Recensies

Haydns oorlogsmis als liturgie van het leven

Twee dagen na de succesvolle seizoensopening met Der Zwerg onderstreepte De Nationale Opera op maandag 6 september dat het seizoen echt weer begonnen is. Te horen was de Missa in tempore belli van Joseph Haydn. Getheatraliseerd en voorzien van technomuziek, maar toch vooral vanwege Haydn de moeite waard.

Babora Horáková ontwierp een stellage met boven het Koor van DNO en een verdieping lager een forse regeltafel met componist/geluidskunstenaar Janiv Oron. (© Bart Grietens)

De opdeling van de seizoensstart in twee delen was nodig omdat De Nationale Opera onder de nog heersende beperkingen voorstellingen zonder pauze aanbiedt en dus kiest voor eenakters. Zemlinsky’s opera vult met bijna anderhalf uur een flink deel van de avond. Bij de mis van Haydn stonden we met een goed uur alweer buiten. Ook bij deze tweede première geen drankje of hapje voor of na. Corona heeft het beleven van cultuur tot de essentie teruggebracht: de voorstelling sec.

Zat bij Der Zwerg het enorme orkest noodgedwongen op het toneel om te voldoen aan de eis van anderhalve meter afstand tussen de musici, bij de mis paste het Nederlands Philharmonisch Orkest in de orkestbak met een kleinere bezetting in de strijkersgroepen. Haydn benutte bovendien minder blazers.

De vier solisten in het ‘Kyrie eleison’. (© Bart Grietens)

Het hele toneel was dus beschikbaar voor een enscenering die omschreven kan worden als een liturgie van het leven. Weliswaar kreeg de compositie de naam mee van ‘Mis in tijd van oorlog’ (tijdens de eerste uitvoering in 1796 te Wenen was daar sprake van), maar door het overwegend gebruik van de toonsoort C groot en de vitaliteit in de compositie straalt er een positief en hoopvol gevoel uit dit werk.

Tegen de achterwand was een stellage gebouwd van twee witte verdiepingen, ontworpen door Barbora Horáková, die tevens de regie voerde. Op de bovenste etage nam het Koor van DNO plaats. Gekleed in lange witte gewaden oogden de koristen als engelen die in de hoge hemel God lof toezingen. Vooral het ‘Gloria in excelsis Deo’ maakte op mij bijzondere indruk.

Dirigent Lorenzo Viotti moest wel de armen uit zijn lijf zwaaien om de afstand tussen hem en het koor te overbruggen. Meteen in het openingsdeel ‘Kyrie eleison’ leek de zang te gaan derailleren. Het meest heikel bleek de dubbelfuga in het ‘Et vitam venturi saeculi’, het slot van het ‘Credo’. Met grote, gemarkeerde gebaren hield Viotti de boel toch bij elkaar. Chapeau! Ook voor het koor, dat vitaal en met rijke expressie de prachtige koordelen uitvoerde.

Technomuziek

Een verdieping lager zat achter een forse regeltafel de componist/geluidskunstenaar Janiv Oron. Hij leek op een priester die aan het altaar de liturgie leidt. Hij vulde tussen de misdelen, en op enkele plaatsen ook binnen een deel, het werk van Haydn aan met klankvelden: schrille kreten, lange, golvende donkere tonen en ritmische pulsen, met een onderlaag van dreunende boem-boem-boemeffecten uit een drumcomputer. Oron had deze toevoegingen ontwikkeld in overleg met dirigent Viotti, die een fan is van dit soort technomuziek. Ik beslist niet.

De eigentijdse tussenwerpsels vallen te vergelijken met de gesproken gedeeltes van lezingen en gebeden tijdens een klassieke Romeinse liturgie. De gezangen van een miscompositie zoals van Haydn zijn niet bedoeld om achter elkaar te worden uitgevoerd. In de presentatie van DNO schakelden de geledingen mooi aan elkaar en bleef de aandacht voor Haydns meesterwerk gespannen.

Negen dansers van Het Nationale Ballet beeldden de liturgie van het leven uit. (© Bart Grietens)

De liturgie van het leven werd tijdens de klanken van Oron op het grote witte toneel uitgebeeld in gedanste scènes door een negental leden van Het Nationale Ballet. In zijn choreografie liet Juanjo Arqués allerlei activiteiten uitbeelden, zoals fietsen (in mooi tegenlicht), hardlopen, vrijen, ronddansen.

De duur van het leven werd letterlijk vertolkt door twee figuranten. Een jongetje sprong met een speeltrommeltje de bühne op aan het begin van het ‘Kyrie’ en huppelde zo’n beetje door alle scènes heen. En een oude man versjouwde als een Sisyphus rotsblokken en ging steeds krommer lopen. Nogal simplistisch. De solisten vertolkten ondertussen scènes uit het leven van mensen die door regisseur Horáková waren geïnterviewd. Wat er precies aan de hand was, werd mij niet duidelijk.

Paukenisten

In de orkestbak bloeiden de schoonheden van de compositie als bonte bloemenvelden. Een hoogtepunt vormde het teder gezongen ‘Et incarnatus est’, omspeeld met een solo voor klarinet, geblazen door Leon Bosch, een musicus die vanaf het begin van het NedPhO meespeelt. Ook zijn collega hoboïst Toon Durville viel op, net als in solopassages tijdens Der Zwerg. Fraai waren de strijkers in de lyrische delen, en in de fors aangezette, ritmische en strijdlustige passages, zoals in het ‘Et ressurexit tertia die’. De lekker schetterende trompetten en de roffels van paukenist Theun van Nieuwburg vormden de gouden randen aan het orkestspel.

Bijzonder en verrassend was het gevecht tussen paukenist Van Nieuwburg aan de ene kant van de orkestbak en de toegevoegde paukenist Marc Aixa Siurana aan de andere kant. Een dubbelsolo gemaakt door Janiv Oron tussen het ‘Benedictus’ en het ‘Agnus Dei’. De oorlog als paukenisten battle. Wat een vondst.

Voor de vier solisten schreef Haydn wonderbaarlijk mooie solopassages. Als kwartet blonken de Amerikaanse sopraan Janai Brugger, de Britse mezzo Polly Leech, de Chinese tenor Mingjie Lei en de Duitse bariton Johannes Kammler uit in het ‘Benedictus’. Zo’n mooie compositie en zo intens gezongen dat er slechts de verzuchting bij past: Heerlijk. Hemels. Haydn.

Missa in tempore belli is tot en met 21 september nog drie keer te zien. Zie voor meer informatie onze opera-agenda.

Vorig artikel

In de zalen: Peter Grimes, Fedora, Weill

Volgend artikel

Royal Opera presenteert bioscoopseizoen 2021/2022

De auteur

Franz Straatman

Franz Straatman