Leve Cavalli!
Wat een meesterlijke componist is Francesco Cavalli. En wat kan Concert Köln dat ontroerend mooi ‘verwoorden’. Zo mag je Ercole amante van De Nederlandse Opera wel samenvatten. Het is een productie waarin de luisteraar veelvuldig kan genieten. Met dank ook aan regisseur David Alden, die het niet te bont maakte.
Geen wonder dat Francesco Cavalli (met veel aandringen en onderhandelen) gestrikt werd door het Franse hof om een opera te componeren voor het huwelijk van Lodewijk XIV en Maria Theresia van Spanje. Een betere componist zal er in die tijd moeilijk te vinden zijn geweest. Subtiele koorstukken, snijdende dissonanten, sublieme solo’s; de man had nogal wat in huis.
Toch is Cavalli niet een componist die vaak te beluisteren valt in Nederland. En dat is een gemis, blijkt nu De Nederlandse Opera wél een keer een werk van de Italiaan opvoert. Een groot gemis zelfs, kan na de uitvoering van Ercole amante door Concerto Köln onder leiding van Ivor Bolton gezegd worden.
Het spel van het orkest uit Köln – aangevuld met het Monteverdi Continuo Ensemble – is simpelweg ontroerend goed. De instrumentalisten halen het maximale uit Cavalli’s muziek. Zeker na de pauze laten ze zien wat een veelvoud aan klanken en sferen er in de barokmuziek verborgen zitten.
De zwierige hand van Bolton is daarbij onontbeerlijk. Knap dwingt hij zijn muzikanten de kleinste nuance haarfijn te verklanken. De muziek heeft daardoor al het gebeuren op het toneel (en dat is nogal wat) bijna niet nodig; ook als je je ogen sluit, dringt Cavalli tot diep in je door.
Voor de solisten en het koor geldt eenzelfde lof. De stemmen zijn stuk voor stuk goed en de momenten van vocale bekoorlijkheid zijn te veel om allemaal te noemen. In haar solo’s wist bijvoorbeeld Ercoles bedrogen vrouw Deianira (de Franse sopraan Anna Maria Panzarella) treffend haar smartelijke verdriet over te brengen. Verder was het kunstig geschreven trio van Deianira met Licco en Iole een hoogtepunt van de avond, evenals de delen waar het koor in meezong.
Regisseur David Alden kleedde deze prachtmuziek (zeker voor zijn doen) klassiek aan, met veel zeventiende-eeuwse pracht en praal. Dat deed hij bijvoorbeeld door het creatieve gebruik van spiegelende oppervlakten, door indrukwekkende decors en door een fijn staaltje toneelmachinerie. Echt zoals het er in 1662 ook aan toe had kunnen gaan.
Alden tovert niet zomaar wat moderns uit zijn hoed
Alden zou Alden echter niet zijn als hij geen bizarre elementen door die klassieke setting strooide. Om enkele dingen te noemen: Ercole (Luca Pisaroni) ondergaat na de proloog een metamorfose tot hij eruit ziet als een soort Action Man-figuur uit de speelgoedwinkel, door Die Welt treffend getypeerd als Rambo. Van de Slaap maakt de regisseur een dolkomisch figuur (erg goed geacteerd) en in de vierde akte zorgt de Amerikaan voor nog meer hilariteit door enorme vissen te laten ‘rondzwemmen’ rond de toren waar Illo gevangen zit en vervolgens de page in een dwaas bootje op te voeren.
Soms is het een beetje te. Dan vraag je je af wat de toegevoegde waarde is van bepaalde moderne invallen. Het leidt eerder de aandacht af van de muziek, die juist zo mooi is. Maar de keren dat de frappante verschijningen wel in de natuurlijke loop van het verhaal passen, hebben de overhand. Want Alden tovert niet zomaar wat moderns uit zijn hoed – gewoon om ‘modern’ te zijn of om te imponeren met onbegrijpelijke abstractie – nee, wat hij presenteert, heeft ook echt effect.
Hij creëert een beetje lucht tussen de intensieve scènes door, en maakt daardoor de drieëneenhalf uur ‘zitbaar’. Met die luchtige ingevingen redt hij ook het slot van de opera. Als het bijna langdradig begint te worden, komt de inmiddels vergoddelijkte Ercole nog eenmaal op in zijn bodybuilder-tenue, wat de voorstelling een heel sterke staart geeft.
Maar belangrijker nog is dat door Aldens regie de verschillende karakters tot bloei komen. Wie had kunnen denken dat achter de rubberen musculatuur van Ercole een kloppend hart zou schuilen, eentje dat gebukt gaat onder ‘liefdespijn’? Juist door dat scherpe contrast dringt de mens achter de maffe outfit van Ercole sterk tot je door.
De karakters in deze productie kennen sowieso veel diepte. Dat is ook te danken aan het libretto. Een treffend voorbeeld: als Ercole uiteindelijk het leven laat, vieren zijn bedrogen vrouw en zijn zoon, die nota bene door zijn vader opgesloten was, geen feest. Ze zingen daarentegen (samen met Licco en Illo) het meest dramatische deel van de opera, over hoe vreugde én verdriet hen verscheuren.
Die diepte van de personages, de intrigerende regie en de net al geroemde muziek: het maakt van alle lege plaatsen die er in Het Muziektheater waren gemiste kansen. Want met het duo Bolton-Alden heeft De Nederlandse Opera op prachtige wijze Cavalli teruggebracht en hopelijk blijvend onder de aandacht gebracht in Nederland. Meer Cavalli, alstublieft.