Recensies

Vinnige finesse in Stradella’s Doperdrama

Beschouwt men Strauss’ Salome als een weelderig olieverfschilderij, dan maakte Stradella van hetzelfde Bijbelverhaal een fijnzinnige krijttekening. In de NTR ZaterdagMatinee toverde Collegium 1704 onder Václav Luks alle dramatische nuances tevoorschijn. Christophe Dumaux was in klank, expressie en zelfs haardracht de ideale Johannes de Doper.

Dirigent Václav Luks. (© Collegium 1704 – Petra Hajská 2015)

‘Het leven van Alessandro Stradella is een opera waard’, zo kondigde deze site de Matinee van 8 februari aan. Terecht maar niet origineel: al zeker acht opera’s, de jongste in 2017, behandelen diens scandaleuze leven, dat in 1682 door dolksteken eindigde. Zijn eigen opera’s vergeelden onder spinrag en ook thans wekken de praktischer uitvoerbare oratoria meer interesse. Hiervan geldt San Giovanni Battista als een waar kroonjuweel. Niet voor niets koesterde Händel deze partituur, als enige bewaard van de veertien oratoria die de kerk San Giovanni dei Fiorentini te Rome in het heilige jaar 1675 bestelde.

Een libretto zonder verteller en volop interacterende karakters minimaliseren het verschil met opera. Dialoog is het sleutelwoord, ook in de orkestbehandeling. Stradella scheidde een klein concertino van een groter concerto grosso, een formule waarmee zijn vriend Corelli faam maakte. Collegium 1704 was zaterdag in het Concertgebouw visueel anders verdeeld: tegenover de staand spelende strijkers vormden harp, orgel en fagot naast meer standaard instrumenten een formidabele continuoploeg.

Dirigent Václav Luks creëerde eindeloze kleurschakeringen in de continuoaria’s en de recitatieven in ariosostijl. Op volle kracht klonk echter de zeestormaria, waarin Johannes besluit zich aan Herodes’ hof te wagen. Als een scheepje met de golven, zo streden concertino en concerto grosso, waarboven Christophe Dumaux zijn countertenor dapper liet schallen. Een ruig randje aan zijn stem belette elke associatie met een heilig boontje, terwijl lange lokken en een volle baard het plaatje vervolmaakten.

Helaas schrapte men een aria uit dit toch al korte werk. Meestal vertolkt door Salome, hier Erodiade la figlia genoemd, was het volgens het boekje bestemd geweest voor Erodiade la madre. Nu restten mezzo Gaia Petrone slechts bijdragen aan de madrigaalachtige ensembles en de passage waarin Herodias haar dochter influistert Johannes’ hoofd te eisen. Haar kans grijpend blies Petrone dit kreng boosaardig leven in, met een coloratuurtirade die de grens tussen aria en recitatief deed vervagen.

Luca Cervoni liet zich het eerst horen als discipel, een rolletje dat zijn sympathieke, ietwat zoetige tenor nog beter lag dan Herodes’ raadsman in het ‘foute’ kamp. Een intiemere ruimte had zijn sterke tekstexpressie mogelijk meer recht gedaan, met natuurlijk de keerzijde van minder publiek. Sopraan Giulia Semenzato compenseerde een eveneens bescheiden volume met een stalen kern in het timbre, geknipt voor Salome, en met verbluffende accuratesse in de rapste passages.

Wellicht bewust nonchalant tierde bas Krešimir Stražanac lustig in zijn openingsaria, de hoogmoed van Herodes onderstrepend. Zijn karakter ontwikkelt zich het meest, wat zich vooral manifesteert in de duetten. Na een eendrachtig machtsvertoon met Salome drijft haar fatale verzoek stiefvader en dochter uiteen. In hun tweede duet gaven beide zangers treffend vorm aan Stradella’s duistere en tastende noten, gevolgd door een onheilszwangere orkestrale echo.

Het Collegium 1704. (© Petra Hajská 2015)

Salome en Johannes lijken elkaar juist te naderen dankzij twee verwante langzame aria’s. Hun effect maakt geheel geloofwaardig dat op Stradella afgestuurde huurmoordenaars berouwvol afdropen na het horen van diens hemelse muziek. Helaas is dit als fabel ontmaskerd… Slechts begeleid door het concertino omhelsde Dumaux met vederzachte stem zijn lot. Het lijkt een vroege da capovorm, maar de componist schreef zelf de subtiele variaties. De twee soloviolen treurden elk op eigen wijze mee.

Salome buit in haar hypnotiserende aria niet Herodes’ hitsigheid uit, maar wil zich, feitelijk perverser, diens medelijden voor Johannes toe-eigenen. ‘Ik verlang alleen een beetje genade’, huichelt ze. Nog meer dan met de aria overtuigde Giulia Semenzato me in het voorafgaande recitatief, bijvoorbeeld hoe ze in de lange legatofrase op ‘discolora’ alle warmte uit haar stem liet wegvloeien.

Christophe Dumaux, vaak door de ‘pure’ harp begeleid, gaf in een even fraai uitgesponnen arioso bijna de geest, maar trof zijn vijandin in een furieus duet. Identieke frasen wierpen ze elkaar voor de voeten, zij begerig naar wraak, hij naar verlossing. Spatgelijke continuoaccenten beklemtoonden vervolgens Salome’s triomfuitroepen. Een iets zwakke laagte laat zich verklaren doordat Semenzato (gelukkig!) niet het letterlijk bovennatuurlijke stembereik van de oorspronkelijke castraatvertolker heeft.

Krešimir Stražanac, soms te kwistig met versieringen, benutte de vrijheid van barokmuziek optimaal in zijn laatste recitatief. Met bijna zwalkende rauwe stem en een triller als een angstbeving belichtte hij hoe wroeging Herodes bevangt. Het haast modern abrupte slot met een vraagteken in zowel tekst als muziek deed mij vurig verlangen naar toekomstige Matinees gevuld met Stradella’s inventiviteit.

Vorig artikel

Sopraan Mirella Freni (84) overleden

Volgend artikel

Cité de l’Opera: Mirella, Elīna en Valery

De auteur

Martin Toet

Martin Toet