Twee nonnenopera’s op de planken in Luik
De Opéra Royal de Wallonie combineerde Puccini’s bekende eenakter Suor Angelica met een niemendalletje van Giordano, Mese Mariano. Mooi traditioneel geënsceneerd, maar niet op alle punten een succes.
Op 14 december 1918, vlak na de Eerste Wereldoorlog, ging Il trittico van Giacomo Puccini in wereldpremière: drie korte opera’s van elke een uur, de laatste voltooide werken van de Italiaanse grootmeester. Hoewel de directeur van de Metropolitan Opera een keur aan sterzangers tot zijn beschikking had, vond het publiek het lastig om de drie werken als eenheid te zien, waarmee de deur opengezet werd voor separate uitvoeringen van de opera’s.
Gianni Schicchi, de komische opera, viel als laatste van de drie nog het meeste in de smaak. Maar Il Tabarro en Suor Angelica hadden het moeilijk om een plek in de harten van het publiek te veroveren. Al tijdens zijn leven stemde Puccini ermee in dat de opera’s ook los vertoond konden worden. De Nationale Opera koppelde Gianni Schicchi in 2017 aan een opera van Zemlinsky. Dezelfde Schicchi werd in het verleden zelfs eens gekoppeld aan Salome van Strauss, haast onvoorstelbaar.
Mariano
De Opéra Royal de Wallonie in Luik voerde voor de tweede keer deze eeuw Suor Angelica uit, een opera met alleen vrouwenrollen, want gesitueerd in een nonnenklooster. Na zeven jaar door haar familie in een klooster weggemoffeld te zijn, omdat ze een buitenechtelijk kind heeft gebaard, krijgt Angelica voor het eerst bezoek van haar tante, die de verantwoordelijkheid heeft om de erfenis van haar ouders te verdelen. Terloops vraagt Angelica hoe het met haar zoontje gaat, waarop de tante haast achteloos meldt dat het kind een jaar of twee geleden is gestorven. Dan breekt Suor Angelica en besluit ze om haar zoon te vergezellen in de hemel. Een echte tranentrekker, doorspekt met mooie, uitgesponnen Puccini-lijnen.
In 2005 werd de opera op onbegrijpelijke wijze gekoppeld aan Pagliacci van Leoncavallo, die qua thematiek en dramatiek niets weg heeft van de nonnenopera van Puccini. De opera in Luik paarde het werk aan een onbekende opera van Umberto Giordano: Mese Mariano. Deze opera uit 1910 past beter bij de thematiek van Suor Angelica.
In Mese Mariano is het buitenechtelijke kind van Carmela ondergebracht bij nonnen, zodat zij zelf kan trouwen met de man die het haar kan vergeven dat ze een buitenechtelijk kind heeft. Een jaar later wil Carmela haar zoontje vereren met een bezoek, maar de avond ervoor blijkt deze overleden te zijn. Dit vertellen de nonnen haar echter niet, zodat ze weer onverrichter zake huiswaarts gaat. Door het verzwijgen van het overlijden van het kind komt de dramatiek van de opera niet uit de verf en is het eigenlijk een niemendalletje, met bij vlagen mooie muziek. Maar vanwege de nonnen past het wel prima bij de Suor Angelica.
Extase
Naast dat op het podium over het algemeen enkel vrouwen zongen, had de opera van Luik voor deze double bill een bijna geheel vrouwelijk team verzameld. De Oekraïense Oksana Lyniv dirigeerde de twee opera’s vol verve. Het orkest klonk zo nu en dan te luid, maar de klank was wel mooi.
Daarnaast was de Italiaanse Lara Sansone aangetrokken voor de regie, die hiermee debuteerde als operaregisseur. De regie was niet heel noemenswaardig, maar de dames Francesca Mercurio (decors) en Teresa Acone (kostuums) zorgen voor een mooi traditionele aankleding. We waren onmiskenbaar in het klooster en de vrouwen waren onmiskenbaar nonnen.
Persoonlijk ben ik groot liefhebber van traditionele ensceneringen, zolang de spanning in het spel gelegd wordt. Door de zwakke, ondramatische opmaat van Giordano werden de dames echter niet uitgedaagd tot dramatisch spel.
Daar kwam bij dat de protagonist voor beide opera’s, Serena Farnocchia, niet de vocale kracht had om met haar zang alleen de opera’s voldoende kleur te geven, waardoor het gemis van een ervaren regisseur groter werd. In Mese Mariano konden we wel horen dat de sopraan de beschikking heeft over een mooi stemgeluid, maar in Suor Angelica kwam ze op een aantal vlakken tekort.
In de eerste plaats zaten de hogere noten niet goed op hun plaats, wat ten koste ging van de overweldigende vervoering die de muziek van Puccini teweeg kan brengen. In de tweede plaats zong ze onvoldoende contrastrijk tussen de forte- en pianopassages. Tot slot ontbrak het haar aan dramatisch spel, mogelijk deels door toedoen van de regisseur. Zij sloeg er niet in om mij in extase te brengen, wat een absolute must is voor een geslaagde Suor Angelica.
Dat is exact de reden waarom Suor Angelica het minst populaire deel uit Il trittico is. Deze opera dient recht in het hart te raken, op het sentimentele af. Voor sommigen is dat te confronterend, voor anderen de reden om juist Suor Angelica als favoriet te beschouwen. Maar het raken van de juiste snaar is een kunst, en dat lukt niet altijd.
Naast Serena Farnocchia schitterde de zeer ervaren Violeta Urmana in beide opera’s. Uiteraard zong Urmana de rol van de tante. Ze zag er prachtig uit in haar zeventiende-eeuwse kostuum. Haar doffe stem kan voor mij altijd wel wat meer dramatiek hebben, maar ervaren als ze is, zette ze deze rol met volle overgave en overtuigend neer.
Zie voor meer informatie over het seizoen in Luik de website van de Opéra Royal de Wallonie.