Originele Zoroastre van Rameau een waar barokfeest
De ‘tragedie lyrique’ van Jean-Phillipe Rameau, Zoroastre kende een niet zo gelukkige première in 1749, maar Les Ambassadeurs -La Grande Écurie en het Choeur de Chambre de Namur o.l.v. Alexis Kossenko kozen in hun drie concertante uitvoeringen toch voor de oorspronkelijke versie. Ik zag de uitvoering in De Singel in Antwerpen op 28 april. Deze versie is eigenlijk niet of nauwelijks te horen geweest sinds 1749 en de handvol uitvoeringen en opnamen van Zoroastre in de laatste eeuw, waren bijna altijd van de door Rameau hevig gereviseerde versie uit 1756.
In samenwerking met het Centre de Musique Baroque Versaille en Atelier Lyrique de Tourcoing, deed Kossenko intens onderzoek naar de oorspronkelijke partituur en de specifieke instrumentatie en uitvoeringspraktijk. De resultaten daarvan klonken afgelopen donderdag in De Singel in Antwerpen en het was een waar barokfeest.
Zoroastre, op een libretto van Louis de Cahusac, de min of meer vaste librettist van Rameau in de jaren 1747-1756, vertelt het verhaal van Zoroastre en diens strijd om de macht en de hand van Amélite, één van de twee dochters van de overleden koning van Bactrië, een landstreek uit de oudheid, ten noordoosten van wat nu Afghanistan is. Het verhaal is doorspekt met nauwelijks verhulde verwijzingen naar de Vrijmetselarij, inclusief inwijdingsriten en alchemie en bovenal de strijd tussen Goed en Kwaad, licht en duisternis.
Het is op zich bijzonder dat Rameau voor dit verhaal koos en niet voor de toentertijd meer gebruikelijk Romeinse- en Griekse drama’s. Mogelijk pasten de magische aspecten beter in de Vrijmetselaars opera, dan de verhalen uit de Griekse en Romeinse oudheid. Overigens is niet bekend of Rameau zelf een Vrijmetselaar was, maar zijn librettist Cahusas was dat zeker wel.
De opera begint niet, zoals gebruikelijk in Frankrijk in de 18de eeuw, met een goddelijke, metaforische proloog, maar we vallen na de ouverture midden in het drama. De bevolking van Bactrië leeft in grote onrust na het overlijden van de koning. De kwaadaardige tovenaar Abramane, die verliefd was op één van de twee dochters van de koning, Amélite maar door haar werd afgewezen ten faveure van Zoroastre, heeft zijn zinnen gezet op de troon en is uit op wraak. Als een soort Midden-oostelijke Alberich uit Das Rheingold van Wagner, zweert hij de liefde af en wil nu nog slechts macht. Hij spant samen met Érenice, de tweede dochter van de overleden koning. Ook zij is uit op wraak op haar zus, vanwege de troonsopvolging, maar ook omdat Amélite de geliefde van Zoroastre is; beiden had ze voor zichzelf gewild. Tot zover niets ongebruikelijks in een operalibretto, maar dan komen tovenarij en zwarte magie om de hoek kijken. De verbannen Zoroastre krijgt van de goedaardige en verlichte god Oromasès de raad om zijn volk te bevrijden en moet inwijdingsrituelen ondergaan, zoals Tamino in Mozarts Vrijmetselaarspopera Die Zauberflöte. Om een héél lang verhaal kort te maken, na veel al dan niet magische gevechten inclusief strijdwagens, donder en bliksem, martelingen en talloze verklaringen van haat en liefde, worden Zoroastre en Amélite verenigd en overwint het licht de duisternis.
Zoals gezegd was deze originele versie, zoals nu bevlogen onderzocht en uitgevoerd door Alexis Kossenko, geen succes bij de première in 1749 en iets van de kritiek kan ik me goed voorstellen. Met name het libretto is zwak en zit vol van opgeklopt idioom. Rameau en Cahusac herschreven hele delen en hoewel daardoor de magie en verlichtingsmoraal van de opera in de latere versie uit 1756 een beetje het onderspit moeten delven ten gunste van het liefdesverhaal, is de 1749 versie een tikje langdradig. De muziek van Rameau en zeker het uitvoeringsniveau door het voortreffelijke Choeur du Chambre Namur en het echt geweldige orkest, Les Ambassadeurs- La Grande Écurie , maken veel, zelfs bijna alles goed.
