Slordige maar charmante Fledermaus
De Roemeense Nationale Opera heeft de productie van Die Fledermaus, waarmee het de komende tijd door Nederland toert, voorzien van een charmante, vrolijke uitstraling. Dat is ook wel nodig; het compenseert de muzikale slordigheid.
Het is onderhand een traditie geworden dat de Roemeense Nationale Opera uit Timisoara jaarlijks Nederland aandoet met een opera of operette. Deze jaargang staat het overbekende Die Fledermaus van Johann Strauss op het programma.
Regisseur en tevens decor- en kostuumontwerper Mario de Carlo heeft de operette leuk aangekleed. De kostuums zijn oogwaardig en de decors dragen hun steentje bij aan de overtuigingskracht van het verhaal.
Het charmante gezicht van deze Fledermaus wordt echter voornamelijk gecreëerd door de personages. Tezamen stralen zij een bepaalde charme uit. Het is voelbaar dat ook op het toneel plezier beleefd wordt, en dat slaat over op het publiek.
Die flair wordt verder ondersteund door enkele goede vondsten en sterk uitgewerkte scènes. De kleine, gedrongen dr. Falke die opeens in de armen van Eisenstein springt (die hem vervolgens tot ieders verbazing met speels gemak opvangt). De grappige verschijning van Alfred, voor de verandering een dik machootje. De kapstok waar gevangenisdirecteur Frank zijn liefde aan verklaart. Het zijn slechts enkele voorbeelden van de leuke ingevingen waarmee Die Fledermaus is opgefleurd.
Jammer is wel dat het toneel verstild zodra er solo’s gezongen worden. Dat levert een te statisch beeld op. De schwung die de Roemenen met dank aan enkele bekoorlijke danseressen tijdens de cancan aan de dag leggen, had ook op andere plaatsen toegepast mogen worden.
Het hele idee van een uitsmijter wordt om zeep geholpen
Niettemin compenseert de vlotheid waarmee de operette op acteergebied gepresenteerd wordt enigszins de gebreken op muzikaal gebied. Dirigent Victor Dumanescu weet simpelweg het gevaarte van stemmen en instrumenten dat hij voor zich heeft, niet altijd op de rails te houden. Ongelijkheid tussen verschillende partijen en een afgeraffelde articulatie zijn onder meer het gevolg.
Ook de solisten schieten hier en daar tekort, en dan met name in hun kracht. Wat erg jammer is, is dat Rosalinde (Carmen Gurban) voortdurend haar – overigens mooie – aria’s eindigt met een abrupt afgebroken hoge noot. Het hele idee van een uitsmijter wordt hiermee om zeep geholpen.
Gelukkig staat Narcisa Brumar als Adele klaar om vocaal bij te springen. Brumar weet van het huppelende kamermeisje een allercharmanst figuur te maken, dat er een luchtige maar fraaie manier van zingen op na houdt. Zij, en niet Rosalinde, is het ook die voor een daverende slotnoot zorgt. Wat dat betreft een pluim voor degene die de cast samenstelde: de beste stem zit op de juiste plaats.
Wat allerminst een pluim verdient, is de onbegrijpelijke keuze om de vele dialogen in het stuk niet vertaald weer te geven in de boventiteling. Het Duits in de operette is weliswaar niet heel moeilijk, maar aangezien het met een Roemeens accent wordt uitgesproken, zal het verhaal zonder vertaling voor sommigen lastig te volgen zijn geweest.