Unieke maar niet zo vocale Hooft-‘opera’
In zekere zin was de opvoering van P.C. Hoofts Granida gisteravond (6/4) in de Stadsschouwburg in Amsterdam een unicum. Zeventiende-eeuws Nederlands muziektheater, dat zie je niet vaak. Stichting Ipermestra maakte er een knappe productie van. Het predikaat ‘opera’ is echter misleidend.
P.C. Hooft schreef Granida in 1605. Het is een toneelstuk over de onmogelijke (maar uiteindelijk toch overwinnende) liefde tussen prinses Granida (Tania Kross) en herder Daifilo (Jeroen de Vaal). Een toneelstuk vol muziek, zo liet Stichting Ipermestra zien. Ipermestra reconstrueerde alle muziek die oorspronkelijk bij het stuk hoorde of had kunnen horen. Het resultaat van dat bewonderenswaardige werk zag gisteravond in Amsterdam het officiële daglicht.
Regisseur Wim Trompert maakte er een leuke, dynamische voorstelling van. Tegen het eenvoudige, speelse decor liet hij het spel – want het was echt een spel – vooral luchtig zijn. Door die luchtige toonzetting pakte de taal van Hooft regelmatig (waarschijnlijk onbedoeld) heel geestig uit. De kundigheid van de taal van Hooft bleef overigens het gehele stuk door de grootste aandachttrekker.
Voor zover de tekst te volgen was, want niet alle spelers waren even helder in hun uitspraak. Vooral in het begin werd er gehaast gesproken, wat de luisterbaarheid niet ten goede kwam. Gelukkig was er boventiteling, maar die miste natuurlijk de kracht van de bloemrijke Hooft-zinnen. Dat maakte het extra jammer dat sommige solisten niet wat zorgvuldiger met hun tekst omgingen.
Carol Linssen (Coning) en Marcel Beekman (Voedster en Artabanus) lieten zien wat een mooi effect het had als de tekst wel duidelijk overgebracht werd. Vooral Beekman, dankbaar zijn travestierol als voedster uitbuitend, was enerverend. Voor de meeste lachsalvo’s was hij verantwoordelijk.
Beekman zong ook verdienstelijk. Bij sommige anderen schoot het daar tekort. Zo was Tamar Niamut qua klank een overtuigend herderinnetje, maar ze miste kracht. Ook Jeroen de Vaal was een beetje bedeesd. Het leek wel het algemene probleem op het toneel te zijn, het volume. Over de hele line was Granida te dun, te zuinig.
Dat gold ook het ensemble La Sfera Armoniosa, onder leiding van de enthousiaste Mike Fentross. De muzikanten straalden plezier uit en namen op leuke wijze deel aan het spel, maar hun spel in noten bleef soms monotoon. De enige opzienbarende verrassingen waren de Arabische invloeden die klonken rondom de Perzische prins Tisiphernes en de gecultiveerde rapnummers in het stuk.
Degene die vocaal het meeste in huis had, Tania Kross, was als prinses Granida maar weinig vocaals toebedeeld. Haar rol was vooral een gesproken rol, en dat ging haar minder goed af. Apart dat zij voor een dergelijke rol gevraagd is.
Granida moest het door dit alles vooral van de humor en het verhaal hebben. Niet dat dat erg was, het leverde op zich een alleraardigste avond op. Maar vocaal had het werk van Hooft te weinig body om de verwachtingen bij de aanduiding ‘opera’ waar te maken. Ook met aanhalingstekens.