Kijvende sopranen stelen de show
Het verrast hoe de coronaperikelen leiden tot creatieve oplossingen. Het Orkest van de Achttiende Eeuw zette het plan voor een complete Zauberflöte om in een spectacle coupé van aria’s uit Mozarts sprookjesopera gecombineerd met scènes uit het Singspiel Der Schauspieldirektor. Al naar gelang de omstandigheden in te korten of uit te breiden tot een volle avond, zoals dinsdag in het Amsterdams Concertgebouw.
Geen Herr Direktor maar een Frau Direktorin zat op het podium achter een lessenaar. Een even kordate als strenge impresario in haar oordelen over de zangers en zangeressen die auditie kwamen doen voor een productie van het Orkest van de Achttiende Eeuw.
Niemand minder dan sopraan Roberta Alexander speelde de rol met verve. Haar uitroep ‘next’ om de kandidaten op te roepen schalde door de zaal. Het was vrijwel het enige verstaanbare van de gesproken teksten die de voorstelling lardeerden naar het voorbeeld van het libretto van Der Schauspieldirektor. De Grote Zaal van het Concertgebouw is al niet meewerkend voor spreekstemmen en aangezien de geluidsversterking zwak was, viel de lol van de commentaren weg.
Juweeltjes
Tijdens de ‘auditie’ vóór de pauze werd de toehoorders een mooie selectie uit Die Zauberflöte voorgeschoteld, met natuurlijk de beroemde verzuchting van Tamino ‘Dies Bildnis ist bezauberend schön’ en het overbekende ‘Der Vogelfänger bin ich ja’. Ik neem aan dat de vele Mozartliefhebbers in de zaal deze onderdelen zonder meer herkenden, want een programmaboekje ontbrak bij de voorstelling, evenals boventiteling.
Die hadden we beslist nodig voor de vijf losse concertaria’s die ertussen gestrooid waren. Juweeltjes die je zelden hoort, zoals de aria ‘Per questa bella mano’, een bevallig basnummer gesecondeerd door een virtuoze contrabaspartij. Een werkstuk uit 1791 speciaal geschreven voor Franz Görl, die in de eerste Zauberflöte de rol van Sarastro zong, en voor de contrabassist in Mozarts orkest. Nu voorgedragen door Berend Eijkhout, wiens stem te klein bleek om de Grote Zaal te bezingen.
Dat euvel speelde ook andere zangers parten. Meteen in de eerste bijdrage zong tenor Jeroen de Vaal ‘Dies Bildnis’. Weliswaar met mooie stem, maar die verdronk in de ruimte. Gelukkig klonken de twee begeleidende klarinetten prachtig boven de zang uit.
De zaal was ook voor Jan Willem Schaafsma een maatje te groot. Als Monostatos begon hij aan ‘Alles fühlt der Liebe Freuden’, maar werd afgetikt door de Direktorin vanwege de ‘racistische’ tekst. Hij mocht terugkomen met een gekuiste versie!
In feite was bariton Henk Neven de enige man in het gezelschap met kracht en lef in de voordracht. Hij maakte van ‘Der Vogelfänger’ een leuk nummer en blies zelf de riedel op zijn panfluitje. In ‘Ein Mädchen oder Weibchen’ maakte hij Roberta Alexander het hof en knielde schalks aan haar voeten neer.
Topvrouwen
Maar dan de vrouwen in deze productie! Zowel Ilse Eerens met een subliem gezongen ‘Ach, ich liebte’ als Anne Sophie Petit met een lichtvoetige en spatzuivere kukel in ‘Der Hölle Rache’ en Katharine Dain in de wonderschoon gezongen aria ‘l’Amerò, sarò costante’ uit de opera Il rè pastore zorgden voor geweldige opwinding met hun grootse expressie en kloek geluid. Ze werden bovendien zorgvuldig begeleid door het pittig spelende orkest onder leiding van good-old Kenneth Montgomery.
De opkomst van Dain na de pauze was één van de weinige goede momenten in de mise-en-espace van regisseur Alexander Oliver. De sopraan, met partituur in een plastic boodschappen tas, was te laat op de auditie en zong dan maar zonder Direktorin voor zichzelf de liefdesklacht van Aminta. Gelukkig voor haar hoorde de binnenlopende impresario toch genoeg om ook haar een rol te geven in Der Schauspieldirektor, want dat was de bedoeling.
De fraaie ouverture van dit zelden uitgevoerde Singspiel (weinig muziek, veel gesproken teksten) had al geklonken als opmaat van de voorstelling. Na de pauze zorgde Mozarts Duitse orkestrale dans nummer 6 met zes verschillende trommels en bellen voor een daverende opmaat van een komische vertoning met de complete Schauspiel-muziek, zijnde een aria, een rondo, een terzet en een finale voor alle acht vocalisten, inclusief de meezingende Roberta Alexander.
Vooral de kijvende sopranen stalen de show, want de één wilde voor de ander niet onderdoen in hun rollen als Madame Herz (Katharine Dain) en Madame Silberklang (Anne Sophie Petit, inderdaad met zilveren klank). Met Ilse Eerens de sterren in dit ‘Gelegenheitsstück in tijden van Corona’ van Die Zauberdirektorin (dat was Roberta Alexander beslist) alias Die Schauspielflöte, alhoewel de echte fluit ontbrak.
Nog te beleven in Zwolle (16 oktober), Utrecht (17 oktober), Eindhoven (19 oktober) en Den Haag (20 oktober). Raadpleeg ook onze opera-agenda.