Gerhaher en Paasikivi: wonderschoon
Door een verkoudheid zong bariton Christian Gerhaher afgelopen maandag niet negen maar zes liederen uit Mahlers Des Knaben Wunderhorn. De Finse mezzosopraan Lilli Paasikivi nam drie liederen van hem over. Ondanks dat was het zangwerk van beiden wonderschoon. Minder schoon was helaas het begeleidingswerk van het Fins Radio Symfonie Orkest. Veel kracht, weinig nuance.
Als eerste speelde het Fins Radio Symfonie Orkest onder leiding van Sakari Oramo het symfonische gedicht Orpheus van Franz Liszt. Liszt schreef zijn korte compositie met suikerzoete melodieën en een keur aan harmonieën nadat hij geïnspireerd was geraakt tijdens een uitvoering van Orfeo ed Euridice van Gluck. In zijn werk is een prominente rol weggelegd voor het spel van twee harpen, die de luit van Orpheus vertegenwoordigen.
Bij maestro Oramo zwelgde dit romantische werk zeker, maar hij legde de nadruk soms dusdanig op het spel van de verschillende orkestpartijen dat het samenspel nogal onzorgvuldig overkwam.
Het concert werd vervolgd met Des Knaben Wunderhorn. Mahler schreef voor die cyclus 24 liederen voor piano en stem. Een deel ervan werkte hij om voor zang en orkest. Deze romantische liederen behandelen thema’s als afscheid nemen van een geliefde, het harde soldatenleven, de dood, de verlossing en het eeuwige leven.
Met pianobegeleiding is de muziek belangrijk, maar de stem en de expressie van de zanger staan centraal. Dit is anders in de bewerkingen voor stem met orkest. Is er een symbiose van stem en orkest, dan krijg je een dubbeleffect in mooie klanken. Was die symbiose er tussen orkest en de geliefde Concertgebouw-zanger Gerhaher? Nee. Maar dat lag niet aan hem.
Gerhaher is ook voor mij één van de mooiste baritons van dit moment. Het prototype van natuurlijkheid, bij hem geen fratsen met nadrukkelijke medeklinkers en dramatische pauzes. Hij trekt je in zijn verhaal en laat je niet meer los. O ja, hij geeft soms accenten die grof overkomen, maar dat is geoorloofd bij indringende liederen als die van Mahler.
Het Fins orkest gaf hem echter te weinig ruimte. Kreeg hij de ruimte wel, dan klonk zijn stem indrukwekkend. In bijvoorbeeld ‘Revelge’, waar een soldaat zijn opwachting maakt om te gaan vechten aan het front, hoorde je in zijn stem hoe hard de woorden zijn. Mannentaal. De muziek was zelfs nog harder: marsmuziek. En bij Oramo nam deze marsmuziek de overhand: omfloerste schakeringen, ongenuanceerdheid waar Mahlers fijnzinnigheid weinig in te vinden was.
Mezzosopraan Paasikivi kende haar landgenoten beter en wist hoe ze haar stem kon laten gelden. Zij is net als Gerhaher bekend met Mahlers werk. Ze heeft cd’s vol gezongen met onder meer Das Lied von der Erde en Das Klagende lied. Ze heeft uiteraard een forse stem, zeker in de hoogte, en beschikt over een weldadige Duitse dictie.
In een lied als ‘Urlicht’ wist Paasikivi het orkest naar haar hand te zetten. Mooi exalteerde ze samen met de hobo. Eindelijk kreeg het orkest iets meer evenwicht en vielen muziek en zang wél op hun plek.
Na de pauze klonk Sibelius’ vijfde symfonie. Een compositie in drie delen, waarin het koper een belangrijke rol speelt. In het eerste deel viel me op hoe de Finnen de puntige violen en de bravourige trompetten afzonderlijk goed neerzetten, al was het dan uit effectbejag. In het tweede langzame deel ontdekte je dat er ook andere instrumenten deel uitmaakten van het orkest.
Kwam het tot een mooi einde? Even een enkel fragment met viool en fluit, maar ook al werd er breeduit krachtig gespeeld, het geheel bleef wankel.
1 Reactie
De van een verkoudheid herstellende bariton, Christian Gerhaher, zong zes liederen uit ‘Des Knaben Wunderhorn'(en niet slechts drie!), terwijl de mezzo Lilli Paasikivi drie van de totaal negen geprogrammeerde liederen overnam, t.w. Das irdische Leben, Rheinlegendchen en Urlicht.
Aangekondigd is een extra recital van Christian Gerhaher en zijn vaste pianist Gerold Huber met een Schubert programma en wel op 14 juni 2012 in de Kleine Zaal.