Vroege Verdi’s: Un giorno di regno uit Parma
In een achtdelige serie besteedt Peter Franken aandacht aan evenzovele minder bekende opera’s van Giuseppe Verdi uit de periode 1839-1849. In de tweede aflevering: Un giorno di regno, opgenomen in het Teatro Regio di Parma.
Na het succes van Oberto ontving Verdi een opdracht van de Scala voor een komische opera. Hij kreeg een bestaand libretto aangeleverd over een edelman die zich tijdelijk moet voordoen als koning Stanislas van Polen, zodat de echte Stanislas veilig naar zijn land kan terugreizen om daar tot koning te worden gekozen door de Diet. We hebben dus feitelijk te maken met een simulant en een pretendent. De simulant gaat geheel op in zijn rol en begint over zijn gastheer, de baron van Kelbar ergens in Bretagne, en diens entourage te regeren alsof zijn macht reëel is en zijn beloften enige waarde hebben.
Een extra complicerende factor is de markiezin van Poggio, de (vroegere?) verloofde van de zogenaamde Stanislas, die nog steeds op hem verliefd is en maar niet kan begrijpen dat de man van haar keuze voorgeeft haar niet te kennen.
Op zich is dit genoeg materiaal voor een amusante opera; er zijn minstens zo armzalige libretti bekend die het succes van het voltooide werk niet in de weg hebben gestaan. Denk bijvoorbeeld aan Rossini’s Le comte Ory en Donizetti’s Don Pasquale. Het is wel enigszins oubollig natuurlijk. Zelfs in 1840 was het toch wel een beetje uit de tijd.
Muzikaal doet de componist hier een grote stap terug. Waar ik in zijn Oberto een echte Verdi meende te horen, zij het met rossiniaanse invloeden en wellicht ook wel een beetje Donizetti, zijn de rollen hier volledig omgedraaid. Un giorno di regno klinkt als een opera van Rossini, waarin we moeten wachten tot de markiezin diep in de tweede akte met haar aria ‘Ma voi tacete’ iets laat horen dat met enige goede wil aan Verdi doet denken.
Muzikaal is het allemaal nogal eenvoudig. Veel unisonozang van de protagonisten, zelfs regelmatig met een compleet koor van bedienend personeel erbij. Het koppeltje Giulietta en Eduardo zorgt voor extra verwikkelingen (er moet immers te allen tijde een dubbele bruiloft worden gevierd aan het einde van zo’n stuk) en valt muzikaal gezien volledig in de Rossini-Donizetti-groef. Die twee zorgen voor de hoge noten in het geheel.
De cast kwijt zich voorbeeldig van zijn taak om een zo goed mogelijke uitvoering van dit werk te geven, speciaal bedoeld om geen lacune te laten vallen in het project om alle Verdi’s op het toneel te brengen en op dvd uit te brengen ter gelegenheid van zijn tweehonderdste geboortejaar. De aandacht gaat vooral uit naar de prima donna Anna Catarina Antonacci, die het toneel in bezit neemt zodra ze verschijnt. Haar zang is uitstekend, maar wat ze extra inbrengt, is een onverwacht talent voor komisch acteren.
Guido Loconsolo geeft een aardige vertolking van ‘Stanislas’ en krijgt goed tegenspel van Andrea Porta als de baron van Kelbar. Alessandra Marianelli is een prima zingende, doortastende Giulietta, die door roeien en ruiten gaat om met Eduardo te kunnen trouwen in plaats van met diens gefortuneerde oom. Neef en oom komen voor rekening van respectievelijk Ivan Magri en Paolo Bordogna.
De regie was toevertrouwd aan Pier Luigi Pizzi en dat was een wijs besluit. Hij heeft het gehele project op zich genomen: regie, decors en kostuums, waardoor een consistent geheel is ontstaan. Pizzi staat bijna garant voor stijlvolle ensceneringen en hij doet zijn naam eer aan. Het koor en orkest zijn van het Teatro Regio di Parma en Donato Renzetti heeft de muzikale leiding.
Flop
De première van Un giorno di regno op 5 september 1840 bij de Scala was een flop. Het werk werd direct van het tableau gehaald. In dat opzicht komt het begin van Verdi’s carrière als operacomponist aardig overeen met dat van zijn tijdgenoot Wagner. Diens eersteling Die Feen is al herkenbaar als een echte Wagner. Maar Das Liebesverbot is, in de woorden van Nike Wagner, die ik daarnaar vroeg tijdens het Wagnercongres in Amsterdam, een ‘perfecte Lortzing’. Ook die opera kwam niet verder dan de première.
Verdi was zo aangeslagen door de mislukking, die hij kort na de dood van zijn vrouw en twee kinderen te verwerken kreeg, dat hij nooit meer wilde componeren. Gelukkig veranderde hij later van gedachten en schreef hij Nabucco. Met deze derde opera werd zijn naam blijvend gevestigd. Mijn recensie van de recente première bij De Nationale Opera verscheen eerder op Place de l’Opera.
Nabucco werd gevolgd door een tweede ‘kooropera’ I Lombardi, waarmee Verdi zijn reputatie verstevigde. Lees meer in mijn recensie van de uitvoering in 2013 door het Amsterdam Operakoor met Annemarie Kremer als Giselda. Zodoende kunnen we in deze serie direct door naar Verdi’s vijfde opera: Ernani.