Recensies

Heerlijke Joyce luidt rooskleuriger tijden in

Na maanden stilte was de heropening van het Concertgebouw op 11 juni historisch te noemen. Reden voor de concertzaal om een 1888-ambiance te herscheppen, gelukkig zonder het destijds gangbare geroezemoes in de zaal. Met knipogen, inzichten en bovenal haar geweldige stem bezorgde wereldster Joyce DiDonato het aandachtige publiek een memorabel uurtje.

Joyce DiDonato en Craig Terry genoten zichtbaar van de kans weer voor publiek op te treden. (© Eduardus Lee)

‘Welcome back!’ Met een vuist in de lucht groette Joyce DiDonato haar gasten aan de bistrotafeltjes met kaarsjes. De kunst haar toehoorders geheel in te pakken maakte de topmezzo een droomaffiche voor de heropening van het Concertgebouw. Van haar originele Amsterdamse plannen dit jaar restte slechts Duke Ellingtons ‘Solitude’, maar vrijwel het hele program raakte aan ons nu goeddeels geweken isolement. Of beter gezegd, het niet per definitie negatieve gevoel op jezelf teruggeworpen te zijn.

Als ‘voorgift’ klonk Schuberts ‘An die Musik’, een ode aan wat ons liefhebbers verbindt en naar ‘betere werelden’ vervoert. In een Grote Zaal met slechts 250 bezoekers leek DiDonato de akoestiek even te moeten aftasten, maar in Arianna a Naxos bereikte ze met pianist Craig Terry een goede balans. Toch overheerste het grote gebaar in deze klaviercantate, die Haydn in 1789 voor een privésalon schreef.

Subtiliteiten uitten zich vooral in de voorboden van Ariadnes lot in het eerste recitatief en aria. De loomheid en het verlangen van de nog onwetende prinses kruidde DiDonato op sleutelwoorden met typerend gespannen, maar dramatisch o zo effectief stemgebruik. Een laatste ‘waar ben je?’ als wanhopige hartenkreet en een droevige stemkleuring vertelden feitelijk al het complete verhaal.

Levensecht voltrok zich de emotionele achtbaan van het besef dat geliefde Theseus haar inderdaad op een eiland had gedumpt. De Amerikaanse mezzo besloot dit recitatief met een wonderschoon diminuendo, alsof Ariadne haar laatste adem al uitblies. Na een even ingetogen opening van de slotaria gingen in de presto-sectie alle riemen los. Een gevoelvol ornament op ‘chi tanto amai’ (die ik zo beminde) accentueerde dat de ongelukkige haar razernij vooral tot de hemelgoden richt.

Lakmoesproef

Openhartig vertelde de zangeres dat ze in de coronatijd aanvankelijk niet taalde naar muziek. Van filosofische verstilling terug naar de piano voerde haar het natuurbesef in Mahler, een componist die ze als ‘not for me’ altijd op afstand had gehouden. ‘Ich atmet’ einen linden Duft’ toonde wat onzekere intonatie, maar fraai, hoewel niet rimpelloos legato. In het meer extraverte ‘Liebst du um Schönheit’ trof me in de frase ‘o ja, mich liebe!’ de suggestie van spontaniteit die de allergrootsten kenmerkt.

Terug naar 1888: gasten aan bistrotafeltjes met kaarsjes en een drankje. (© Eduardus Lee)

‘Ich bin der Welt abhanden gekommen’ is een ware lakmoesproef voor Mahler-vertolkers. Craig Terry bespeelde zijn vleugel wellicht te veel met beide voeten op de grond, maar DiDonato’s persoonlijke betrokkenheid bij deze spirituele retraite garandeerde een diep ontroerende voordracht. Ze brak zelf de stilte die ze had geïnspireerd (de tijd drong immers…) met de aankondiging van iets totaal anders.

Het lot beroofde Cleopatra van macht en minnaar, maar de achttiende-eeuwse componist Hasse liet haar in ‘Morte col fiero aspetto’ hooghartig de zelfgekozen dood ingaan. Stemschoonheid en accuratesse offerde DiDonato deels op aan een totaal overdreven performance, compleet met valse lachjes en hitsige blikken. Ze ís ontegenzeggelijk een diva, maar kan zichzelf ook verrukkelijk op de hak nemen.

Lijflied

Met eigen bewerkingen van Duke Ellington en Édith Piaf kwam Craig Terry, DiDonato’s arrangeur op haar succesvolle cd Songplay, volledig in zijn element. Ook de sfeervol verlichte Grote Zaal oogde plots als een nachtclub tijdens de jazzklassieker ‘In my Solitude’. Het operavibrato bleef achterwege in een relaxte en ongekunstelde vertolking, die als een rookwolkje vervloog.

De zwart-roze robe en het dito bloemstuk hadden al gezinspeeld op ‘La vie en rose’, een optimistisch liefdeslied waar dankzij Piafs tragische levensloop toch eenzaamheid aan kleeft. De mezzo onthield zich wijselijk van imitatie in haar elegante alternatief voor de rauwe levenslust van de Française. Een kortstondige overgang naar het Engels viel samen met een swingende improvisatie van Craig Terry, zichtbaar genietend van zijn Concertgebouw-debuut.

‘Ik zal sneller zingen!’ grapte DiDonato, want de reprise diezelfde avond liet weinig ruimte voor toegiften. Tussen woorden van dank en bemoediging richting het publiek dolde ze met haar partner in Irving Berlins ‘I Love a Piano’ en vond bij vlagen een verrassende onbevangenheid in ‘Over the Rainbow’, praktisch haar lijflied. ‘Wat een heerlijke avond’, zei een bezoekster op de stoep tegen een glunderende suppoost. Het wachten lijkt voor hem en voor ons nu echt voorbij.

Vorig artikel

Opera in de media: week 24 van 2021

Volgend artikel

Zomer en Roobol op tournee

De auteur

Martin Toet

Martin Toet