Alles anders – Pynarello Negen!
´Wij doen alles anders´. Als de violiste Myrthe Helder van Pynarello deze woorden bij wijze van introductie aan het begin van het concert in het Jheronimus Bosch Art Centrum uitspreekt, gaat het geïntrigeerde publiek op het puntje van de stoel zitten. Het jarige Pynarello, dat dit seizoen precies vijf jaar bestaat, is namelijk geen traditioneel muziekensemble, niet qua samenstelling en al helemaal niet qua manier van presentatie en uitvoering. In het programma Pynarello Negen! doen er acht musici mee, plus de tenor Peter Gijsbertsen die twee wereldpremières met dit ensemble zingt.
Uit het hoofd en vanuit het hart
Wanneer vijf strijkers (twee violen, altviool, cello en contrabas) hun krachten met drie blazers (hoorn, klarinet en fagot) bundelen, word je als luisteraar onvermijdelijk nieuwsgierig naar de klank die er ontstaat. En als deze musici zonder bladmuziek en dirigent in een halve cirkel op het podium gaan staan, weet je al zeker dat je iets bijzonders staat te wachten. Deze verwachtingen worden door Pynarello ruimschoots waar gemaakt. De klank van het ensemble is warm en rijk aan kleurschakeringen. Zonder naar musici te kijken zou je je er gemakkelijk een volledig orkest bij kunnen voorstellen (de akoestiek in de zaal is dan ook uitstekend, hoewel moeilijk voor blazers). De keuze om alles uit het hoofd te spelen is nogal onorthodox, maar leidt wel tot een hechtere verbinding tussen de musici, die de muziek heel direct beleven door zeer geconcentreerd naar elkaar te luisteren en zeer nauwkeurig op elke muzikale wending te reageren. De muziek lijkt spontaan ter plekke te ontstaan, vanuit het samen musiceren, zoals bij een jamsession waar spelers muzikale gedachten van elkaar opvangen en uitwerken.
Eindelijk applaus tussen muziekdelen
Een andere onorthodoxe keuze die deze acht Pynarelli maken is het Octet in F van Franz Schubert in delen te splitsen en ze als aparte composities, afwisselend met nieuwe gecomponeerde liederen, uit te voeren. Daar valt zeker iets over te zeggen want er blijft niets meer over van de muzikale en structurele eenheid van het Octet. Tegelijkertijd zorgt deze verdeling tot veel spontanere en frissere waarneming. Het publiek (dat nu na elke deel wel mag klappen) wordt niet moe van een lang octet met zijn herhalingen en begint naar ieder deel te luisteren met een hernieuwde belangstelling.
Enge nursery rhymes
De muziek van Schubert vormt als het ware de muzikale leidraad voor de nieuwe composities. Zo leidt het eerste deel in Adagio-Allegro-Piu allegro het nieuwe lied van Bart Visman ´And don’t you remember?…´ in. Deze compositie (een vervolg op ´Who killed Cock Robin´) is geïnspireerd door Engelse nursery rhymes die net als sprookjes van de gebroeders Grimm nogal wreed en beangstigend kunnen zijn. Wie deze weinig zachtzinnige teksten kent, weet dat stoute kinderen altijd gestraft worden. Maar ook niet stoute brengen het er niet bepaald goed af. Zo gaat het ook in het lied van Visman dat zijn wereldpremière in Den Bosch (in het bijzijn van de componist) beleefde. Hier betreurt het roodborstje het trieste lot van twee ontvoerde kinderen. In tegenstelling tot de tekst is de muziek sfeervol en rustgevend. De uitkomende stem van de klarinet, begeleidende pizzicati van strijkers, de brede en ingetogen verhalende lijnen van de zangpartij van Peter Gijsbertsen en zelfs zijn afsluitende gefluit, dragen allemaal bij aan een tragisch, maar toch geruststellend en harmonieus klankbeeld.
Spaanse liederen zonder gitaar
Schuberts langzame deel Adagio sluit verrassend goed aan bij Vismans melancholieke klaaglied en luidt op zijn beurt de volgende première in. Hoewel de vijfdelige liederencyclus van Thomas Beijer op gedichten van de Spaanse dichter Federico Garcia Lorca is geschreven, is er buiten de titel ´La tarde sin mañana´ en de Spaanstalige teksten eigenlijk heel weinig ‘Spaans’ aan deze liederen. Beijer is er duidelijk niet op uit om Lorca’s gedichten van veel te opzichtige en stereotiepe Spaans-achtige ritmes en klanken te voorzien. Hij vermijdt ook directe tekstschildering. Zo is de gitaarklank, of enige verwijzing ernaar, ontbreekt volledig in het openingslied ´La guitarra ´(De gitaar). Deze is wel enigszins te herkennen in de scherpe, en meest Spaanse van kleur en timbre, ´Malagueña´. Alle vijf liederen zijn overwegend melancholisch, donker van kleur en emotioneel nogal terughoudend. Het meest opvallende en tevens /het meest/ klassiek opgebouwde is ´Cancion Morena´(Donker lied), met brede verhalende lijnen, die heel fraai en mooi zacht door Gijsbertsen worden ‘voorgedragen’. Een korte ´Caracola´ (Schelp) is een contrastenrijke miniatuur voor zanger en blazers. Het afsluitende lied Curva (Bocht), dat veel van een herderslied in zich heeft, is licht en doorzichtig van klank. Alle liederen passen heel goed bij de stem van Gijsbertsen die ze op een heel ingetogen en innemende manier uitvoert.
Toegift voor en met het publiek
Het is dan weer aan Schubert om de duisternis verder op te doen klaren met zijn energieke derde deel van het Octet in Andante molto – Allegro – Andante molto – Allegro molto. Maar hiermee eindigt het concert niet. Voor de toegift nodigen musici het publiek uit om op het podium te komen zitten en ze gaan ook zelf in de zaal tussen de luisteraars staan. De avond wordt afgesloten met een opgewekt fragment uit de finale van het Octet, waar musici letterlijk worden omringd en als het ware omarmd door het enthousiaste publiek.
Nog twee
Er zijn nog twee kansen om dit bijzondere concert bij te wonen: op 30 september in de Vondelkerk in Amsterdam, aanvang 20.30 uur en op 2 oktober om 12.00 uur (!) in de Dorpskerk Nieuwenhoorn in Hellevoetsluis.
Verder lezen, luisteren en kijken
Peter Gijsbertsen sprak in 2016 met Jordi Kooiman over zijn grote liefde voor het lied.