Zeer geslaagde Königskinder bij DNO
Sprookjes zijn het schoolvoorbeeld van verhalen met een happy ending: ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’. Meestal gaat er wel het verscheiden van een slechterik aan vooraf maar voor de hoofdpersonen loopt alles goed af, en zo hoort het natuurlijk ook. Anders is het gesteld met het verhaal dat Ernst Rosmer (pseudonym voor Elsa Bernstein) rond 1890 schreef over een koningszoon die de wijde wereld intrekt en in een ganzenhoedstertje zijn gedroomde koningin gevonden meent te hebben.
Op basis van dit verhaal en op verzoek van de vader van Elsa, schreef Engelbert Humperdinck eerst muziek bij een toneeluitvoering en na lang aandringen bij de schrijver, kreeg hij toestemming om er een echte opera van te maken. Königkinder ging in 1910 in New York aan de Metropolitan opera in première. In 1912 volgde de eerste en tot nu toe enige voorstelling in Nederland. Nu, 110 jaar later, wordt Königkinder eindelijk weer in Nederland uitgevoerd door De Nationale Opera in een regie van Christof Loy en gedirigeerd door Marc Albrecht.
Wagner invloeden
De opera draait, hoe kan het ook anders met deze titel, om twee kinderen; de ganzenhoedster, een weeskind dat is geadopteerd door een heks die haar door een ‘toverspreuk’ gebonden houdt aan haar omgeving en de tijd verdrijft met het hoeden van een troep (in deze regie houten) ganzen, en de ronddolende koningszoon die het dwingende hofleven beu is en op zoek gaat naar zijn eigen identiteit.
Er zit veel van Richard Wagners Siegfried in deze figuur, denk aan zijn ‘monologue intérieur’ tijdens de tweede akte van de gelijknamige opera, maar ook van Walther in Die Meistersinger von Nürnberg. Beiden vervullen op hun eigen wijze de rol van buitenbeentje in de handeling. Opvallend is echter dat die associatie met genoemde opera’s ook muzikaal vorm heeft gekregen. Het gaat te ver om te zeggen dat Humperdinck op zijn beroemde voorganger heeft geleund, maar door hem geïnspireerd is hij zeker. Het meest opvallende aan de muziek van dit doorgecomponeerde werk is echter de vloeiende stijl.
De opening doet denken aan het begin van een avonturenfilm met iemand als Errol Flynn en dat filmische karakter blijkt een kenmerk van het gehele werk. Humperdinck had het helemaal kunnen maken in het Hollywood van de jaren ’30.
De jonge koningszoon en het prille tienermeisje voelen zich direct sterk tot elkaar aangetrokken. Hij wil haar een gouden kroontje opzetten, zij heeft liever haar eigen bloemenkrans. Er volgt een stoeipartijtje waarbij de krans scheurt; we hoeven niet op Freud te wachten voordat de seksuele symboliek zijn intrede doet binnen de gevestigde orde. Als ze met hem mee wil gaan, houdt ‘het bos’ haar tegen. Feitelijk speelt hier dat ze door de heks die zich profileert als haar grootmoeder volledig is geïndoctrineerd. Mensen zijn slecht en verderfelijk, daar moet je verre van blijven. Maar de koningszoon ziet het als het verbreken van een belofte en loopt boos weg.
In het stadje met de symbolische naam Hellabrunn (Hella is in de Noordse mythologie de godin van de onderwereld) probeert de koningszoon zich door de bevolking herkend te laten worden als de nieuwe koning. Zij zien in hem echter slechts een charlatan. Als de inmiddels opgedoken ganzenhoedster met zijn achtergelaten kroon komt aanzetten worden ze beiden door een woedende menigte verdreven. Vervolgens gaat het bergafwaarts in Hellabrunn. De heks wordt verbrand maar dat helpt niet. De kinderen verwijten hun ouders die jongelui weggejaagd te hebben. Het waren volgens hen de echte Königskinder. We treffen die twee later in een scène die doet denken aan Siegmund en de uitgeputte Sieglinde einde tweede akte Walküre. Ze kopen een oud brood dat nog uit het huis van de heks afkomstig is. Er rust een vloek op waardoor beiden sterven.
De Bouvrie
Christoph Loy en zijn team hebben gekozen voor een minimalistisch toneelbeeld met wit als dominante kleur: Jan des Bouvrie zou het hen niet hebben kunnen verbeteren. We zien het huisje waarin de oude vrouw, die zich van de mensen in Hellabrunn heeft afgezonderd, leeft met haar geadopteerde kleindochter. Erg prettig wordt het tienermeisje niet door haar behandeld, ze gedraagt zich best wel hekserig.
Op het toneel verder een enorme boom en een paar speelgoedganzen op wieltjes die aan een touwtje voortgetrokken kunnen worden. Alle zangers zijn volledig in witte kleren gestoken. Een klein beetje kleur komt van een groepje figurerende dansers en van een violiste die zo nu en dan een extra gevoelige passage op het toneel ten gehore brengt. De regie heeft van haar een nieuw personage gemaakt: ‘Die Liebe’. Gekleed in een zwart kostuum zorgt Camille Joubert en passant voor een scherp contrast.
