Sutherland is Stupenda als Elvira
Eigenlijk waren ze enkel bedoeld voor het eigen archief, maar inmiddels brengt het Glyndebourne Festival steeds meer opnamen uit haar rijke verleden uit op cd. Eén van de ‘nieuwste’ aanwinsten: een I puritani uit 1960 met Joan Sutherland als formidabele Elvira.
Met dank aan de gepassioneerde ‘recording producer/engineer’ John Barnes werden er sinds de jaren vijftig vele hoogwaardige live-opnamen gemaakt van producties van het Glyndebourne Festival. De afgelopen tijd zijn steeds meer van deze opnamen na grondige ‘remastering’ aan de openbaarheid prijsgegeven. De collectie, die op een speciaal Glyndebourne-label uitgebracht wordt, telt inmiddels elf opnames, waaronder een verrukkelijke L’elisir d’amore.
Recent bracht Glyndebourne in deze serie een registratie van I puritani uit 1960 op de markt. Het was de eerste Britse uitvoering van Bellini’s opera sinds 1887. Die ‘revival’ was geheel te danken aan maestro Vittorio Gui, op dat moment muzikaal directeur van het festival en ‘promotor’ van het Italiaanse belcanto.
Hoe hoogwaardig Barnes de opname ook wist te maken, het is en blijft 1960, dus een hedendaags oor zal even moeten wennen aan de kwaliteit. Toch kun je de zang tot in de kleinste nuances volgen. Bovendien laat buitengewoon muziekmanschap zich niet zo snel afzwakken door opnameapparatuur. En van zulk een buitengewoon niveau is zeker sprake.
De hoofdrol van Elvira wordt fenomenaal vertolkt door de legendarische Joan Sutherland, die haar bijnaam La Stupenda (eerder dat jaar in Venetië gekregen) volledig waarmaakt. Haar stembeheersing is formidabel. Ze verbluft met haar coloraturen, haar magnifiek openbloeiende noten, haar decrescendi en haar kunsten in het stratosferisch register.
De sopraan weet Elvira een innemend, kwetsbaar karakter te geven. In ‘Son vergin vezzosa’ in de eerste akte klinkt ze als een meisje zo jong. Vlug, licht en opgewonden gaat ze door haar partij. Naarmate het drama vordert, groeien het verdriet en de pijn in haar stem, maar zonder dat ze daarbij iets van haar jeugdigheid verliest. Haar waanzinscène is ontroerend, evenals het weerzien met Arturo.
Arturo wordt met veel bravoure neergezet door Nicola Filacuridi, een ‘echte’ belcanto-tenor met een wat zoete leggiero-stem. In zijn poging heldhaftig over te komen, vind ik hem soms wel wat ‘blafferig’ klinken. Zeker in de finale komen haast al zijn noten er met een accent uit. Misschien vermoeidheid? Zou kunnen, want in ‘Credeasi misera’ laat hij elke vorm van hoog spektakel achterwege (geen f, ook geen d).
De lage mannenstemmen zijn knap bezet. Giuseppe Modesti zingt met stabiele, zuivere bas Giorgio en Ernest Blanc vind ik vooral uitblinken in de treurende, gevoelige passages van de rol van Riccardo. Hoor hoe een bariton kan huilen.
Vittorio Gui en het Royal Philharmonic Orchestra geven de solisten alle ruimte om Bellini’s fantastische melodieën te laten ontvouwen. De tempi zijn rustig, het drama wordt zorgvuldig maar krachtig opgebouwd.
Er bestaat al een Puritani-opname met Sutherland en grootheden als Pavarotti en Ghiaurov, uitgegeven bij Decca. Ik ken hem niet, maar kan me voorstellen dat de kwaliteit daarvan nog een tikje fameuzer is. Niettemin: ook met deze opname haal je een stukje gouden operageschiedenis in huis.
Zie ook de website van The Glyndebourne Label.
1 Reactie
Mmmm de magische Joan Sutherland. Als ik iemand graag live had willen horen, is het Joan. Helaas ben ik te laat geboren.