Recensies

Grachtenfestival speelt mierzoete barokopera

Georganiseerd met alle nodige voorzorgsmaatregelen kregen we donderdagavond in de Melkweg een indruk van hoe opera dit jaar zou kunnen werken. Het Grachtenfestival bracht La gara delle grazie van Gian Francesco de Majo (1732-1770). Een wereldpremière volgens de producenten.

Scène uit La gara delle grazie. (© Peter ’t Hart)

La gara delle grazie kent drie rollen, de zogenoemde Gratiën: Euphrosyne, Aglaea en Thalia. Heel duidelijk betreft het een gelegenheidscompositie: een beroemd en gerespecteerd echtpaar heeft het ouderschap ontvangen en hun wordt bij monde van de Gratiën alle goeds toegewenst. Daarbij gaat het in het libretto ongeveer de helft van de keren om een meisje en de andere helft om een jongen, een aanwijzing dat het stuk een aantal keer gerecycled is (wat niet wegneemt dat het best de wereldpremière kan zijn van de laatste pakweg honderd jaar.)

De handeling is minimaal. Dat is lastig voor een moderne productie. De baby wordt een aantal keer opgetild en direct weer teruggelegd. Veel meer hebben de dames niet te doen. Bovendien blijkt aan het eind dat we nog altijd in de hemel zijn, de godinnen zijn nog niet afgedaald en de baby moet nog worden bezocht. Waardoor de regie nóg soberder had gemoeten, maar goed.

De rek is er wel een beetje uit na een uur. Wat wel werkt: het mierzoete van deze opera. Iedere Gratie komt met de liefste woorden en de bevalligste gebaren en dat is goed overgenomen. De kostuums en pruiken zijn bovendien mooi. Maar zo spannend dat het echt een gara, een wedstrijd, wordt, is het helaas niet. Het is (conform libretto) slechts een vriendelijke afwisseling van de drie zusters.

De structuur is heel traditioneel. Euphrosyne zingt in een aria dat de drie Gratiën een belangrijke taak moeten uitvoeren. Vervolgens zingen de drie afwisselend een aria met ieder hun gelukwens. Als ‘uitstapje’ volgt een duet en tot slot klinkt een kort, krachtig terzet (of koor als u wilt). En tussendoor zijn er steeds recitatieven. Deze structuur wordt goed ondersteund door het lichtplan, waarbij er bij iedere overgang ook een overgang is in de belichting.

Sierlijk

Interessant is dat Euphrosyne, die staat voor vreugde en vrolijkheid, in haar gelukwens (recitatief) juist kennis en wetenschap wenst. Een blijk van een streng conservatieve achtergrond van het ouderpaar. In de voorgaande aria van Thalia wordt gezegd dat de baby hopelijk het lokken van geluk en plezier kan weerstaan. En in de aria van Euphrosyne wordt gewenst dat het volk geluk zal vinden als gevolg van vrede en deugd. Ieder vermoeden van liederlijke vrolijkheid wordt nauwkeurig vermeden. Ook al roept Aglaea in haar aria wel op vertrouwde wijze op om niet al te streng te zijn en het kind bij het opgroeien vooral de ruimte te geven. Ook interessant is dat de baby niet thuis geboren is, maar in het buitenland, en men is bij de uitvoering nog altijd niet thuis, zo blijkt uit de aria van Euphrosyne.

De muziek (duidelijk barok) is licht en kent enkele mooie fraseringen en coloraturen. Hoewel bijna nergens origineel en verrassend zijn bijvoorbeeld de coloraturen wel zeer sierlijk van aard. Heel leuk is het lachen van de bries in het metaforische avontuurlijke schip dat Aglaea verbeeldt in haar aria. Zulke speelse en stralende muziek is een heerlijk begin van het alternatieve operaseizoen dat ons in crisistijd te wachten zal staan.

In de ouverture doet Majo’s opera zelfs aan Mozart denken. De driedelige ouverture is energiek en kent enkele gekscherende voorslagen, zoals Mozart die ook had kunnen schrijven. Das Neue Mannheimer Orchester speelt met veel plezier en evenveel precisie, muzikaal geleid door klavecinist Anders Muskens. Ongelofelijk hoe ze met de onderlinge afstand (de blazers zitten hoger dan de strijkers en het klavecimbel) toch zo uitstekend gelijk kunnen spelen.

Allerlei lieftalligheid

De drie dames zijn prima gecast: Josefin Bölz als Euphrosyne, Noelle Drost als Aglaea en Mara Kosiishi als Thalia. Ze passen goed bij het lichte repertoire. Daarbij zingt vooral Bölz heel stralend, al is het wel prettig om wat meer aarding te horen, zoals Drost en Kosiishi dat iets beter toepassen. Maar uiteindelijk blijft het licht repertoire en is het gissen hoe de dames zouden klinken in zwaardere opera. Hun stemmen mengen prachtig in de samenzang (wellicht subtiel versterkt?).

Een uur met uiteenlopende gelukwensen en allerlei lieftalligheid: zo mag deze opera wel samengevat worden. Het is een wat lang, maar mierzoet begin van het seizoen.

Vorig artikel

Opera in de media: week 34 van 2020

Volgend artikel

Fotoreportage: Aylin Sezer in The Other

De auteur

Peter 't Hart

Peter 't Hart

Peter 't Hart reist stad en land af voor opera. Met een literatuurachtergrond intrigeren de verhalen hem enorm. Sinds 2013 zingt hij zelf ook (tenor).