Recensies

Van Wanroij ster in opname Jephté

Een recente opname van de opera Jephté bestendigt sopraan Judith van Wanroij’s terechte faam in het Franse barokrepertoire. Met een moederrol boort ze in Montéclairs verwaarloosde meesterwerk nieuwe dramatische lagen aan in haar stem. Ook haar zangcollega’s en het Hongaarse Orfeo Orchestra onder György Vashegyi hebben de Franse slag geheel te pakken.

Rameau’s Hippolyte et Aricie luidde in 1733 een nieuw tijdperk in voor de Franse opera, na decennia dominantie van Lully en zijn nabootsers. Zo luidt de gangbare wijsheid, maar een jaar eerder toonde Michel Pignolet de Montéclair (1667-1737) zich al een groot innovator, vooral op het terrein van orkestrale timbres. Zijn enige tragédie-lyrique Jephté verraadt dertig jaar ervaring als orkestlid van de Parijse Opéra en bleek met meer dan honderd opvoeringen tussen 1732 en 1761 een waar kassucces.

Eén van de weinige criticasters was Voltaire, mogelijk kinnesinne omdat Samsom, zijn collaboratie met Rameau, nooit het podium bereikte. Zo bleef Jephté de enige Bijbelse Franse opera in de gehele zeventiende en achttiende eeuw. Het verhaal, verwant aan Mozarts Idomeneo, zullen velen zich heugen van Händels Jephta, dat De Nationale Opera in 2016 produceerde. De gelijknamige legerleider belooft God om in ruil voor een overwinning de eerste de beste op zijn pad te offeren. Dan komt zijn dochter hem dartel tegemoet…

Een vleugje chauvinisme is me niet vreemd, maar Judith van Wanroij dankt haar sterke profiel in deze uitgave ook aan het feit dat Montéclair en librettist Pellegrin de moeder, hier Almasie geheten, het meest expressieve materiaal gaven. Al in de proloog treedt de Nederlandse op de voorgrond door als La Verité feestvierende Olympische goden stevig de waarheid te zeggen. Dit baant de weg voor een indringend drama, goeddeels vrij van de frivole franje die Franse barokopera doorgaans kenmerkt.

Hoewel dramatisch niet cruciaal, is Almasie vaak aanwezig, zeker in deze derde van Montéclairs drie versies. Suggestief in angstvisioenen of troostrijk in duetten met dochter Iphise, steeds paart Van Wanroij de vormelijke Franse finesse aan doorleefde emoties. Zelfs stemschoonheid durft ze te offeren aan het portret van de als tijgerin vechtende moeder. Dit lef past geheel in de tekstgerichte traditie die de meer zoetgevooisd ingestelde Italianen destijds misprijzend ‘urlo francese’ noemden.

Bariton Tassis Christoyannis, recent bejubeld voor zijn Reynaldo Hahn-vertolkingen, is een innerlijk gekwelde titelheld. Met de subtiel maar gedreven dirigerende György Vashegyi geeft hij de fatale eed een lading van mysterieus ontzag. Tenor Zachary Wilder komt een heel eind in de lastige mix van elegantie en machismo als vijand Ammon, tevens geheime geliefde van Iphise. Behalve zoete afleiding biedt deze intrige via Iphise’s berouw ook een excuus voor het niet-Bijbelse happy end.

Met warme sopraanstem, wellicht iets te rijp voor de prille Iphise, creëert Chantal Santon Jeffery oases van berustende noblesse, beeldschoon ondersteund door verrassend gecombineerde houtblazers in het Orfeo Orchestra. Rameau was geen vriend van zijn collega-componist, maar gaf later schoorvoetend toe veel van diens instrumentatiehoogstandjes te hebben opgestoken.

De autoritaire hogepriester van Thomas Dolié en het karaktervolle Purcell Choir dragen bij aan het succes. Na William Christie’s vastlegging in 1992 van de oerversie vindt deze uitgave van Montéclairs gestroomlijnde laatste woord in kraakheldere opnamekwaliteit ongetwijfeld nieuwe bewonderaars.

In de cd-pijplijn zit nog Phèdre, een opera van Gluck-concurrent Jean-Baptiste Lemoyne, met ditzelfde orkest en Van Wanroij als de complexe mythologische titelfiguur. Dat belooft wat!

Vorig artikel

Bruid te koop! verplaatst naar het najaar

Volgend artikel

Nominaties GrachtenfestivalPrijs bekend

De auteur

Martin Toet

Martin Toet