Olijke Rossini-Matinee viert versoepelingen
Al was buiten de storm geluwd, in een ouderwets goedgevuld Concertgebouw joeg dirigent Giancarlo Andretta op 19 februari Rossini’s wervelwinden hoog op. Vasilisa Berzhanskaya toonde belcantoraffinement van de bovenste plank als L’italiana in Algeri, te midden van mannelijke uitblinkers in het komediespel.
De Russische Vasilisa Berzhanskaya heeft een abonnement op de NTR ZaterdagMatinee: twee weken na Merope vulde haar warme mezzo opnieuw de Grote Zaal. Rossini’s L’italiana in Algeri (1813) is geen opgegraven curiositeit, wel goed getimed nu #MeToo opnieuw voorpagina’s haalt. Bey Mustafà van Algiers denkt zich straffeloos op te dringen, maar krijgt het deksel stevig op de neus van Isabella. Zo bijdehand als deze Italiaanse treffen we dames slechts zelden in het negentiende-eeuwse operarepertoire.
Periode-instrumenten zijn even zeldzaam in Rossini, maar gemeengoed bij diens inspirators Haydn en Mozart, dagelijkse kost voor leden van het Orkest van de Achttiende Eeuw. Met buigzame strijkers, parmantige houtblazers en natuurlijk vlammende crescendo’s fonkelden de relatieve nieuwkomers onder specialist Giancarlo Andretta. De altijd lastige hoorns vloeiden minder zoet dan bij traditionele orkesten, maar hadden een eigen rustieke charme, bijvoorbeeld in de solo die Lindoro’s cavatina inleidt.
De Australische tenor Alasdair Kent oogstte hiermee eerste jubel met stralend aangezette of juist subtiel in de kopstem gemixte topnoten en veel technische controle. Bas-bariton Ricardo Seguel (Mustafà) is een even doorgewinterde rossiniaan en vrij van hun partituren wedijverden beiden in tekstrapheid.
Wenkbrauwen
De bey wil zijn lijdzame echtgenote Elvira ruilen voor een pittiger Italiaanse, die prompt opduikt wanneer Isabella, in een feministische rolomkering, haar beminde Lindoro komt bevrijden uit Turkse slavernij. In slank afkledend zwart oogde Berzhanskaya net zo elegant als de notenroulades die uit haar mond rolden. Maar met de blik vaak in de bladmuziek schoot ze als komiek wat tekort in dit werk, dat zich al matig leent voor een concertversie. Ook benadert een ware coloratuuralt als Marie-Nicole Lemieux naar mijn idee dichter de oer-Isabella van Marietta Marcolini. Berzhanskaya ornamenteerde vooral in de hoogte, met een finesse die haar uitverkiezing tot Best Young Singer in 2021 geheel rechtvaardigde.
Amper minder virtuoos zette Ricardo Seguel met zijn stem, maar ook zijn hele fysiek de bespottelijke lomperik Mustafà kracht bij. ‘Hij zingt met z’n wenkbrauwen!’ sprak een dame treffend in de pauze, na de ontknoping van akte één, waarin sopraan Lilian Farahani stralend boven de georganiseerde chaos uitklonk. Met de fraai ondersteunende mezzo Esther Kuiper (Zulma) in haar kielzog zorgde Farahani voor de Nederlandse inbreng. Haar uitstekende Elvira bood een vleug weemoed zonder klagerigheid.
Raskomediant
Taddeo, verkikkerd op zijn ‘nichtje’ Isabella, is net zo’n goedgelovige zot als Mustafà (Rossini spaart zijn landgenoten niet…). Met krachtige, hoewel weinig smeuïge bariton gaf Pablo Ruiz de humor het volle pond, ook visueel bij de confrontatie met een reële spiets. Taddeo’s aandoenlijkheid kwam minder uit de verf, deels door een razend tempo in zijn kroning tot Kaimakan. Andretta leidde van achter de fortepiano met formidabele ritmische precisie en vaart, maar zo nu en dan wenste ik iets meer lyriek.
Aan rust en fijnzinnigheid geen gebrek in Isabella’s listig-verleidelijke ‘Per lui che adoro’, waar Vasilisa Berzhanskaya haar hoogste troeven uitspeelde. De fluitsolo bood hier met een ijler, ‘houtiger’ en ook romantischer geluid een werkelijk alternatief voor gangbare uitvoeringen. In het patriottische rondo even later was een resoluter borstregister bij de mezzo meer in lijn geweest met de stoerheid van mannenkoor La Cetra Vokalensemble Basel, vakkundig geleid door één van de leden.
In aanloop naar Mustafà’s uitverkiezing tot Pappataci, als alibi voor de vlucht, kreeg het concert meer scenische allure via simpele rekwisieten als een koffiekannetje en koksmuts. De theaterervaring van diverse heren betaalde zich uit in een hilarische ontknoping. Eindelijk wisselde het liefdespaar zoete woordjes voor de neus van de braaf zwijgende en etende Mustafà. Met diens ontgoocheling en tot slot verzoening zou raskomediant Ricardo Seguel de grootste zuurpruim nog een glimlach ontlokken.
Nog ongenoemd liet ik slanke bas José Coca Loza, die zich als piratenkapitein Haly halverwege akte twee rechtstreeks tot publiek en dirigent wendde. Een opera buffa-conventie, zo’n aria di sorbetto, waarbij men destijds koude traktaties verkocht. Zonder sorbetijs maar vast met pijnlijke klaphanden dankten de Matinee-bezoekers de zangers die nu pas de fameuze trap afdaalden, de jonge Alasdair Kent met atletische bravoure. Deze bruisende middag blies ongetwijfeld eventjes alle coronamuizenissen weg.
Zie voor meer informatie over het Matinee-seizoen de website van de NTR ZaterdagMatinee.