HeadlineOperarecensie

Een Walküre in ‘energy saving’-modus

De Deutsche Oper Berlin opent zijn seizoen met een aantal uitvoeringen van Wagners volledige Ring des Nibelungen. Zondag stond Die Walküre op het programma. Onder Donald Runnicles oversteeg de uitvoering helaas niet de middelmatigheid, de sterke optredens van Greer Grimsley en Daniela Sindram ten spijt.

De Walküren, schilderij van William T. Maud.

Het lijkt een nieuwe traditie: sinds vorig jaar en sinds Donald Runnicles de nieuwe Generalmusikdirektor van het operahuis is, start de Deutsche Oper Berlin ieder seizoen met voorstellingen van de complete Ring-cyclus – in de klassieke en classy (overtuigende) productie van Götz Friedrich uit de jaren tachtig, geplaatst in een ’tijdtunnel’.

Runnicles heeft onlangs de vier Ring-delen gedirigeerd in San Francisco, met een vergelijkbare cast als in Berlijn, dus je zou kunnen zeggen dat hij veel ervaring heeft met de vier shows, ook met zijn Berlijnse musici in de bak. Helaas was daar niets van te horen in een uitvoering van Die Walküre afgelopen zondag. Het orkest werkte zich door de partituur in ‘energy saving’-modus, geen enkele (!) keer naar een hogere versnelling schakelend.

Er was niets over van de opwinding die Runnicles vorig jaar in zijn interpretatie legde, toen hij het orkest – helaas – te hard liet spelen en de meeste tijd de zangers overstemde. Dit keer deed hij dat niet, maar behalve dat valt er weinig over zijn interpretatie te zeggen. En vijf uur Wagner zonder een geïnspireerde orkestrale basis… dat kan beproevend zijn.

De belangrijkste reden waarom ik deze ene voorstelling uit de hele cyclus was gaan bekijken, was echter het Berlijnse debuut van Jennifer Wilson als Brünnhilde. Jaren geleden had ik haar al gehoord in Amsterdam tijdens de ZaterdagMatinee en was onder de indruk van haar grote, natuurlijk dramatische, jonge stem.

Omdat de casting director in Berlijn onder alle omstandigheden risico’s en avontuurtjes lijkt te vermijden, hoorden we in Berlijn jaar op jaar dezelfde Brünnhilden, hoe verschrikkelijk ze ook waren (dit jaar opnieuw: Janice Baird keert terug als Brünnhilde in de andere twee opera’s). Daarom was het een interessante noviteit om Wilson te zien.

Visueel is Wilson het tegendeel van de doorsnee Walküre: klein van stuk, gezet en enigszins onbeholpen op het toneel. Een ‘Miss Piggy met een helm’, alleen dan zonder de magnetische présence van de Muppet Lady. Ze heeft echter wel een krachtige lyrische sopraan die werkelijk door Wagners orkestrale wervelwinden kan branden. Haar openings-hojotoho’s waren majestueus en veel van de lyrische muziek, vooral in de finale, voerde ze schitterend uit.

Er zat echter weinig gevoel, weinig aandrang, weinig drama in haar vertolking. Dat diskwalificeert Wilson voor mij als een ideale Brünnhilde (hoewel nog steeds verre te verkiezen boven Miss Baird). Hopelijk vindt één van de gevierde Walküre uit producties in de Duitse provincie (Lübeck, Freiburg, etc) binnenkort haar weg naar Berlijn, om de lokale Wagner-scène hier op te frissen.

De nieuwe Wotan, Greer Grimsley, was zeker een fris gezicht en een frisse stem. Hij zag er verrassend jong uit en had een buitengewone stem die de godenvader goed paste. En hij had de kracht om met stormkracht te zingen, zonder energie te hoeven sparen. Wellicht moet hij nog iets rijpen om een ideale Wotan te worden, maar hij is zeker iemand om in de gaten te houden voor de toekomst, als hij meer karakter ontwikkelt in zijn interpretatie.

De rest van de solisten gaven blijk van typische Berlijnse casting: Petra Maria Schnitzer had als Sieglinde een lyrische warmte in haar middenregister, maar geen florerende hoogte (en ze is zo’n gemaakte actrice).

Robert Dean Smith maakte indruk met zijn solide techniek, dat hem met zijn Tamino-stem door de partij van Siegmund hielp. Als het gaat om temperament, zou je hem eerder voorstellen als een sympathieke bankklerk dan een wilde romantische held die er met zijn zus vandoor gaat om gepassioneerde seks in het bos te hebben. Zelfs niet de eindeloos lange Wälse-uitroepen konden dat gebrek aan passie goedmaken. Daartegenover vormde Reinhard Hagen de standaard huis-Hunding, die er geknipt uitziet voor zijn rol en voldoende gevaarlijk klinkt.

De echte sensatie van de avond was, voor mij, Daniela Sindram als Fricka. Ik zou normaal de scène tussen Fricka en Wotan niet aanmerken als het muzikale hoogtepunt van een Walküre-voorstelling, maar de manier waarop Sindram zong, met klinkende, absoluut adembenemende hoge noten en een betoverend legato, was een werkelijk unieke ervaring. En ze zag er verpletterend majesteitelijk uit in haar witte bonten kostuum.

Natuurlijk kan zelfs de beste Fricka van de wereld niet eigenhandig een complete Walküre redden. Al met al was het daarom niets meer dan een routine-uitvoering met veel routine-spel en –zang. Uitverkocht, dat natuurlijk wel. En ook luid beapplaudisseerd. Vergeleken met de nieuwe Ring bij de Staatsoper, onder Barenboim, is het geen wonder dat operaliefhebbers zich naar deze productie haasten.

Het is niettemin hoog tijd dat de de castingafdeling van de Deutsche Oper een frisse, geïnspireerde cast zoekt voor alle vier de opera’s, om de complete tetralogie weer het bezoeken waard te maken. De productie verdient het om opgefrist te worden. Het liefst met een nieuwe dirigent die verder kan gaan dan de middelmatigheid van Runnicles. Want als de Ring iets is, dan is het niet middelmatig.

De Ring-cyclus wordt in september nog eenmaal in zijn geheel uitgevoerd (20 t/m 24 september). Zie voor meer informatie de website van de Deutsche Oper Berlin.

Vorig artikel

Arthaus brengt Goya voor het eerst op dvd

Volgend artikel

Komische Menotti in Haags conservatorium

De auteur

Kevin Clarke

Kevin Clarke