recht was gedaan.
Il Trovatore is tot en met 14 november nog 13 keer in diverse theaters in het land te zien. De Staatsopera van Tatarstan werkt met een dubbele bezetting van de hoofdrollen. Zie voor meer informatie de website van VDB Theaterproducties.
2Reacties
Ik herinner me nog een uitvoering van deze opera door hetzelfde gezelschap van Tatarstan, zo’n jaar of drie, vier geleden. Ook toen waren het decor en het schoeisel (een soort leger’kistjes’) niet in alle details ‘zeitgemäß’, om maar eens een mooi Duits woord te gebruiken. En de omhooggeblazen vlammetjes waren er ook toen al. Maar het stoorde niet, omdat de overige details (vooral van de kostuums)dermate zorgvuldig gekozen waren dat het aan duidelijkheid niets te wensen overliet. En onder de zangers zaten,net als elk jaar, een paar onverwachte talenten.
Aan het totaal onverklaarbare Keltisch deed men toen nog niet, waarschijnlijk omdat Oosteuropese gezelschappen nog ouderwets respect bijgebracht kregen voor de aanwijzingen van de componist, zoals het gezelschap uit Roemenië, dat rond dezelfde tijd een verbluffend echte Parijse salon op het plankier zette voor Verdi’s Traviata.
En toen kwam er vorig jaar ineens een Nederlandse regisseur met een zak vernieuwingssubsidie die dit moois en deze bescheidenheid toch wel erg stoffig vond. En dus zitten we nu met een Kelly’onore die mag vrezen voor haar geliefde MacRico.
Gister deze voorstelling gezien, welke inderdaad dezelfde productie is als een jaar of 3/4 geleden.
De cast van deze avond was wisselvallig. De dames als Leonora en Azucena waren meer dan prima! Overtuigend in zang en acteren. De graaf liet zeer mooie dingen ook horen; maar Manrico van deze avond stelde helaas niets voor. Een nasaal geluid met weinig volume; om over de acteerkwaliteiten maar te zwijgen. De bravo’s waren een verrassing; alsof we een totaal verschillende tenor hebben gehoord?!
Ben het ermee eens dat het acteren in bepaalde scenes beter had gekund. Met name de ‘vechtscenes’ waren op bepaalde momenten zelfs lachwekkend. Ik haal de zweepslagen nog maar eens aan. De reactie van Manrico bleef totaal uit; ook al waren de zweepslagen zelf al niet overtuigend genoeg.
Koor en orkest speelden zuiver en netjes. Weinig spannend wellicht. Maar al met al een aangename voorstelling gehad.