Kossenko dirigeert extreem expressief met geweldige aandacht voor de details en elke maat is precies, wonderbaarlijk mooi van toon op de ‘historisch geïnformeerde’ instrumenten en hij laat de partituur tot volle bloei komen. Hij straalt een enorm plezier uit op zijn podium, dansend en springend, met grootste, maar ook minuscule gebaren en dat plezier en zijn betrokkenheid brengt hij over op zijn muzikanten en op het publiek. Van alle voortreffelijk spelende musici moet ik de vier hoboïsten en fagottisten even apart een pluim geven. De penetrante mooie, melancholische klanken in de langzame delen van de oude instrumenten en de razende virtuositeit in de soms haast ondoenlijke snelle passages, werden vlekkeloos gespeeld en ook de natuurhoorns en trompetten zorgen voor barok spektakel.
De voortreffelijke cast wordt aangevoerd door de Belgische tenor Reinoud van Mechelen. Als u hem nog nooit live heeft gehoord, ren naar het dichtstbijzijnde theater om deze prachtige jonge zanger te horen. Zijn stem is egaal, wonderschoon van timbre en wordt schijnbaar moeiteloos geproduceerd in alle registers. Daarbij is hij expressief, zingt met kraakheldere dictie, is super muzikaal en stijlvol, kortom een tenor die perfect was in de rol van Zoroastre. Zijn stem heeft de schoonheid van de jonge Anthony Rolf Johnson en de expressiviteit en het stijlgevoel van Mark Padmore; op meer mag je voor een opera van Rameau denk ik niet hopen.
Zijn liefdespartner Amélite was Jodie Devos, eveneens een talent dat sinds het winnen van de tweede prijs in het koningin Elisabeth Concours in 2014, haar vleugels flink heeft gespreid en evengoed thuis blijkt te zijn in deze barokopera van Rameau, als in de romantiek van Mignon van Thomas, waarin zij recentelijk in Luik te bewonderen was. Haar vertolking van Amélite was, zowel in de scenes als in de duetten en ensembles, van een fluwelige kwaliteit zonder ooit week te worden. Haar hoge noten zijn stralend en ze brengt een flinke dosis theaterpersoonlijkheid mee, ook in een concertante uitvoering als deze.
Véronique Gens liet eens temeer horen waarom zij al jaren een wereldster is. Haar présence en stem in de rol van Érenice waren koninklijk, haar furie en haat waren even geloofwaardig als haar gekrenkte liefde en zowel haar uitbarstingen als de momenten van ingetogenheid werden met haar warme timbre en met perfecte focus gepresenteerd.
De bozerik in dit werk, de hogepriester van de duisternis Abramane, werd gezongen door de bariton Tassis Christoyannis. Acterend en zingend was hij een echte boze tovenaar met een rijk kleurenpalet, zowel in stem als expressie. Heel af en toe kwam zijn stem iets aan de kracht te kort in de laagste passages, maar in de dramatische hogere, was hij meer dan indrukwekkend. En hij acteerde met veel boosaardige gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal.
Er waren geen zwakke schakels in deze uitvoering en alle rollen waren mooi bezet, soms zelfs met leden uit het koor. Wel was het wat verwarrend om de mooi zingende bariton David Witczack in een aantal verschillende rollen te zien en te horen; vilein als de priester Zopire, handlanger van Abramane, woedend en gewelddadig in de rol van la Vengeance, de wraak, en dan weer als een andere slechterik, allemaal rollen in de het duistere spectrum van de opera. Vocaal deed hij dat overtuigend maar als je de opera niet door en door kent, was het lastig te weten welk personage hij in sommige scenes uitbeeldde.
Van de overige solisten moet ik tenor Mathias Vidal noemen. Een zanger die al jaren mee gaat en ook voor de instudering van het koor voor deze productie zorgde. Ook hij zong meerdere rollen, maar wel verdeeld over de ‘licht kant’ en de ‘duisternis kant’ van de opera; mooi en lyrisch als Abénis, soms aan de grens van zijn vocale mogelijkheden als de goede god Orosmane, een soort voorloper van Sarastro, maar steeds met een gepast energie, zeker als een Furie. Hij was ook nog te horen als de stem uit de onderwereld. Veelzijdigheid, expressiviteit en stijlgevoel maakten van hem veel meer dan een zanger van wat kleinere rollen.
Deze versie van Zoroastre werd dan wel door Rameau aangepast aan de smaak van het publiek, maar het is wel de versie die mogelijk het dichts ligt bij de werkelijke bedoelingen van Rameau en Cahusac om een verlichtingsopera, of zelf een Vrijmetselaars te creëren. Uitgevoerd op dit niveau, verdient de versie ook zeker de opname die gepland staat. Helaas zijn de drie concertante uitvoeringen reeds geweest.
Verder lezen, kijken en luisteren
Véronique Gens zong in 2018 haar liedprogramma Néère in het Muziekgebouw aan ’t IJ.
Martin Toet maakte in 2019 al kennis met het talent van Reinoud van Mechelen.