Gergievs grootse kleine Les Troyens
In Rotterdam begon afgelopen donderdag het zestiende Rotterdam Philharmonic Gergiev Festival. De maestro zelf staat er drie keer. Hij opende het festival met Britten en Mahler en doet op twee achtereenvolgende avonden groot operawerk in de Rotterdamse Doelen. Op zaterdag Sadko van Rimski-Korsakov en op vrijdagavond Les Troyens van Berlioz.
Er fladderen weer handen over het podium van de Rotterdamse Doelen. Gevangen in een harde witte kolom van licht, functioneel, maar met een dramatisch effect, staat Varely Gergiev weer voor een orkest. Zijn karakteristieke dirigeerstijl, schijnbaar meer gericht op toon en klankkleur dan op tempo, bracht al heel veel muziek tot leven in de Doelen tijdens zijn periode als chef van het Rotterdamse Philharmonisch Orkest.
Ze zijn blij en tevreden in Rotterdam met de huidige chef van het Rotterdams Philharmonisch, Yannick Nézet-Séguin, maar als Valery weer even terug is in zijn stad, voel je de opwinding in de zaal. Dankzij het Gergiev Festival kan de Russische maestro jaarlijks laten zien wat hem zo geliefd maakte in zijn Rotterdamse periode. Met zijn bijdragen dit jaar aan zijn eigen festival toont hij aan hoe veelzeggend de titel was van de documentaire die over hem werd gemaakt: ‘Conducting doesn’t tire me’.
Het is de week van de lange opera’s. In Amsterdam bleek het Iphigénie-dubbel een lange avond op te leveren, en met een Les Troyens van vijfeneenhalf uur doet het Gergiev-festival daar niet voor onder. Een hele ploeg van het Mariinsky Theatre uit Sint-Petersburg kwam naar Rotterdam voor een concertante uitvoering. Een compleet ensemble dus, met eigen koor, orkest, dirigent en solisten en dat moet een ander effect geven dan de meestal op maat bij elkaar gecaste producties in de operahuizen.
Het leidde tot een samenhangend geheel, waarbij Gergiev zijn aandacht vrijwel alleen richtte op koor en orkest. De zangers stonden buiten zijn blikveld en er waren niet – zoals in het operatheater- van die handig verstopte monitoren in de coulissen waarop de solisten de dirigent kunnen zien.
Hoe ‘grand’ de opera van Berlioz ook is, en hoe goed hij zich ook leent voor de overtreffende trap, het grote was zeker niet de invalshoek die Gergiev voor deze versie koos. Het werd een bijna intieme uitvoering in een Doelenzaal die ineens zoveel kleinschaliger leek dan het Muziektheater. Daar ging anderhalf jaar geleden de herneming van de allereerste uitvoering in Nederland, bij De Nederlandse Opera, met veel en groot decor- en regiespektakel.
In deel een staat zieneres Cassandra centraal. De rol die anderhalf jaar geleden groots en meeslepend in Amsterdam werd gezongen door Eva-Maria Westbroek, kreeg bij Mlada Khudoley een fraaie, betrekkelijk ingehouden invulling. Ze had weinig moeite met de sopraan/mezzosopraan-kanten van haar rol. Ze acteerde bijna naturel, zowel vocaal als theatraal waren haar gebaren klein.
Haar geliefde Chorebus, gezongen door Alexei Markov, klonk goed maar had wat minder uitstraling. Dat is het probleem met een concertante opera, je moet het als zanger van je eigen looks hebben, er zijn geen ingrepen van de kap- en grimeafdeling om je wat meer in je rol te boetseren.
In het tweede deel van het verhaal, als Cassandra gestorven is, neemt koningin Dido de hoofdrol over. Anna Markarova bleek een dramatische sopraan van het grote soort. Ze verenigde een goede stem met een superieure podiumpersoonlijkheid. Er schreed opera over het podium als zij zich bewoog. IJzersterk als de statige koningin, maar je kon zien dat ze bijvoorbeeld ook een zeer temperamentvolle Carmen in huis heeft. Haar vibrato was een klein tikje te sterk naar mijn smaak maar verder was het kijken, luisteren en genieten bij deze Dido.
Het duet over de liefde, waar Dido niet meer aan wil, met haar zus Anna, was één van de dramatische hoogtepunten van de avond. De stemmen van Dido en Anna, een rol van Zlata Bulycheva, kleurden mooi en het gezamenlijke ‘pardonnez-moi’ was indrukwekkend. Aeneas, Sergei Semishkur, deed het vocaal meer dan uitstekend. Een heldere tenor die voor de rol van de viriele, stoere Aeneas voor de geloofwaardigheid ook wel even langs de grime had gemoeten.
Van de mannen kreeg Dmitry Voropaev, ondanks zijn betrekkelijk kleine rol van Hylas, veel applaus.Het koor stond een beetje weggestopt achter het orkest, en hoewel wel eens wordt beweerd dat juist dat koor een centrale rol in deze opera speelt, hadden ze in elk geval niet de ruimte, letterlijk en figuurlijk, om dat te doen.
Er is naar mijn persoonlijke overtuiging veel af te dingen op de concertante uitvoering van opera’s, maar tijdens deze avond gaven muziek en uitvoering me voortdurend ongelijk. De instarts van videoclips met zandtekeningen van Kseniya Simonova deden even weinig toe als af aan deze uitvoering. Het ontbreken van verdere theatrale vorm(geving) en het visuele werden ruim gecompenseerd door de grote eenheid in het spel van het ensemble, door de balans en de akoestiek van het marmeren Doelen-decor en door de hoorbare aandacht die de zangers –niet afgeleid door regie en aankleding- konden geven aan tekst en muziek.
En waar krijg je de kans de dirigent zo goed te kunnen volgen, strak uitgelicht op het podium, met de magie van die fladderende handen in de directie van zijn eigen Mariinsky koor, orkest en solisten. De meesten van hen opgeleid op de door Gergiev zelf gestichte Mariinsky Academie voor Jonge Zangers.