Wu dirigeert Brahms met waardige expressiviteit
Met een waardige, expressieve directie van Ein deutsches Requiem van Johannes Brahms sloot Ching-Lien Wu donderdag haar periode als artistiek leider van het Koor van De Nationale Opera af.
Hoe vaak zal Ching-Lie Wu als koordirigent te zien zijn geweest op het podium bij De Nationale Opera? Ik herinner mij alleen dat zij in de enscenering van Cavalleria rusticana een koortje op de achtergrond dirigeerde. Verder bleef haar taak onzichtbaar als zij in de koorzaal van Nationale Opera & Ballet werkte aan de voorbereiding van koordelen in de geprogrammeerde opera’s. Waar zij tot het gaatje ging, zoals één van de leden van het operakoor in een interview met Place de l’Opera onthulde.
Na een première kwam zij uit de coulissen aangelopen (wie is die vrouw, zal menigeen gedacht hebben), ging vlak voor het koor staan, spreidde de armen gracieus en boog mee met het koraal ensemble om het applaus in ontvangst te nemen.
Precies zo gedecideerd kwam Ching-Lie Wu donderdagavond aanlopen, maar nu aan het begin van een livestream in het Amsterdams Concertgebouw, waar ze met haar koor Ein deutsches Requiem van Johannes Brahms uitvoerde. Merkwaardig genoeg zoomde de camera in op de naam BERLIOZ in het cartouche op het balkon van de zaal.
Eindelijk kregen we Ching-Lien Wu te zien als dirigent op een cruciaal moment in haar geheime leven als koordirigent in gerenommeerde operahuizen. In Amsterdam ging zij vanaf september 2014 aan de slag, zowel figuurlijk als letterlijk. In de streaming van het concert was haar slag nu te zien. Voor het laatst, want zij verruilt Amsterdam – na zeven succesvolle seizoenen – voor Parijs. Daar wordt zij de eerste vrouw die in de 350-jarige geschiedenis van de Opéra de Paris het koor gaat leiden, een gebeurtenis die stevig wordt aangestipt in de Franse media. Zij krijgt er te maken met een nieuwe chef-dirigent, Gustavo Dudamel.
Hooglied van hoop
Gracieus, als slangen bewogen haar armen, in kleine gebaren, soms met gebalde vuisten om accenten aan te geven. Een slagtechniek meer gebaseerd op expressiviteit dan helderheid in tacteren. Niet makkelijk te volgen voor een buitenstaander, maar blijkbaar gesneden koek voor het zingende ensemble, dat met grote intensiteit van klank en helderheid in uitspraak de visioenen over leven en dood vertolkte die Brahms in zeven delen vatte.
DNO-intendante Sophie de Lint betitelde in haar inleidende woord het werk als ‘Hooglied van hoop’. Een passende toevoeging aan Brahms’ eigen karakterisering van ‘een menselijk requiem’. Ook een waardig requiem, in de zeer gedragen stijl waarmee Ching-Lie Wu het eerste deel ‘Selig sind, die da Leid tragen’ leidde. Een sombere melodie, opstijgend vanuit de begintoon f. Dezelfde toon, maar dan een octaaf hoger, waar het laatste deel op begint, eveneens op het woord ‘selig’, maar dan met een feestelijk karakter. ‘Feierlich’ noteerde Brahms erbij, en Ching-Lien Wu maakte er ‘zeer plechtig’ van. Ze sloot zo op waardige wijze haar Amsterdamse carrière af.
Echt concertkoor
Het was spannend om voor de vierde keer het DNO-koor als concertkoor te ervaren. Eerst het prachtige a-capellaprogramma met een selectie uit vierhonderd jaar repertoire, toen de gloedvolle Petite messe solennelle van Rossini (beide keren op het operapodium) en daarna het vrouwenkoor samen met het Nederlands Philharmonisch Orkest in Sirènes van Debussy op het podium van het Concertgebouw.
In de samenstelling voor Brahms zag ik veel andere gezichten in het koor dan tijdens de drie voorgaande keren. Het ensemble klonk met raffinement in zowel de meer lyrische onderdelen als de met dramatische kracht gevulde passages. Met een wonderschone, onthechte klank werd het ‘selig’-gevoel uitgedrukt in het laatste deel. Een echt concertkoor.
Om de focus te leggen op het koorwerk, was gekozen voor de versie die Brahms later maakte voor koor, twee vleugels en drie pauken. Twee medewerkers van DNO, Ad Broeksteeg en Klaas-Jan de Groot, beiden assistent-koordirigent, speelden de stevige pianopartijen en hielden de zwaaiende slangenarmen van dirigent Wu nauwlettend in de gaten. Theun van Nieuwburg (eerste paukenist bij het Nederlands Philharmonisch Orkest) liet even subtiel als indrukwekkend de sfeerbepalende pauken klinken in de dodenmars van het lugubere tweede deel.
Twee solisten vlocht Brahms in zijn door koor gedomineerde werkstuk. De Britse bariton Huw Montague Rendall zong met overtuigende uitdrukking en met een karaktervolle klank het ‘Herr, lehre doch mich’. Voor sopraan voegde Brahms in een laatste bewerking haar enige solo toe, het melancholieke ‘Ihr habt nun Traurigkeit’, als eerbetoon aan zijn overleden moeder. Een hartroerende passage in samenspraak met het koor, waar de Roemeense sopraan Adela Zaharia glansvol boven uitstak.
Immense afstand
In een interview met Ching-Lien Wu een jaar na haar entree zei zij over haar werk met het DNO-koor: ‘Waar het voor ons allemaal om draait, is het publiek te raken. Daar doen we het voor. Dat is helemaal niet zo makkelijk, want de afstand tussen het koor en het publiek is hier letterlijk groot. We kunnen het allemaal voelen, maar als de emotie er niet uitkomt en niet ver genoeg reikt, dan bereiken we het publiek niet.’ De afstand tot het publiek was in dit requiem immens, want de Concertgebouwzaal was coronaleeg, maar uitstraling in het beeldscherm en de koptelefoon kunnen als zeer geslaagd worden aangemerkt.
Op zaterdagavond 24 april wordt de stream nogmaals uitgezonden. Voor liefhebbers van Brahms biedt het Nederlands Philharmonisch Orkest op 29 april een stream van een avondvullend concert met als hartstuk het concert voor viool en cello van Brahms. Daaromheen een orkestwerk van de succesvolle Nederlandse componiste Mathilde Wantenaar en het befaamde Tod und Verklärung van Richard Strauss.