L’Arpeggiata swingt in hip barokconcert
Er waren gisteravond unieke barokgeluiden te horen in de Grote Zaal van het Concertgebouw. Publiekstrekker Philippe Jaroussky voerde samen met sopraan Nuria Rial en het kleine ensemble L’Arpeggiata liefdesliederen van een zestal barokcomponisten uit. Verrassend en hoogst origineel.
Het concert van de tien musici en twee zangers stond in het teken van het album Teatro d’Amore, dat ze in 2009 met veel succes uitgaven. Met dank aan dat succes was de zaal goed gevuld met fans, zodat het ensemble, Rial en met name Jaroussky bij hun eerste entree direct op een enthousiast onthaal konden rekenen.
Het programma – dat in één pauzeloze, meer dan anderhalf uur lange teug afgewerkt werd – was op zichzelf al origineel. Naast wat bekende liederen en aria’s van Monteverdi klonken er liefdeswerken van onbekende componisten als Strozzi, Legrenzi, Melli en Ferrarica, evenals het Stabat Mater van Giovanni Felice Sances en de nodige instrumentale intermezzo’s.
De solisten en het ensemble voerden dat originele repertoire op verrassende, frisse wijze uit. De groot geafficheerde Jaroussky mocht dan de ster van het programma zijn, voor mij maakte L’Arpeggiata de show. Er zijn de laatste jaren vele authentieke barokensembles opgekomen die op eigen wijze buitengewone kwaliteit leveren, maar het ensemble van Christina Pluhar neemt onder hen een unieke plaats in.
Ja, ze spelen op authentieke instrumenten, maar wat je hoort, is zowat hedendaags. Soms lijkt het ensemble de gedaante van een jazzcombo aan te nemen. Gesteund door een jazzy basloopje en een hippe percussionist (David Mayoral) improviseren viool en cornet er spannend en met gebruik van veel chromatiek op los, terwijl harp en psalterium voor verfijnde, prachtig in elkaar overlopende tussenspelen zorgen en de barokgitaren het geheel van haast swingende akkoorden voorzien. Hoezo zeventiende-eeuws? Hoezo ouderwets?
Behalve jazz haalt het ensemble nog meer nieuwe klanken uit de barokmuziek naar boven, zoals in twee op en top Spaanse intermezzi (inclusief castagnetten). Het komt allemaal hoogst origineel over. Zelfs een overbekend duet als ‘Pur ti miro’ uit L’incoronazione di Poppea van Monteverdi klinkt als nieuw, door de frisse ritmes en pakkende tempi.
Het enige minnetje vond ik dat het ensemble door de kleine bezetting altijd wat ‘iel’ overkwam, ondanks de geestdrift waarmee gespeeld werd. Voor tien barokmusici is de Grote Zaal ook echt groot.
Voor Jaroussky en Rial was het echter een perfecte setting. Hun vrij kleine stemmen kregen zo alle ruimte. En die ruimte benutten ze. Haar lichte sopraan en zijn warme countertenor mengden prachtig, met als resultaat onder meer een beeldschoon duet van Legrenzi (‘Lumi, potete piangere’) en een wervelend slotduet van Monteverdi (‘Zefiro Torna’), waarbij hun vloeiende coloraturen telkens weer uitkwamen in een prachtige harmonie.
In de solo’s vond ik Rial te licht om zich overtuigend uit te drukken, maar Jaroussky was goed voor een paar fluwelen aria’s. De manier waarop hij zijn unieke geluid liet rondzingen en de muzikaliteit waarmee hij fraseerde en timede, bevestigden voor mij dat hij één van de meest kunstige countertenoren van dit moment is.
Als besluit kan ik enkel naspreken wat een BBC-criticus enige tijd geleden al opperde: als u L’Arpeggiata nog niet gezien hebt, wordt het hoog tijd.
Zie voor meer informatie over de serie ‘Vocaal in de Grote Zaal’ de website van het Concertgebouw.
1 Reactie
L’Arpeggiaita in cobinatie met Philippe Jaroussky wat een verrassing.
Fris, met een prima gevoel voor toon en timing. Mijn oor en ziel zijn gestreeld.