Canellakis leidt ontroerend Verdi Requiem
De Utrechtse bloemisten deden weer goede zaken, alle musici ontvingen ook dit Slotconcert van het AvroTros Vrijdagconcert een boeket. Op teken van Karina Canellakis zwaaide men er triomfantelijk mee, een begrijpelijke ontlading na een jaar corona-uitstel en een intens uitgevoerd Verdi-Requiem.
In Nederland, of waar dan ook, raken we nooit uitgeluisterd op Giuseppe Verdi’s machtige Messa da requiem. Na het Residentie Orkest afgelopen mei en vóór een gedanste versie met het Rotterdams Filharmonisch Orkest in februari 2023, was 17 juni het Radio Filharmonisch Orkest aan zet. Teveel van het goede? Een goed gevuld TivoliVredenburg sprak glashelder van niet.
Bij alle drie een vrouw op de bok, gelukkig niets opmerkelijks meer vandaag de dag. Toch geven de brutale contrasten, of wellicht Verdi’s reputatie van macho brombeer, het Requiem in mijn oren een sterk masculiene energie. Een harde hand benodigde chef-dirigent Karina Canellakis echter niet voor de gespierde vertolking vrijdag. Expressief dirigerend met haar gehele ranke lichaam bewaarde ze de breedste armzwaai als een soort omhelzing voor het Groot Omroepkoor na een formidabel Sanctus.
Alleen dit deel ontglipt de greep van de Dood, ook in bijna elke Verdi-opera de ware hoofdfiguur die zich vreselijk aan hem openbaarde toen hij als twintiger zijn vrouw en twee kinderen verloor. Het is zulk aards leed dat klinkt in de muzikale hel van het Dies Irae. Niet in het cliché van ‘opera-achtig’ maar in een militant karakter zag dirigent Riccardo Muti ooit de Italiaanse essentie van het Requiem. Hier smeekt men niet slechts om rust en vrede, met een vuistgebaar naar God eist men het haast op.
Graag wijs ik er nu op dat het Radio Filharmonisch Orkest zondag 19 juni het werk nogmaals uitvoert in de Beurs van Berlage, met een andere dirigent en zangers. Een uitvoerig randprogramma gedenkt dan dat het Requiem in 1943/’44 zestien maal klonk in ‘modelkamp’ Theresienstadt, de laatste keer voor topnazi’s. Joodse gevangenen die uit volle borst ‘libera me’ zingen richting Adolf Eichmann; wat illustreert dat ongelooflijk krachtig hoe dit werk mensen in staat stelt de dood in de ogen te kijken.
Terug naar Utrecht waar het Groot Omroepkoor zijn grootsheid in 19e-eeuws repertoire onderlijnde. Vanuit één van de acht taartpunten in de Grote Zaal toonden de zangers helder de strenge polyfonie die Verdi inspireerde, om hem magistraal te volgen in zijn romantische draai eraan. Van volbloedige luide uitbarstingen tot zachte maar altijd karaktervolle passages, precies zoals Muti bedoelde. Zittend gezongen vanaf normale publieksstoelen werkten de vele monotone fluisterfrasen extra spookachtig.
In dit zo rijke werk hoor je bij elke uitvoering iets anders. Van het voorbeeldig spelende orkest troffen me ditmaal bijvoorbeeld de nerveuze klarinetten in het Confutatis, of de ferme contrabas-pizzicato’s in het Lux aeterna. Te overweldigend voor detailobservaties zijn de grote ensembles die Canellakis vaak fenomenaal exact van orkaankracht tot absolute stilte voerde. In het Rex tremendae, als dialoog tussen macht en smeekbede voor mij de emotionele kern, bleven de vier jonge solisten net overeind.
Het koor vertolkt hier de oordelende Christus zelf, zoals de mezzo in Liber scriptus de net daarvoor genoemde sibille belichaamt. Dergelijke verpersoonlijkingen trekken het werk meer naar opera dan de muzikale stijl, die gewoon ‘des Verdi’s’ is. De Russische Yulia Matochkina klonk even majestueus als mysterieus al overtuigden haar trillers matig. Een typisch Slavisch, wat kelig timbre belette soms mijn ontroering maar het androgyne karakter paste perfect bij het quasi-gregoriaanse Agnus Dei.
Hoewel bas Riccardo Fassi zowel met stem als charisma imponeerde, is hij in mijn oren (nog) niet geknipt voor deze partij. Het desolate van Mors stupebit, waar de Dood zelf stilvalt, schetste hij sterk, maar los van enkele wankele momenten kwam de ook door Verdi gevraagde tederheid soms tekort.
De Koreaan Seungju Mario Bahg excelleerde juist in de kleuring van de woorden. Zoveel pure lyriek bij een toch steeds afdoende volume hoorde ik niet vaak. Met weinig vibrato voerde hij zijn heldere tenor vrij hoog, soms tegen de kopstem aan, zeker geen heldentenor maar hier prachtig op zijn plek.
De Servische Sonja Šarić nam recent nog deel aan competities maar heeft al veel podiumervaring. Een stijlvolle en technisch sterke sopraan, echter nog zonder etherisch zwevende hoogte of het borstregister dat kippenvel kan bezorgen in het afsluitende Libera me. De niet loepzuivere inzet van de a capella-passage in dat deel compenseerde ze met een prachtig uit de lucht geplukte slotnoot.
Na de emotionele achtbaan van de grote fuga ging ook in de geprevelde slotfrasen, die men naar eigen gemoed als teken van troost of uitputting kan zien, mijn aandacht naar het Groot Omroepkoor.
Hun typisch Brits bescheiden chef Benjamin Goodson werd terecht door de solisten naast Canellakis getrokken. De kracht van de gemeenschap staat centraal in dit werk, wat nooit beter werd bewezen dan door die uitvoeringen met een rammelende piano in de donkerste oorlogsjaren.
Verder lezen, luisteren en kijken
Verdi’s imposante Messa da requiem klinkt, zoals Martin Toet al schreef, op 19 juni in de Beurs van Berlage. Requiem van Theresienstadt bestaat uit de uitvoering van Verdi’s integrale Requiem, in combinatie met vertellingen, historische filmbeelden en videofragmenten van interviews met overlevenden uit Theresienstadt. Hier meer informatie op de website van Stemmen van Verzet.
Het Koninklijk Theater Tuschinski in Amsterdam vertoont op maandagavond 20 juni a.s. in de grote zaal de film Defiant Requiem (2012). Deze film gaat over de totstandkoming van het Requiem van Theresienstadt en geeft aan de hand van historische filmbeelden en herinneringen van overlevenden een indringend beeld van de gebeurtenissen rondom de uitvoering in juni 1944.
Aanvang film: 19.30 uur (inloop vanaf 19.00 uur).
En hier een trailer van de indrukwekkende film over het Requiem in Theresienstadt.
In 2018 beschreef Franz Straatman een uitvoering van het Requiem door Sir John Eliot Gardiner.