HeadlineOperarecensie

Elektra met proloog: een grootse avond opera

De Deutsche Oper Berlin herneemt in september de unieke dubbelproductie van Cassandra (Gnecchi) en Elektra (Strauss). Het is een indrukwekkend geregisseerde en uitgevoerde productie en, veel meer nog, een geweldig pleidooi voor het herstel van een vergeten werk.

Vittorio Gnecchi (1876-1954).

In 2007 presenteerde de Deutsche Oper voor het eerst de double bill met Cassandra van Gnecchi (1905) en Elektra van Strauss (1909). Het was, denk ik, een geweldige combi. Niet alleen zijn de twee korte opera’s qua onderwerp nauw met elkaar verbonden, ze hebben ook historische banden. Er is nogal wat inkt besteed aan de kwestie of de gevierde Strauss zich niet wat al te vrij liet inspireren door de ideeën en zelfs de muzikale klanken van het eerder geschreven Italiaanse werk.

Maar terwijl Elektra zich stevig in het vaste repertoire wortelde, werd de opera van de ‘rijke amateur’ Gnecchi spijtig genoeg van het toneel gedrukt. De productie van de Deutsche Oper – waarin de twee werken duidelijk met elkaar verbonden zijn in ontwerp en regie – heeft een groot aandeel gehad in wat ongetwijfeld het herstel van het werk zal zijn.

Als Elektra haar plek aan de operatop waard is – en dat is het uiteraard – dan is de, toegegeven, minder complexe en vaardige Cassandra (een korte eenakter van minder dan 50 pagina’s en minuten) zeker meer waard dan een kleine voetnoot bij die top. En als de ‘raison de revivre’ is dat het een soort proloog van Elektra is, dan is dat misschien alleen maar terecht.

Ik ben niet iemand die zich rept over wie precies wie wat aandeed aan het begin van de twintigste eeuw. Mijn enige zorg is of Cassandra een goed stuk muziektheater is of niet. En daar kan wat mij betreft geen twijfel over bestaan.

De sfeervolle proloog voor bariton en koor, de sensuele liefdesscène tussen Clitennestra en Egisto, de volledig overtuigende en zelfs ontroerende terugkeer van Agamennone en de climax van Cassandra’s profetische scène: alles is geschilderd in welluidend kleurrijke muziek, die je net zo vaak aan Puccini doet denken als aan Strauss. Daarbij drijft het libretto met bewonderenswaardige kracht en frisheid het verhaal voort.

Bloederige bijl

In Berlijn werd het werk met weinig middelen maar uitermate effectief geregisseerd door Kirsten Harms, die een hoge maar onvoltooide achtergrond van goud uit Mycenae gebruikte.

De opera werd uitgevoerd door een cast van jonge Amerikaanse zangers – met uitzondering van de uitstekende bariton Markus Brück als Egisto, die woensdag 22 september eveneens indrukwekkend de Proloog zong, als vervanger.

Julia Benzinger gaf een sterk optreden in de titelrol, hoewel ze soms ten onder ging in het forse geluid dat Donald Runnicles uit het orkest haalde. Gaston Rivero (om een of andere reden gekleed als een soort Spiderman) liet een paar heerlijke tenornoten horen, heftig en toch zoet, in de rol van de verdoemde koning.

Het was echter de stilistische Takasha Meshé Kizart die als Clitennestra het publiek het meeste voor haar won. Ze ging gekleed in een kleine zwarte jurk en liep op wankele hakken, zwaaide met een geslacht, heilig bokje in haar ene hand en een bloederige bijl in haar andere, en zong met weelderige kleuren en een rijpe dramatische sopraan. Het voelde alsof de opera de titel Clitennestra had moeten krijgen.

Verzengende zang

Terwijl Cassandra wegkwijnde, werd Elektra honderden keren geproduceerd en alle mogelijke ensceneringen werden op het werk uitgeprobeerd. Kirsten Harms borduurde voort op de succesvolle stijl die ze in Cassandra gebruikte: ze hield vast aan de torenhoge gouden wanden met de grimmige opening, waardoor je in griezelig licht de dodelijke handelingen die zich binnen afspeelden kon zien, de beangstigend elegante zwarte jurkjes en de alomtegenwoordige bijl. En toen Orestes koning werd, werd hij in het Spiderman-kostuum gehezen.

Het was een zeer effectieve regie, die door de afwezigheid van allerlei kleinigheden en dwaze ideeën alle aandacht vestigde op de karakters en hun verhaal. Dat ondanks dat ik niet helemaal zeker weet waarom iedereen ingegraven was in een enorme zandbak, of het moest zijn om te laten zien dat hun vreselijke levens één grote krachtsinspanning waren.

Richard Strauss (1864-1949).

De ervaren en krachtige Eva Johannson begon de avond als blonde Elektra wat onrustig, maar ze werd steeds beter bij stem en toen Orestes eenmaal opdook, zong ze glorieus. Ze liet een paar geweldige, zachtere noten horen in de herkenningsscène en haar aanzwellende kracht in de finale was tot in de puntjes verzorgd. Het gespierde orkest, dat de hele avond geen speelruimte gaf, werd volledig overstemd door haar verzengende zang.

Julia Juon zag er als Klytemnaestra gelukkig minder happy uit dan de Sunset Boulevart-stijl die de posters van de producties suggereerden en ze zong haar nachtmerrieachtige muziek zeer doeltreffend, zeker toen ze zich van het decor verwijderde en helemaal vooraan op het toneel stond. Ze bespaarde ons het heksenspel dat vaak op de partij wordt losgelaten en maakte van de koningin een geloofwaardige vrouw. Het had de lieflijke, galante Clitennestra uit Gnecchi’s opera kunnen zijn, maar gekweld en op leeftijd.

Mijn blijvende herinnering aan mijn eerste Elektra in Covent Garden, meer dan 40 jaar geleden, is niet die van de Elektra (Shuard) of de Klytemnaestra (Resnik), maar die van een roemvolle Chrysothemis (Tarres). Manuela Uhl mag op datzelfde niveau geplaatst worden. In een rol die dramatisch gezien tweedimensionaal kan zijn, acteerde ze spannend, beheerst en overtuigend en ze produceerde een stroom van beeldschone klanken en frases. Misschien heb ik gewoon een zwak voor Chrysothemis en haar muziek, maar voor mij was dit het optreden van de avond.

De mannen voerden de kleine partijtjes die Strauss voor hen schreef prima uit, het ballet begeleidde Elektra treffend in haar dodendans en de altijd beweeglijke, zwartgeklede dienaressen speelden hun deel in het drama doeltreffend uit, zoals zoveel roddelende menigten. Al was het wel eigenaardig om Cassandra, kennelijk gereïncarneerd, onder hen te zien.

Niettemin: hoe uitstekend geregisseerd, ontworpen en uitgevoerd de productie van Elektra ook was, het accent van dit programma moet liggen bij de minder bekende Cassandra en bij het idee om de twee werken samen op te voeren. Een halve rij mensen naast me dacht er ook zo over: ze kwamen enkel voor Cassandra en vertrokken daarna.

Dus, was het een goed idee om deze opera op te voeren en het als een proloog van Elektra vorm te geven? Mijn antwoord op beide vragen is een zeer beslist ja. Zeker als het zo goed gedaan is. Een grootse avond opera.

Vorig artikel

Reisopera vervolgt haar Ring-avontuur

Volgend artikel

Bartoli wordt directeur Salzburgs festival

De auteur

Kurt Gänzl

Kurt Gänzl