Mezzo´s
Publiekslieveling Doris Soffel leefde zich helemaal uit in de rol van de ‘heks’ die de wereld de rug heeft toegekeerd. Samen met haar kleindochter bakt ze een brood dat altijd vers en knapperig zal blijven. De ganzenhoedster heeft er als eerste een spreuk op losgelaten: eten van het brood moet de ultieme gelukzaligheid teweegbrengen. Maar de heks gaat daar overheen met ‘wie de helft ervan eet zal volledig dood gaan’. Het is een voorbeeld van het theatrale fenomeen ‘Chekhovs gun’ al duurt het tot aan het einde voor die ‘afgaat’ en de dood van de Königskinder veroorzaakt.
De tweede mezzo Kai Rüütel haalde alles uit haar rol als hedonistische herbergiersdochter die de koningszoon probeert te versieren. Bij gebrek aan verhullende decorstukken moest het maar gelijk even onder die grote boom gebeuren, niemand die op ons let. Die tamelijk hilarische scène kan worden opgevat als een toets van zijn morele integriteit. Hij wijst haar af, dus even is er nog hoop voor de ganzenhoedster.
Mannen
De rol van de koningszoon kwam voor rekening van Daniel Behle. Ik hoorde deze tenor eerder in Bayreuth: als pedanterige David in Die Meistersinger von Nürnberg (2017) en schwärmerische Walther von der Vogelweide in Tannhäuser (2019). Vermoedelijk is dat de reden dat ik regelmatig sterke Meistersinger associaties bij zijn zang had. Behle vertolkte zijn rol zonder meer goed maar ik miste dat beetje uitstraling waarmee hij zijn personage voor me kon innemen. Het bleef op afstand allemaal.
In dat opzicht beviel de Spielmann van bariton Josef Wagner me een stuk beter. Van de mannen heeft hij de mooiste muziek en Wagner wist zingend en acterend zoveel te brengen dat hij feitelijk de hoofdrol voor zich opeiste. Als verbindend element tussen de geïsoleerd levende heks en het volk in de stad is hij natuurlijk heel belangrijk en Wagner liet daarover geen twijfel bestaan.
Ster sopraan
Een revelatie was voor mij het optreden van Olga Kulchynska als Die Gänsemagd. Ze oogt jong genoeg om door te gaan voor een tiener en weet haar stem goed aan te passen aan wat er gebeurt en wat ze te zeggen heeft. Ik hoorde een overgang van wereldvreemd kindvrouwtje dat het geruzie met haar grootmoeder al lang zat is, de opgewonden reactie op een plotselinge verliefdheid en daarop volgende eerste seksuele ervaring. Dat de Spielmann haar ervan weet te overtuigen dat de bezwering die haar ervan weerhoudt het bos te verlaten tussen de oren zit komt vooral doordat de hormonen het heft in handen hebben genomen. In emotionele passages klonk Kulchynska bijna geëxalteerd, met krachtige heldere stem. Samen met Wagner was deze sopraan de ster van de avond.
Goede bijrollen
Het stuk kent een grote bezetting met belangrijke en minder belangrijke bijrollen. De houthakker (Sam Carl) en de bezembinder (Michael Pflumm) waren beiden prominent aanwezig, goed optreden. Eva Kroon was even in beeld als het stalmeisje van de herberg ( bestierd door waard Roger Smeets) en Henk Poort was een prachtig breekbare Ratälteste.
In de film die tijdens het voorspel tot de derde akte werd vertoond zien we hem als degene die de Spielmann en de heks moet berechten, gezeten in een decor dat bij mij een associatie met Roland Freisler opriep. Het is de meest politiek getinte episode in het stuk en teven de meest actuele.
Een eervolle vermelding gaat naar de jonge sopraan Isabel Houtmortels voor haar vertolking van de dochter van de bezembinder. Isabel studeert zang aan het conservatorium van Rotterdam en alterneert in deze rol met Anna Kemper. Heel goed idee om die rol daadwerkelijk door jonge mensen te laten zingen.
Koren en orkest
Koor en kinderkoor, ingestudeerd door respectievelijk Edward Ananian-Cooper en Anaïs de la Morandais leverden een goed prestatie.
Dat brengt me bij het Nederlands Philharmonisch Orkest onder leiding van voormalig chefdirigent Marc Albrecht. Het klonk wonderschoon als ensemble en liet op talrijke momenten horen uitblinkende solisten in de bak te hebben. Met name de bijdragen van verschillende houtblazers moet hier gememoreerd worden. Deze reeks voorstellingen biedt een uitgelezen kans dit zelden gespeelde meesterwerk van Humperdinck eens een keer te beleven. Het is geen potentiële kindervoorstelling zoals het zeer veel gespeelde Hänsel und Gretel, maar voor liefhebbers van het laat-romantische Duitse operarepertoire een absolute must.
Voorstellingen in De Nationale Opera & Ballet tm 22 oktober.
Verder lezen, luisteren en kijken
Henk Poort sprak met Franz Straatman over zijn lang uitgestelde debuut bij De Nationale Opera.
Christof Loy vertelt in een korte video over Königskinder
Marc Albrecht keert met Königskinder bij De Nationale Opera terug naar Amsterdam .