Opera Zuid presenteert lichte Bohème
Regisseur Waut Koeken aarzelde toen Miranda van Kralingen hem vroeg voor de regie van La bohème. Hij zei uiteindelijk ja en ging aan de slag. Het resultaat: een aantrekkelijke voorstelling die recht doet aan het werk van Puccini en zijn librettisten met licht aangezet drama. Meer cappuccino dan panna montata.
Als het doek opent, staat het podium vol willekeurig gerangschikte schildersezels. Op de voorgrond een levensecht kacheltje waaraan schilder Marcello en dichter Rodolfo zich warmen. Filosoof Colline struikelt binnen, zijn niet verkochte boeken vliegen door de kamer. Schaunard, voor wie Puccini een kek entreemarsje componeerde, dient zich aan met eten en drank.
Veel later, in de vierde akte, zal het perspectief op de zolderkamer veel ruimer zijn, maar in deze scène is het kluitjesvoetbal op het midden van de bühne. Het is voor het publiek niet makkelijk om kennis te maken met de verschillende karakters van de vier bohemiens. Het licht is gedempt; als Rodolfo naar voren stapt, staat hij bijna in het donker.
Schaunard, op de première gezongen door Willem de Vries (Rubèn Plantinga is understudy voor de rol), krijgt van de regie in de eerste akte niet veel ruimte. Vocaal klopt het meteen bij de bariton, die al de nodige rollen bij Opera Zuid zong, maar zijn personage – een musicus met een tikje ironie en een zweempje dandy – bloeit pas in de volgende bedrijven op.
Colline is vocaal in goede handen bij de Italiaanse bas Emanuele Cordaro. De tenor van Rodolfo, gezongen door Adriano Graziani, is licht, lyrisch en van constante kwaliteit. Net als zijn tegenspeelster, Héloïse Koempgen-Bramy, heeft hij een aangenaam licht vibrato, dat muzikaal goed kleurt bij wat er vanuit de orkestbak wordt aangeboden.
En wie is toch die Marcello, met dat al dat haar en die baard? Hij vormt in de openingsscène vocaal en dramatisch het fundament, is meteen zeer aanwezig en zal tot aan het slot een constante factor blijven die je niet uit oog en oor wil verliezen. Marcel van Dieren dus. Zijn kwaliteit in deze rol wordt ook door het publiek – zo blijkt in het slotapplaus – zeer gewaardeerd.
Van Dieren matcht uitstekend met de Musetta van Anna Emelianova. Zij groeide bij Opera Zuid van valse zuster in La Cenerentola via een bleue Gilda in Rigoletto naar een zelfbewuste, uitdagende Musetta die café Momus op stelten zet. Aan haar behoefte aan ontwikkeling, waarover de sopraan in een recent interview met Place de l’Opera sprak, wordt met deze Musetta ruim voldaan. Haar zang en spel zijn indrukwekkend.
Een tikje navrant is de scène waarin beide paren in het verhaal op het podium staan. Rechts Marcello en Musetta, die hun verbinding elektrische lading geven in een ruzie (‘vipera!‘ ‘rospo!’ ‘strega!’) die ze – een aardige vondst van de regie – met evenveel passie weer bijleggen. Links zingen Mimì en Rodolfo. Daar knalt het niet. Hun duetten moeten – hopelijk tijdens de komende tournee – nog groeien in intensiteit. Het klinkt goed, maar het ziet er wat braaf uit.
Vocaal voldoet Héloïse Koempgen-Bramy in de rol van Mimì. Haar lyrische sopraan is aan de lichte kant. Fiordiligi, dacht ik in de eerste akte bij haar zang. Muzikaal past het in het geheel en bij de manier waarop dirigent Karel Deseure de philharmonie zuidnederland leidt. In de eerste akte klinkt de begeleiding wat minder nerveus dan bij sommige andere dirigenten, maar de bescheiden manier waarop Deseure zijn (debuut)rol als operadirigent invult, draagt bij aan het resultaat.
Regisseur Waut Koeken bouwde vier zeer verschillende scènes. Van de intimiteit van de eerste akte gaat het naar een veelvormige podiumchaos in het Quartier Latin in de tweede akte. Het is massaal, met acteurs en kinderen, en Koeken waant zich even Cecil B. DeMille. Op het juiste moment sneeuwt het gelukkig, er is een heel goed gelukte scène met vier dansende en dollende bohemiens – credit voor choreografe Renske Meertens – en de voorstelling eindigt met een slotscène vol helderheid en ruimte. De zolderkamer is dan groot, de wanden behangen met teksten.
Het licht vind ik in deze productie – in elk geval in het Eindhovense Parktheater, waar de première plaatsvond – problematisch. In de eerste drie bedrijven zijn de spelers vaag en dof belicht. Het hoge licht geeft zwarte gaten waar ogen zitten, zangers staan soms uit het licht. Pas tegen het einde kan het publiek de zangers letterlijk in de ogen kijken.
De voorstelling geeft alle reden om, ondanks het treurige einde van Mimì, het theater opgewekt te verlaten. Nu Opera Zuid onder druk staat bij de toekenning van subsidie voor de komende periode komt een aantrekkelijke, goed gelukte Bohème bepaald niet ongelegen.
Na de première in Eindhoven volgt een uitgebreide tournee, die op 5 juli eindigt met een semiscenische uitvoering in het Amsterdamse Concertgebouw. Informatie over data en plaatsen vindt u op de website van Opera Zuid.