Recensies

René Jacobs biedt grenzeloos Telemann-genot

Hoewel minder reislustig dan collega Händel was Telemann een Europeaan in hart en nieren. Met René Jacobs op de bok raasde zijn drietalige stijlmelange-opera Orpheus als een trein door de NTR ZaterdagMatinee van 23 oktober. Gewaagde muzikale vrijheden en kwinkslagen in de semi-enscenering stonden pure ontroering niet in de weg.

René Jacobs. (© MolinaVisuals)

Vrijwel geen barokke operacomponist kon om Orpheus heen. Al hangt rond Georg Philipp Telemann nog altijd de reuk van matig bevlogen veelschrijver, zijn visie op de mythische zanger telt meerdere originele trekjes. Zo volgt hij (overigens net als later Haydn) de antieke bronnen, met een brute dood voor Orpheus. Aangezien ook de werkelijke hoofdfiguur Orasia het loodje legt, resteert bij het vallen van het doek een destijds ongewoon shakespeareaans slagveld.

We zijn amper bekend met Telemanns dozijnen deels verloren gegane opera’s. De eerste schreef hij al als twaalfjarige, uitgevoerd op de markt met zichzelf in alle rollen! René Jacobs is vanouds voorvechter van dit repertoire en 25 jaar na een baanbrekende opname gaf hij Die wunderbare Beständigkeit der Liebe oder Orpheus een Nederlandse première in het Concertgebouw.

Werd ons wachten beloond? Nou en of, behalve met grootse muzikale prestaties ook met een regieconcept van Benoît de Leersnyder en Jacobs zelf. In de bescheiden ruimte tussen de dirigent en het B’Rock Orchestra konden de met zorg gekozen solisten (de meesten Jacobs-veteranen) elkaar naar hartenlust omhelzen of naar het leven staan, uiteraard zonder bladmuziek. Steeds domineerde een speelse toets, hoewel in dit werk Eros minder tot exemplarische trouw dan tot wraakzucht inspireert.

Divarol

Orasia, koningin-weduwe van Thracië, zet vergeefs haar zinnen op Orpheus en bekokstooft de dood van Euridice. Na Orpheus’ vruchteloze hellevaart verwerpt hij Orasia’s avances nog feller. Zij beveelt haar priesteressen hem te verscheuren, maar haar woede slaat subiet om in wroeging en zelfmoord. In de onderwereld wil ze eeuwig verder stoken. Aan het uit Franse bron geadapteerde Duitse libretto voegde Telemann bestaande Franse en Italiaanse teksten toe, in passende muzikale jasjes gestoken. Het meertalige aspect was overigens niet uniek in de Duitse barokopera, nog altijd een ondergeschoven kindje in de huidige muziekpraktijk.

In 1726 was Orasia een prooi voor Margaretha Kayser, bijgenaamd Die Kayserin en behalve zangeres ook operadirectrice. Een ware divarol dus, en een fikse kluif voor de Oekraïense sopraan Kateryna Kasper. Haar in net afdoende staal gevatte lyriek trof zowel Orasia’s furie als breekbaarheid in de roos. Duitse en Italiaanse coloraturen trippelden sterker over Kaspers lippen dan de delicate Franse ornamenten. Maar haar betrokkenheid was totaal en incidentele haperingen droegen juist bij aan de portrettering.

Rare snijboon

De incompleet bewaarde partituur rechtvaardigde Jacobs’ kenmerkende ingrepen, zoals een nieuwe ouverture en allerhande orkestrale invoegingen, vaak gepaard aan slagwerk en dondermachine. Door enkele aria’s te schrappen en vele in te korten kreeg verveling geen schijn van kans. Dubieus echter hoe in Orpheus’ openingsduet Orasia de partij van vriend Eurimedes overnam. Dit verstoorde de kern van het werk: de tegenstelling tussen extravert hofleven vol intriges en schuldeloos herdersbestaan.

Orpheus is hier trouwens een rare snijboon: welke bruidegom zingt ‘eenzaamheid is mijn genoegen’? Telemann toonzette zijn liefdesuitingen vrij formeel, deels door het Italiaans. Krešimir Stražanac zong ze niettemin prachtig, al was de dictie niet altijd top.

De Kroaat speelde zijn hoogste troeven uit in de Duitstalige treuraria’s. Met een melancholieke waas rond zijn stoere bas-bariton, eventjes louter gedragen door pizzicato strijkers, leidde hij de toehoorders naar sferen van intense passiemuziek.

Minimaal bewegend middelpunt

Christian Immler (Pluto) toonde een meer gefocuste bas-bariton, maar gaf de barse hellevorst in diens grote aria zowaar een vleugje swing mee. De onderwereldakte, in een verduisterde Grote Zaal, kende de meeste ironie. In de protestantse handelsstad Hamburg vreesde men immers geen vagevuur en bespotte men graag absolutisme. In een slimme vondst verbeeldden zonnebrillen hier de ketenen die op bevel van Ascalax (de vinnige countertenor Benno Schachtner) de gekwelde zielen weer omsloten.

Eurydice vergeet ik haast, hoewel charmant vertolkt door sopraan Mirella Hagen. Maar Telemann gaf haar in de onderwereld net zulke bakvisachtige opgewektheid als bovengronds, al sloeg het drukke klavecimbel een zorgelijke ondertoon. Verrukkelijke interactie tussen instrumentale solo’s en zanger klonk in de galante aria’s van Orpheus’ trouwe makker Eurimedes. Schijnbaar moeiteloos bereikte de jonge Duitser David Fischer het balkon, zonder verlies aan zoetheid in zijn soepele tenorstem.

De Cephisa van sopraan Gunta Smirnova was lentefris, Salomé Haller ijselijk als Priesteres en het koortje fijnzinnig, met name in Franse frasen. Toch vormde Jacobs zelf het minimaal bewegende middelpunt. Excentrieke tempi terzijde (de lyrische hoogtepunten hadden van mij meer mogen ademen), deze maestro kan zijn musici, voorop het plastisch spelende continuo, immer weergaloos inspireren.

Vorig artikel

Lied voor de maan: speels en leerzaam

Volgend artikel

In de zalen: Vocallis, Vermeulen, Lied voor de maan

De auteur

Martin Toet

Martin Toet