Recensies

Engeltjes in droomrol als milde koning Solomon

Händels helden varen wel op de door restricties geplaagde klassieke podia. Terwijl Giulio Cesare nog rondreist met de Reisopera maakte Solomon op 4 februari alweer zijn opwachting in het AVROTROS Vrijdagconcert. Peter Dijkstra ontlokte vorstelijke praal aan het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor. Maarten Engeltjes bekroonde de avond met een puntgave titelrolvertolking.

Solomon was een perfecte match voor de in stem en uitstraling nimmer ijdele countertenor Maarten Engeltjes. (© Hans van der Woerd)

In 1749 was Solomon geen succes, en vast niet omdat het eigenlijke drama in dit late Händel-juweel zich beperkt tot het bekende salomonsoordeel. Allegorische duiding was standaard, maar voor de gegoede burgerij, toenemend Händels doelgroep, bood een geïdealiseerd portret van vredesvorst Salomo (lees: koning George II) wellicht minder herkenning als ‘uitverkoren volk’ dan de strijdlustiger oratoria.

Nu treft vooral hoezeer de componist hier de muziek zelf tot eigenlijke hoofdfiguur maakte. Dat uit zich in een royale orkestratie en merendeels achtstemmige koren, die ook qua tekst vaak om ‘zang’ draaien. Zo stuiterde de frase ‘catch the song’ in het tweede dubbelkoor als een tennisballetje, wat spijtig maakt dat men het Groot Omroepkoor niet in twee kampen opstelde. Eerste gastdirigent van het ensemble Peter Dijkstra vermeed met vlotte tempi en vinnige accenten elke logheid. Maar hij maakte optimaal gebruik van rusten en vertragingen om de noten hun majestueuze effect te geven.

Veelzijdigheid is wellicht de grootste kwaliteit van het Radio Filharmonisch Orkest en orkestleider Dijkstra ontlokte aan de spelers zulk virtuoos en glansrijk barokspel als je maar kon wensen. Hooguit bij intiemere delen miste ik in de gestroomlijnde strijkers de boventoonrijke nuances van oude instrumenten. Mysterieuze fagotten, delicate fluiten, vrolijke hobo’s en na de pauze ook nog hoorns, trompetten en pauken: een bont klanktapijt overlaadde de paar honderd gasten in TivoliVredenburg.

Opwinding

Solomon treedt aan met een ingetogen accompagnato, dat wijselijk de eer voor zijn tempel aan God laat. Een perfecte match voor de in stem en uitstraling nimmer ijdele countertenor Maarten Engeltjes, al schreef Händel de rol voor een vrouwenstem. Zijn arsenaal bevatte glasheldere dictie, subtiele ornamenten en een honingzoet timbre over de hele linie. Even knap als Dijkstra balanceerde Engeltjes tussen schwung en kalmte, zoals in de erotische opwinding van ‘Haste to the cedar grove’.

De jonge Israëlische sopraan Shira Patchornik, kersvers winnares van het Cesti Concours in Innsbruck, rechtvaardigde als Solomons bruid diens begeerte met fris parelende coloraturen. Ze hield stand bij Dijkstra’s vaart en toonde fraai legato in haar langzame aria, al is het timbre nog wat monochroom. Het zogenoemde Nachtegalen-koor werd steviger ingezet dan ik verwachtte, maar dat bood ruimte om gas terug te nemen, zodat we toch in een waas van purcelliaanse sensualiteit de pauze ingingen.

Decorstukken

In het salomonsoordeel van deel twee bleek de identiteit van de valse moeder geen raadsel. Patchornik genoot met chagrijnige blik en pruilmondje van haar rol, maar bezong het venijn via expressie, niet lelijke tonen.

Peter Dijkstra ontlokte aan de spelers zulk virtuoos en glansrijk barokspel als je maar kon wensen. (© Astrid Ackermann)

De rijker getimbreerde sopraan van Marie Lys beroerde alle vereiste hartensnaren als eerste courtisane, zoals het boekje ‘harlot’ welwillend vertaalde. Verstaanbaarheid is niet Lys’ sterkte, maar haar levensechte angst als ware moeder behoefde geen woorden.

De mannelijke bijrollen mogen niet vergeten worden, al betreft het in dramatisch opzicht pure decorstukken. Bas-bariton Ashley Riches (Leviet) liet zijn vibrato pompeus rollen en tenor Fabio Trümpy (Zadok) gaf zijn notenslierten een pedant trekje. De hogepriester bezetten met een lichtvoetige tenor typeert Händels subtiele humor, waar Trümpy en Riches uit putten om hun lastige partijen profiel te geven.

Als koningin van Sheba toonde Marie Lys haar flirteriger kant, met een niet steeds loepzuivere, maar glansrijke toon en verleidelijke versieringen. Haar afscheidsaria met hobo etaleert Händel op zijn melodische best, hoewel een overactief continuo in mijn beleving de sublieme eenvoud tekortdeed.

Magiër

Het ware wonder in deel drie is het ‘masque’, waarin Engeltjes het koor voorging in een reeks muzikale karaktertekeningen. Soms wenste ik het Groot Omroepkoor een strakkere toonvorming toe, maar de harmonisch gedurfde schets van hopeloze liefde was een kolfje naar hun hand. Misschien is Solomon feitelijk Händels zelfportret als magiër die elke emotie kan oproepen en even snel doen verdwijnen…

Vluchtig is ook het nuchtere slotkoor, door dirigent John Eliot Gardiner zelfs banaal genoemd, reden dat men vaak ‘Praise the Lord’ als afsluiting kiest. Hier klonk dit dubbelkoor met volle orkestbezetting op de juiste plaats, naar behoren als onvergetelijke klankexplosie die toehoorders in hun stoel nagelt. Toch zong Engeltjes’ weldadige gloed en onopgesmukte muzikaliteit het langst na in mijn hoofd.

Vorig artikel

Keesmaat regisseert in Philadelphia

Volgend artikel

IJzingwekkende Salome bij DNO

De auteur

Martin Toet

Martin Toet