HeadlineOperarecensie

2e balkon, rij 4, stoel 69

In Hongarije noemt men het ‘up in heaven’: de laagste rangen boven in het theater. Een plek waar de klanken in al hun glorie als een damp naar optrekken om daar de echte, de diehard muziekliefhebbers te verwennen. Maar is het er werkelijk zo hemels? Een proeve van bekwaamheid in Het Muziektheater: hoe laag is de laagste rang?

De zaak Makropulos van een afstandje (foto: Hans van den Bogaard).
De zaak Makropulos van een afstandje (foto: Hans van den Bogaard).

Het simpele maar paradoxale antwoord is: hoog. Want lage rangen bevinden zich hoog in het theater, klevend tegen het gehemelte van de zaal. Alsof je geen onderdeel bent van de voorstelling en de meute, maar op een ongeziene afstand getuige mag zijn van wat zich beneden voltrekt.

Maar goed, dat is natuurlijk geen afdoende antwoord. Daarom een nadere inspectie tijdens de voorstelling van De zaak Makropulos van De Nederlandse Opera op donderdagavond 28 mei in Het Muziektheater in Amsterdam.

Laat voorop staan dat het testje niet volledig als representatief kan gelden, aangezien de zevenderangs plaatsen in Het Muziektheater ook onderling in kwaliteit kunnen verschillen. Hier gaat het enkel om rij 4 op het tweede balkon, stoel 69. Een lekker stekje van 17 euro, tegen de rug van moeder theater geduwd, met haar plafond vlak boven je hoofd.

Interessant is natuurlijk of je hier nu geheel ander publiek tegenkomt. Van die sjofele figuren bijvoorbeeld, of van die muzikale kluizenaars die met dichtgeknepen oren de klankdichtheid peilen. Maat dat valt alles reuze mee. Het publiek is er weinig anders dan daar beneden. Hoogstens zijn ze wat actiever op hun stoel.

Maar dat is ook gewenst in deze contreien. Regelmatig voorover buigen hoort erbij, en een verrekijkertje is een pre. Wat er van het toneel te zien is? Opvallend veel. Alleen het linkerhoekje mist, maar in de productie van Janáček is dat niet zo erg.

Sterker nog, eigenlijk is je blikveld veel ruimer, veel meer ‘3D’. Je kijkt niet tegen het platte vooraanzicht van het tafereel op het toneel aan, maar kunt (bijna) de gehele oppervlakte ervan overzien, plus ook een groot deel van de zaal. Bovendien kijk je – als in een decolleté – beschamend direct de orkestbak in, met in de spotlights van zijn eigen muziekstandaard de dirigent. Daardoor kun je extra genieten van het fanatieke, energieke en haarscherpe dirigentschap van Yannick Nézet-Séguin.

Ik zou zeggen dat dat juist het streepje voor is dat de zevende rang heeft op haar hogere rangen. Je ziet in zekere zin meer. Je kijkt tussen de regels van de voorstelling door. Op een mooie eersterangs plek op de benedenverdieping ben je één van de twee partijen (of eigenlijk drie: toneel, orkest en zaal), vanuit deze uitkijktoren krijg je alles mee.

Natuurlijk moet je daar een prijs voor betalen. En dan heb ik het niet over die 17 euro (een koopje, als je het zo bekijkt) maar over de muzikale kwaliteit die stoeltje 69 te bieden heeft. Die is enigszins verwrongen: de muziek komt in een verwrongen balans tot je. Alsof je naar twee niet op elkaar afgestemde boxen luistert.

(Foto: Hans Hijmering).
(Foto: Hans Hijmering).

Het deel van het orkest dat open en bloot te zien is, klinkt helder en veel van de muzikale accenten die ze leggen, dringen sterk tot je door. Maar het deel dat je niet kunt zien, lijkt wel via een geluidsinstallatie tot je te komen. Niet dat het veel harder is, maar de klankkleur is heel anders. Dat geldt ook voor de solisten die nu en dan uit het zicht verdwijnen. Zodra ze zich ergens onder de rand van je balkon bevinden, komt hun klank niet meer linea recta naar je toe. Het gaat eerst langs een traject van bewerkingen.

Dat neemt niet weg dat duidelijk te horen is dat er kaliber op het toneel staat. Cheryl Barker zingt wederom prachtig in de hoofdrol van Emilia Marty, met die enorme power achter haar hoge noten. En ook de bariton van Dale Duesing komt in al zijn heerlijkheid goed en wel boven aan.

Maar goed, voor de ultieme opera-ervaring, waarbij je meegesleurd wordt in de muziek en het verhaal, moet je dus niet bij de laagste rang zijn. Dan moet je toch echt een duurdere rang aanschaffen, waar orkest en zang en toneel als een uniform geheel op je af komen. Hier in de nok word je daarvoor te veel afgeleid.

Maar daar staat tegenover dat je blikveld zo ruim als je stoeltje hoog is. En dat maakt dit theaterplekje een perfect domein voor nieuwsgierigen. Je hebt meer ogen om uit te kijken. Er is altijd wel iets dat boeit. Als het het gebeuren op het toneel niet is, dan wel de dirigent, het orkest of de mensen in de zaal. Zeker voor ‘beginners’ in de operaluisterij zeer aan te raden.

Zo laag zou ik de laagste rang daarom niet inschatten. Het enige lage dat eraan is, is de prijs. En dat is alleen maar positief.

Vorig artikel

Opera over de grens

Volgend artikel

Kate Royal: ‘Mijn stem, dat ben ik’

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.