Opera per Tutti blijft leuk
Vier solisten en een bonte verzameling van operafragmenten: iedere week geeft Opera per Tutti volgens hetzelfde recept een concert. Elke week hetzelfde, gaat dat niet vervelen? Absoluut niet. De solisten zingen met zoveel charme dat je, ook als je vaker bent geweest, een zeer plezierige avond beleeft.
De ingang van de Vondelkerk heeft geen drempel. Althans, niet op donderdagavond, als Opera per Tutti er huishoudt. Dan wordt opera even van haar sokkel gehaald, van haar marmeren gelaat ontdaan en fris en sprankelend tussen de mensen gezet. Bijna letterlijk.
Wat de solisten tijdens een Opera per Tutti-avond doen, is eigenlijk simpel. Ze zingen en spelen tal van aria’s en operafragmenten, die door piano begeleid en door artistiek leidster Mylou Mazali ingeleid worden. Dat doen ze echter niet in strakke concertante-vorm, maar op een vrije, ongedwongen manier. Zwaarwichtige aria’s heten gewoon ‘liedjes’ en de normaal zo afstandelijke operasterren zijn letterlijk aanraakbaar.
Juist dat unieke, informele sfeertje maakt – samen met het feit dat er iedere week andere solisten aantreden – dat Opera per Tutti niet snel verveelt. Zo ook gisteren (12/3) niet. Natuurlijk, hier en daar zaten wat haakjes, oogjes misschien, maar uiteindelijk was het de charme die won.
Tara Pigal (sopraan), Alan Razzak (tenor), Fernand Bernadi (bas) en Mazali zelf (mezzosopraan) zongen stukken van Mozart, Berlioz, Mascagni, Bizet, Rossini en Verdi. Waar de cast zonder meer in uitblonk, was het acteerwerk. Mazali voorop. Zij trok op aanstekelijke wijze de toeschouwer direct de sfeer van het fragment in.
Bas Bernadi liet zich vooral in een stuk uit Rossini’s L’Italiana in Algieri zien, waarin hij door een potje gekkebekkentrekken op komische wijze de vieze haremhouder Mustafa neerzette. Tenor Razzak blonk uit in gepassioneerde verscheurdheid – daarmee de uitspraak van Mazali dat ‘tenoren altijd moeten lijden’ bekrachtigend.
Op muzikaal gebied leverden de solisten een even lovenswaardige prestatie. Hoogtepunt was de knappe ‘Caro nome’ uit Rigoletto van sopraan Tara Pigal. Met de stem van de studente van de Dutch National Opera Academy was de pittige aria geen angstvallig balanceren op een dun koord van technische moeilijkheden, maar een prachtige wandeling door de muziek. Van noot A tot noot Z wist ze een spanningsboog te creëren, uiteindelijk ontladend in een zeer enthousiaste reactie van het publiek. Laagdrempelige opera betekent niet opeens mindere kwaliteit, wilde ze maar even zeggen.
Dat bewezen ook de andere stemmen. De bas van Bernadi was even imposant als zijn gestalte (imposant dus) en Mazali werkte met haar volle mezzo de verhalen van de fragmenten doordracht en aansprekend uit.
Wat maakt het dan nog uit dat de pianobegeleiding nu en dan ontspoorde, dat de tenor behalve groots in zijn volume ook irritant in zijn vibrato was en dat soms een minder mooi tempo gekozen werd? Niet veel. Het plezier dat de solisten uitstraalden, de mooie operafragmenten en de goede sfeer tijdens heel de avond: er was charme zat om de oneffendheden mee glad te strijken en de bezoeker naar huis te laten gaan met de gedachte ‘ja, hier wil ik nog eens heen’.